Samenvatting Klassenmanagement

V3GEN11 Klassenmanagement



Samenvatting
Klassenmanagement
Hoofdstuk 2 ~ pedagogische klimaat en pedagogisch handelen
2.1 Pedagogisch klimaat
Een goed pedagogisch klimaat is de belangrijkste voorwaarde om tot leren
te kunnen komen.

Factoren die direct van invloed zijn op het pedagogische klimaat:
1. Begeleiding werken en feedback
2. Organisatie in klas
3. Omgang conflicten
4. Begroeten (leerkracht bij de deur)
5. Stemgebruik en lichaamstaal leraar

Coöperatief leren is voortgekomen uit de ideeën van John Dewey en Lev
Vygotsky.

Goed pedagogisch klimaat neerzetten door:
- Als leerkracht te investeren in relatie: kind- leerkracht
- Als leerkracht te investeren in relatie: kind-leerlingen
- Eigen rol van leerkracht  rolmodel

Socratische methode  is gebaseerd op het gedachtegoed van de
filosoof Socrates. Het is een gespreksmethode waarbij je een stelling
poneert en door middel van kritische vragen erachter probeert te komen
of deze juist is.

Actieve, zelfredzame sfeer  door kinderen eigen verantwoordelijkheid
te geven voor hun leerproces en ook voor het dagelijkse reilen en zeilen in
de klas  samenwerking en saamhorigheid vormen hierbij belangrijke
pijlers.

2.2 Basisbehoeften van het kind
Basisbehoeften die elk mens (en dus ook kind) heeft:
1. Relatie
 Veiligheid
 Behoefte ergens bij te horen
 Eigen plekje in een groep hebben
 Geaccepteerd voelen
 Relatiebehoefte bevorderen door:
- Positieve band op te bouwen
- Aandacht aan positieve sfeer
- Aandacht voor samenwerken
- Normen en waarden
- Afspraken nakomen
- Weten dat je beschikbaar bent
Pagina 1 van 13

, V3GEN11 Klassenmanagement

- Luisteren naar kind
- Belangstelling
2. Competentie
 Bekwaam voelen
 Gevoel dat je iets kan
 Vertrouwen in eigen kunnen
 Zelfvertrouwen is noodzakelijk om te functioneren
 Gevoel versterken door:
- Gevarieerd aanbod
- Goed toon
- Sta fouten toe
- Positieve feedback
- Realistische verwachtingen
- Verschillende leerstijlen
 Verbaal/linguïstische intelligentie (woordknap)
 Logisch/mathematische intelligentie (rekenknap)
 Visueel/ruimtelijke intelligentie (beeldknap)
 Muzikaal/ritmische intelligentie (muziekknap)
 Lichamelijke/kinesthetische intelligentie
(beweegknap)
 Interpersoonlijke intelligentie (mensknap)
 Intrapersoonlijke intelligentie (zelfknap)
 Natuurgerichte intelligentie (natuurknap)
3. Autonomie
 Behoefte van de mens
 Kinderen willen zelf beslissingen nemen
 Eigen leergedrag sturen
 Geloof in jezelf (ik kan het zelf)
 Gevoel autonomie bevorderen:
- Help kind zelf te doen
- Laat kinderen meebeslissen
- Honoreer initiatieven van kinderen
- Waardeer ideeën van kinderen
- Daag kinderen uit eigen oplossingen te bedenken

Hieraan voldaan?  Kinderen zijn bereid om actief vorm te geven aan hun
eigen leerproces.

2.3 Pedagogisch vakmanschap
Pedagogische vakmanschap van een adaptieve, sensitieve leraar:
1. Fysieke en mentale houding
 Je houding vertelt de kinderen veel over hoe je je voelt
 Emotioneel stabiel zijn
2. Rolmodel
3. Integratie van duale rollen
 Verschillende rollen aannemen


Pagina 2 van 13

, V3GEN11 Klassenmanagement


 Medewerking staat voor: belangstelling tonen, ruimte geven
voor reacties en meningen, empathie tonen, eigen inbreng
serieus nemen.
4. Sensitiviteit
 Moeite doet om uit je eigen rol te stappen en dingen vanuit
het perspectief van het kind kunt bekijken. Bij bepaalde zaken
is dit belangrijk:
- Concentratieproblemen
- Werkhoudingsproblemen
- Conflicten tussen kinderen
- Stil en teruggetrokken gedrag
 Veel overeenkomsten met het emphatisch vermogen (een
onderdeel van emotionele intelligentie EI)
 Vijf belangrijkste EI-eigenschappen zijn:
- Zelfkennis
- Optimisme
- Kunnen afzien
- Empathie
- Sociale vaardigheden
5. Zelfkennis door middel van zelfreflectie
 Kernreflectiemodel Korthagen
- Stap 1: handelen/ervaring opdoen
- Stap 2: afstand nemen en terugkijken op deze situatie
- Stap 3: expliciet formuleren van de kern; de essentiële
aspecten van de betekenisvolle situatie
- Stap 4: onderzoeken welke alternatieven er zijn voor je
eigen handelen; kiezen welk alternatief je gaat
uitproberen om jouw professionele handelen te
verbeteren.
- Stap 5: alternatief uitproberen (handelen/ervaring
opdoen)
 Model dat wordt gebruikt voor zelfreflectie: Johari-venster
Bekend aan jezelf Onbekend aan jezelf
Bekend aan anderen Open ruimte Blinde vlek
Onbekend aan Verborgen gebied Onbekend gebied
anderen
Open ruimte: datgene wat aan jezelf en de ander bekend is
Blinde vlek: wel bekend aan anderen maar niet aan jezelf (vb.
gebruik van stopwoord)
6. Responsiviteit
 Ik-boodschappen
7. Uitdaging bieden

2.4 Positieve werksfeer
Betekenisvol leren  betekenis voor kinderen, ontdekkend leren, zelf
ontdekkend, overdragend leren.




Pagina 3 van 13