Gezondheidseconomie Samenvatting
Asymmetrie - verzekeraars weten meer over kosten etc. dan verzekerden
Onzekerheid - het is niet duidelijk wanneer je ziek wordt, hoe duur dat is etc.
Uitschakeling prijsmechanisme - door vast maandbedrag, overheid koopt de rest af
Aanbodgeïnduceerde vraag - aanbieders kunnen vraag naar hun diensten beïnvloeden om
hun eigen doelstellingen (inkomen, vrije tijd, status) te verwezenlijken.
Moral hazard - Prijs speelt voor patiënten vaak geen rol (door vergoedingen van de
overheid), zorgaanbieders kunnen hierop inspelen door onnodig/veel dure zorg voor te
schrijven.
Opportuniteitskosten - De kosten van het beste alternatief.
Zorgquote - collectieve zorguitgaven / bbp, het aandeel van de zorguitgaven in het bbp
Vraagkant
- Stijgende inkomens
- Vergrijzing
- Medicalisering (meer klachten leiden tot doktersbezoek)
- Stijgende verwachtingen
- Geringe rol aan eigen betaling
Aanbodkant
- Technologische vernieuwing
- Informatievoorsprong van zorgaanbieders, patiënten betalen toch wel
- Achterblijvende groei van de arbeidsproductiviteit, hoeveelheid verleende zorg neemt
meer toe dan het productievolume (wet van Baumol)
- Sterke marktpositie aanbieders
Volkomen concurrentie - indien, veel vraag en aanbod, homogene goederen, volledige
informatie en weinig toetredingsbarrières.
Tot stand komen van vraag
- Voorkeuren
- Inkomens
- De prijs van het goed en andere relevante goederen
De vraagcurve geeft twee snijpunten weer. Een te hoge prijs leidt tot een
gevraagde hoeveelheid van nul, snijpunt een. Een verzadigingspunt is
wanneer er niet meer vraag ontstaat ook al is de prijs nul, te veel kan
schade opdoen.
Prestige good →Kunst bij een lage prijs willen mensen het niet
hebben, maar hoe duurder hoe liever ze het willen hebben, dat geeft een
bepaalde prestige, als je een mondriaan in huis hebt, dan heb je
aanzien.
Griffin good → hoge prijzen is de vraagcurve dalend en
voor lage prijzen is de vraagcurve stijgend, dit is te zien
bij goederen die heel erg nodig zijn. Stel je bent arm en je
moet brood en aardappelen en het brood wordt duurder,
dan ga je meer aardappelen kopen, dan stijgt daardoor
, de vraagcurve.
Totale prijs gezondheidszorgkosten - Pt = c (zelf betalen consument) x P (prijs die de
zorgaanbieder ontvangt) + t (tijd) x W (opportuniteitskosten, werkuren die je mist)
(Eigen) prijselasticiteit - De mate waarin de gevraagde hoeveelheid reageert op een
prijsverandering
eDP = (qnieuw - qoud) / qoud / (pnieuw - poud) / poud
Of eDP = (q’ x poud) / poud
Prijselastisch - < -1, als de prijs stijgt met 1 procent, daalt de gevraagde hoeveelheid met
meer dan 1 procent
Prijsinelastisch - < -1 < 0, als de prijs stijgt met 1 procent daalt de gevraagde hoeveelheid
met minder dan 1 procent
Veblen en Giffen goed - > 0, als de prijs stijgt, stijgt ook de gevraagde hoeveelheid
Volledig elastisch - een horizontale lijn
Aanbodtheorie
- Marktprijs
- Productietechnologie
- Kosten van inputfactoren
Aanbodcurve - qAS = F(pA)
Waarbij alle andere factoren constant worden gehouden
Evenwicht in perfecte competitie - Waar vraag en aanbod elkaar snijden. Qa = Qv
Bij een aanbodoverschot:
Bij een vraagoverschot zit het punt in dit geval onder de 25
euro prijs.
Asymmetrie - verzekeraars weten meer over kosten etc. dan verzekerden
Onzekerheid - het is niet duidelijk wanneer je ziek wordt, hoe duur dat is etc.
Uitschakeling prijsmechanisme - door vast maandbedrag, overheid koopt de rest af
Aanbodgeïnduceerde vraag - aanbieders kunnen vraag naar hun diensten beïnvloeden om
hun eigen doelstellingen (inkomen, vrije tijd, status) te verwezenlijken.
Moral hazard - Prijs speelt voor patiënten vaak geen rol (door vergoedingen van de
overheid), zorgaanbieders kunnen hierop inspelen door onnodig/veel dure zorg voor te
schrijven.
Opportuniteitskosten - De kosten van het beste alternatief.
Zorgquote - collectieve zorguitgaven / bbp, het aandeel van de zorguitgaven in het bbp
Vraagkant
- Stijgende inkomens
- Vergrijzing
- Medicalisering (meer klachten leiden tot doktersbezoek)
- Stijgende verwachtingen
- Geringe rol aan eigen betaling
Aanbodkant
- Technologische vernieuwing
- Informatievoorsprong van zorgaanbieders, patiënten betalen toch wel
- Achterblijvende groei van de arbeidsproductiviteit, hoeveelheid verleende zorg neemt
meer toe dan het productievolume (wet van Baumol)
- Sterke marktpositie aanbieders
Volkomen concurrentie - indien, veel vraag en aanbod, homogene goederen, volledige
informatie en weinig toetredingsbarrières.
Tot stand komen van vraag
- Voorkeuren
- Inkomens
- De prijs van het goed en andere relevante goederen
De vraagcurve geeft twee snijpunten weer. Een te hoge prijs leidt tot een
gevraagde hoeveelheid van nul, snijpunt een. Een verzadigingspunt is
wanneer er niet meer vraag ontstaat ook al is de prijs nul, te veel kan
schade opdoen.
Prestige good →Kunst bij een lage prijs willen mensen het niet
hebben, maar hoe duurder hoe liever ze het willen hebben, dat geeft een
bepaalde prestige, als je een mondriaan in huis hebt, dan heb je
aanzien.
Griffin good → hoge prijzen is de vraagcurve dalend en
voor lage prijzen is de vraagcurve stijgend, dit is te zien
bij goederen die heel erg nodig zijn. Stel je bent arm en je
moet brood en aardappelen en het brood wordt duurder,
dan ga je meer aardappelen kopen, dan stijgt daardoor
, de vraagcurve.
Totale prijs gezondheidszorgkosten - Pt = c (zelf betalen consument) x P (prijs die de
zorgaanbieder ontvangt) + t (tijd) x W (opportuniteitskosten, werkuren die je mist)
(Eigen) prijselasticiteit - De mate waarin de gevraagde hoeveelheid reageert op een
prijsverandering
eDP = (qnieuw - qoud) / qoud / (pnieuw - poud) / poud
Of eDP = (q’ x poud) / poud
Prijselastisch - < -1, als de prijs stijgt met 1 procent, daalt de gevraagde hoeveelheid met
meer dan 1 procent
Prijsinelastisch - < -1 < 0, als de prijs stijgt met 1 procent daalt de gevraagde hoeveelheid
met minder dan 1 procent
Veblen en Giffen goed - > 0, als de prijs stijgt, stijgt ook de gevraagde hoeveelheid
Volledig elastisch - een horizontale lijn
Aanbodtheorie
- Marktprijs
- Productietechnologie
- Kosten van inputfactoren
Aanbodcurve - qAS = F(pA)
Waarbij alle andere factoren constant worden gehouden
Evenwicht in perfecte competitie - Waar vraag en aanbod elkaar snijden. Qa = Qv
Bij een aanbodoverschot:
Bij een vraagoverschot zit het punt in dit geval onder de 25
euro prijs.
