AK samenvatting H3 water par. 1 t/m 4:
3.1 Water in beweging:
Mensen zijn voor hun drinkwater aangewezen op bereikbaar zoet water.
Veel water uit de waterkringloop valt dan af omdat het zout water is of landijs
of gletsjers.
Veel regen valt in onbewoonde gebieden of op het verkeerde moment (winter).
Oppervlaktewater is zichtbaar, grondwater niet meer.
Bronnen:
Begrippen:
- Zoet water = water waarin weinig zout is opgelost. Drinkwater is zoet water.
- Zout water = water waarin veel zout is opgelost. Zeewater is zout water.
- Waterkringloop = het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken,
neerslag (korte) en via grondwater en rivieren (lange) weer terugstroomt naar
zee.
- Landijs = ijsmassa’s die op het vasteland liggen.
- Gletsjer = groot ijsmaker in de bergen, dat ontstaat door opeenhoping van
sneeuw.
- Oppervlaktewater = water wat je kunt zien zoals meren, vennen, rivieren en
zeeën.
- Grondwater = water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en in
gesteenten getrokken is.
, Leerdoelen:
Je weet hoe de korte- en de lange waterkringloop werkt en in welke vormen
water is opgeslagen:
* Bij de korte kringloop komt het verdampte zeewater weer direct als neerslag in
diezelfde zee terecht. De korte waterkringloop duurt korter dan de lange.
* Bij de lange kringloop komt regen of sneeuw op het vasteland terecht. De lange
waterkringloop duurt langer dan de korte. (In het uiterste geval kan het miljoenen
jaren duren voordat het water in een ijskap terug is in zee).
Je begrijpt waarom veel water ongeschikt of onbereikbaar is voor de mens:
* Veel water is ongeschikt voor de mens omdat maar 2,5% van al het water op
aarde zoet water is. De rest is dus zout water en niet drinkbaar voor de mens.
* Veel water is ook onbereikbaar omdat veel water diep in de grond zit of in
ijskappen en gletsjers.
Je kunt (te) droge en (te) natte gebieden op aarde op de kaart van elkaar
onderscheiden:
* Je gebruikt drinkwater ook voor onnodige dingen, zoals het toilet doorspoelen.
Terwijl dit ook gewoon met regenwater kan. In sommige gebieden hebben ze het
drinkwater niet zomaar bij de hand, dat komt omdat het gewoon te droog is.
* In sommige gebieden valt er juist heel veel regen, maar vaak valt de regen op
het moment dat de natuur er niks mee kan (als ze in winterslaap is). Denk bijv.
aan de dunbevolkte regenwouden.
3.2 Water in balans:
De nuttige neerslag is de neerslag die overblijft na verdamping.
Door ontbossing en verstening neemt de infiltratie van water in de bodem af.
In de waterbalans kun je zien dat een gebied aan water kan komen door neerslag,
aanvoer van water uit andere gebieden en fossiel water uit andere tijdvakken
(aquifers).
Als je alleen je vernieuwbare voorraad water gebruikt, is er sprake van duurzaam
waterbeheer.
Helaas zorgt de groeiende wereldbevolking in combinatie met een stijgende
welvaart ervoor dat steeds meer niet-vernieuwbaar water ingezet wordt.
Bronnen:
De waterbalans van Nederland
3.1 Water in beweging:
Mensen zijn voor hun drinkwater aangewezen op bereikbaar zoet water.
Veel water uit de waterkringloop valt dan af omdat het zout water is of landijs
of gletsjers.
Veel regen valt in onbewoonde gebieden of op het verkeerde moment (winter).
Oppervlaktewater is zichtbaar, grondwater niet meer.
Bronnen:
Begrippen:
- Zoet water = water waarin weinig zout is opgelost. Drinkwater is zoet water.
- Zout water = water waarin veel zout is opgelost. Zeewater is zout water.
- Waterkringloop = het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken,
neerslag (korte) en via grondwater en rivieren (lange) weer terugstroomt naar
zee.
- Landijs = ijsmassa’s die op het vasteland liggen.
- Gletsjer = groot ijsmaker in de bergen, dat ontstaat door opeenhoping van
sneeuw.
- Oppervlaktewater = water wat je kunt zien zoals meren, vennen, rivieren en
zeeën.
- Grondwater = water dat niet meer zichtbaar is omdat het in de bodem en in
gesteenten getrokken is.
, Leerdoelen:
Je weet hoe de korte- en de lange waterkringloop werkt en in welke vormen
water is opgeslagen:
* Bij de korte kringloop komt het verdampte zeewater weer direct als neerslag in
diezelfde zee terecht. De korte waterkringloop duurt korter dan de lange.
* Bij de lange kringloop komt regen of sneeuw op het vasteland terecht. De lange
waterkringloop duurt langer dan de korte. (In het uiterste geval kan het miljoenen
jaren duren voordat het water in een ijskap terug is in zee).
Je begrijpt waarom veel water ongeschikt of onbereikbaar is voor de mens:
* Veel water is ongeschikt voor de mens omdat maar 2,5% van al het water op
aarde zoet water is. De rest is dus zout water en niet drinkbaar voor de mens.
* Veel water is ook onbereikbaar omdat veel water diep in de grond zit of in
ijskappen en gletsjers.
Je kunt (te) droge en (te) natte gebieden op aarde op de kaart van elkaar
onderscheiden:
* Je gebruikt drinkwater ook voor onnodige dingen, zoals het toilet doorspoelen.
Terwijl dit ook gewoon met regenwater kan. In sommige gebieden hebben ze het
drinkwater niet zomaar bij de hand, dat komt omdat het gewoon te droog is.
* In sommige gebieden valt er juist heel veel regen, maar vaak valt de regen op
het moment dat de natuur er niks mee kan (als ze in winterslaap is). Denk bijv.
aan de dunbevolkte regenwouden.
3.2 Water in balans:
De nuttige neerslag is de neerslag die overblijft na verdamping.
Door ontbossing en verstening neemt de infiltratie van water in de bodem af.
In de waterbalans kun je zien dat een gebied aan water kan komen door neerslag,
aanvoer van water uit andere gebieden en fossiel water uit andere tijdvakken
(aquifers).
Als je alleen je vernieuwbare voorraad water gebruikt, is er sprake van duurzaam
waterbeheer.
Helaas zorgt de groeiende wereldbevolking in combinatie met een stijgende
welvaart ervoor dat steeds meer niet-vernieuwbaar water ingezet wordt.
Bronnen:
De waterbalans van Nederland
