Samenvatting Neuro - Spraakapraxie
1. Apraxie: algemeen
a. Definitie
Verworven stoornis ten gevolge van een hersenletsel in het willekeurig uitvoeren van
bewegingen die niet het gevolg is van sensorische, motorische, cognitieve, taal- of
motivationele problemen
b. Neurogene basis
● Hersenletsel
● Meestal LH
● Geen lokaliserende waarde (corticaal/ subcorticaal, anterieur/ posterieur)
Model van Heilman en Rothi (1993):
Praxicons liggen in de pariëtaalkwab, het zijn bewegingsplannen (hoe een beweging wordt
uitgevoerd). Dit is individueel verschillend. In pariëtaalkwab van linker hemisfeer =>
bewegingsplannen van zowel li als re lichaamshelft.
Lesie anterieur (frontaal) in de LH
=> praxicons (bewegingsplan) niet aangetast
=> kan de beweging niet meer uitvoeren, kan wel zeggen hoe het moet + de correcte
beweging herkennen
Lesie posterieur (pariëtaal) in de LH
=> praxicons aangetast
=> patiënt kan de beweging niet meer uitvoeren, noch zeggen hoe het moet of de correcte
beweging herkennen
,→ Huidige visie: model is zinvol, maar onvolledig!
c. Kenmerken van apraxie (algemeen)
« fouten » bij het uitvoeren van gewilde bewegingen:
● Inhoudelijk = vb als je zegt dit is een sleutel maak daar eens de juiste beweging mee.
Het maken vd verkeerde beweging bij een voorwerp bv.
● Spatieel = beweging wordt verkeerd id ruimte uitgevoerd → maak eens de juiste
beweging met een kam? persoon kamt arm ipv hoofd
● Sequentieel = probleem met de volgorde waarin bewegingen moeten worden
uitgevoerd.
● Temporeel = beweging wordt vertraagd uitgevoerd
● Initiatieproblemen = probleem met het beginnen van de uitvoering → mensen
twijfelen om de beweging uit te voeren, maar doen het uiteindelijk wel juist
● BPO = body part as object = je tanden poetsen met je vinger in plaats van met een
tandenborstel.
d. Vormen van apraxie
Verschillende soorten bewegingen:
● transitieve / intransitieve bewegingen
○ bewegingen met of zonder voorwerp
● enkelvoudige / seriële bewegingen
○ slechts 1 beweging moet uitgevoerd worden / verschillende bewegingen die
elkaar moeten opvolgen
● buccofaciale bewegingen / bewegingen met ledematen
○ bewegingen met articulatoren/ bewegingen met de ledematen
Ideomotorische apraxie
● Enkelvoudige bewegingen van de ledematen
● Transitief met VW > zonder VW
● Patiënt kan de correcte beweging meestal wel verwoorden of herkennen →
praxicons zijn intact!
Ideotorische of ideationele apraxie
● Seriële bewegingen van de ledematen
● Handelingen op zich zijn vrij goed, probleem met sequenciëren
Constructieve apraxie
● Hoe bouw ik iets op?
Orale of buccofaciale apraxie
● Bewegingen van lippen, tong, larynx, ... tijdens niet-spraak
Spraakapraxie
● bewegingen van lippen, tong, larynx, ... tijdens spraak
, ! Apraxie heeft een intentioneel karakter!
Logopedische interesse:
● Vnl. spraakapraxie
● Máár, andere vormen kunnen interfereren met onderzoek en behandeling
neurogene stoornissen
Voorbeeld:
● Hoe kan een orale apraxie interfereren met sliktherapie bij een dysfagiepatiënt?
● Hoe kan een schrijfapraxie tot verkeerde conclusies leiden bij het onderzoeken van
een afasiepatiënt met de AAT?
e. Onderzoek van apraxie
NIET KENNEN!
1. Apraxie: algemeen
a. Definitie
Verworven stoornis ten gevolge van een hersenletsel in het willekeurig uitvoeren van
bewegingen die niet het gevolg is van sensorische, motorische, cognitieve, taal- of
motivationele problemen
b. Neurogene basis
● Hersenletsel
● Meestal LH
● Geen lokaliserende waarde (corticaal/ subcorticaal, anterieur/ posterieur)
Model van Heilman en Rothi (1993):
Praxicons liggen in de pariëtaalkwab, het zijn bewegingsplannen (hoe een beweging wordt
uitgevoerd). Dit is individueel verschillend. In pariëtaalkwab van linker hemisfeer =>
bewegingsplannen van zowel li als re lichaamshelft.
Lesie anterieur (frontaal) in de LH
=> praxicons (bewegingsplan) niet aangetast
=> kan de beweging niet meer uitvoeren, kan wel zeggen hoe het moet + de correcte
beweging herkennen
Lesie posterieur (pariëtaal) in de LH
=> praxicons aangetast
=> patiënt kan de beweging niet meer uitvoeren, noch zeggen hoe het moet of de correcte
beweging herkennen
,→ Huidige visie: model is zinvol, maar onvolledig!
c. Kenmerken van apraxie (algemeen)
« fouten » bij het uitvoeren van gewilde bewegingen:
● Inhoudelijk = vb als je zegt dit is een sleutel maak daar eens de juiste beweging mee.
Het maken vd verkeerde beweging bij een voorwerp bv.
● Spatieel = beweging wordt verkeerd id ruimte uitgevoerd → maak eens de juiste
beweging met een kam? persoon kamt arm ipv hoofd
● Sequentieel = probleem met de volgorde waarin bewegingen moeten worden
uitgevoerd.
● Temporeel = beweging wordt vertraagd uitgevoerd
● Initiatieproblemen = probleem met het beginnen van de uitvoering → mensen
twijfelen om de beweging uit te voeren, maar doen het uiteindelijk wel juist
● BPO = body part as object = je tanden poetsen met je vinger in plaats van met een
tandenborstel.
d. Vormen van apraxie
Verschillende soorten bewegingen:
● transitieve / intransitieve bewegingen
○ bewegingen met of zonder voorwerp
● enkelvoudige / seriële bewegingen
○ slechts 1 beweging moet uitgevoerd worden / verschillende bewegingen die
elkaar moeten opvolgen
● buccofaciale bewegingen / bewegingen met ledematen
○ bewegingen met articulatoren/ bewegingen met de ledematen
Ideomotorische apraxie
● Enkelvoudige bewegingen van de ledematen
● Transitief met VW > zonder VW
● Patiënt kan de correcte beweging meestal wel verwoorden of herkennen →
praxicons zijn intact!
Ideotorische of ideationele apraxie
● Seriële bewegingen van de ledematen
● Handelingen op zich zijn vrij goed, probleem met sequenciëren
Constructieve apraxie
● Hoe bouw ik iets op?
Orale of buccofaciale apraxie
● Bewegingen van lippen, tong, larynx, ... tijdens niet-spraak
Spraakapraxie
● bewegingen van lippen, tong, larynx, ... tijdens spraak
, ! Apraxie heeft een intentioneel karakter!
Logopedische interesse:
● Vnl. spraakapraxie
● Máár, andere vormen kunnen interfereren met onderzoek en behandeling
neurogene stoornissen
Voorbeeld:
● Hoe kan een orale apraxie interfereren met sliktherapie bij een dysfagiepatiënt?
● Hoe kan een schrijfapraxie tot verkeerde conclusies leiden bij het onderzoeken van
een afasiepatiënt met de AAT?
e. Onderzoek van apraxie
NIET KENNEN!