Frans Examenidioom
Hoofdstuk 1: Relations
Frans – Nederlands
Entretenir Onderhouden
Appartenir à Behoren tot
La ressemblance De gelijkenis
Le bonheur Het geluk
Adopter Aannemen / Adopteren
La naissance De geboorte
Baptiser Dopen
Gâter Verwennen
Le compagnon De makker / De kameraad
L'amitié De vriendschap
Mal élevé Slecht opgevoed
Un époux Een echtgenoot
Une épouse Een echtgenote
Détester Een hekel hebben aan
Confier Toevertrouwen
Plaire à Bevallen / In de smaak vallen
Aîné Oudste
Cadet Jongste
Le dernier-né De laatstgeborene
Une nièce Een nichtje
Un neveu Een neef
Une enfance De kinderjaren
Un adulte Een volwassene
Consacrer à Wijden aan / Besteden aan
Fréquenter Omgaan met
1
,Le comportement Het gedrag
Responsable de Verantwoordelijk voor
Abandonner In de steek laten
La rupture De breuk / Het verbreken
Divorcer Scheiden
La pauvreté De armoede
Insupportable Onuitstaanbaar
porter plainte Een klacht indienen
Mourir Sterven
Conseiller Aanraden / Advies geven
Un entretien Een gesprek
La tension De spanning
Ridiculiser Belachelijk maken
Le soutien De steun
Unique Enig
Compréhensif Begripvol / Begrijpend
Faire appel à Een beroep doen op
Nederlands – Frans
De persoonlijke gegevens Les coordonnées
De voornaam Le prénom
De achternaam Le non de famille
De geboorteplaats Le lieu de naissance
De woonplaats / verblijfplaats Le domicile
Hoe oud Quel âge
Een vrijgezel Un célibataire
Leuk vinden Plaire
Verliefd op Amoureux / Amoureuse de
Een vriend Un copain
2
, Een vriendin Un copine
De verloofde Le fiancé / La fiancée
Getrouwd Marié
Het gezin La famille
Geen zorgen Pas de soucis
Hoofdstuk 2: L’éducation Nationale
Frans – Nederlands
L’Education nationale Het onderwijs
Le bac Het eindexamen
Une épreuve Een (examen)opgave/een toets
La solution De oplossing
Un enseignant Een docent
Le proviseur Een rector
Le bulletin Het rapport
Redoubler Blijven zitten, overdoen
Réussir Slagen
Fier de Trots op
Poursuivre Voortzetten / Vervolgen
Obtenir Halen / Behalen
Un ordinateur Een computer
Les devoirs Het huiswerk
être en train de Bezig zijn te / Bezig zijn met
Se tromper Zich vergissen
Commettre Begaan
Un emploi du temps Een rooster
Le manuel Het schoolboek
Améliorer Verbeteren
3
Hoofdstuk 1: Relations
Frans – Nederlands
Entretenir Onderhouden
Appartenir à Behoren tot
La ressemblance De gelijkenis
Le bonheur Het geluk
Adopter Aannemen / Adopteren
La naissance De geboorte
Baptiser Dopen
Gâter Verwennen
Le compagnon De makker / De kameraad
L'amitié De vriendschap
Mal élevé Slecht opgevoed
Un époux Een echtgenoot
Une épouse Een echtgenote
Détester Een hekel hebben aan
Confier Toevertrouwen
Plaire à Bevallen / In de smaak vallen
Aîné Oudste
Cadet Jongste
Le dernier-né De laatstgeborene
Une nièce Een nichtje
Un neveu Een neef
Une enfance De kinderjaren
Un adulte Een volwassene
Consacrer à Wijden aan / Besteden aan
Fréquenter Omgaan met
1
,Le comportement Het gedrag
Responsable de Verantwoordelijk voor
Abandonner In de steek laten
La rupture De breuk / Het verbreken
Divorcer Scheiden
La pauvreté De armoede
Insupportable Onuitstaanbaar
porter plainte Een klacht indienen
Mourir Sterven
Conseiller Aanraden / Advies geven
Un entretien Een gesprek
La tension De spanning
Ridiculiser Belachelijk maken
Le soutien De steun
Unique Enig
Compréhensif Begripvol / Begrijpend
Faire appel à Een beroep doen op
Nederlands – Frans
De persoonlijke gegevens Les coordonnées
De voornaam Le prénom
De achternaam Le non de famille
De geboorteplaats Le lieu de naissance
De woonplaats / verblijfplaats Le domicile
Hoe oud Quel âge
Een vrijgezel Un célibataire
Leuk vinden Plaire
Verliefd op Amoureux / Amoureuse de
Een vriend Un copain
2
, Een vriendin Un copine
De verloofde Le fiancé / La fiancée
Getrouwd Marié
Het gezin La famille
Geen zorgen Pas de soucis
Hoofdstuk 2: L’éducation Nationale
Frans – Nederlands
L’Education nationale Het onderwijs
Le bac Het eindexamen
Une épreuve Een (examen)opgave/een toets
La solution De oplossing
Un enseignant Een docent
Le proviseur Een rector
Le bulletin Het rapport
Redoubler Blijven zitten, overdoen
Réussir Slagen
Fier de Trots op
Poursuivre Voortzetten / Vervolgen
Obtenir Halen / Behalen
Un ordinateur Een computer
Les devoirs Het huiswerk
être en train de Bezig zijn te / Bezig zijn met
Se tromper Zich vergissen
Commettre Begaan
Un emploi du temps Een rooster
Le manuel Het schoolboek
Améliorer Verbeteren
3