Ontwikkelingsdynamische benadering
Examen: mondeling/open boek, 3 vragen: 1 theorie, 2 casussen: harmonieus/dysharmonieus + omgang
1.Inleiding
Enige instrument dat orthopedagoog kan gebruiken → jezelf als persoon = relatie staat centraal
Afstemmen = sensitief – responsief voor noden van cliënt
- Sensitief: observeren – interpreteren – begrijpen – hypotheses opstellen
- Responsief: begeleidingsstijl afstemmen op noden van cliënt
Kijken naar gedrag
- Multidimensioneel = kijken naar verschillende dimensies. (vb. cognitief, sociaal-emotioneel)
- Biopsychosociaal = model om gedrag te begrijpen.
o Onevenwichten, stoornissen, ziekten of gedrag algemeen verklaren door samenspel
meerdere factoren
o Dösen: gedrag ook begrijpen via ontwikkeling
Typisch ontwikkelingsverloop = fasen/sprongen/stappen als houvast om gedrag te begrijpen.
Gerrit Vignero
- Atypische ontwikkelingsverloop = je zit niet vast in één fase.
- Kwetsbare draad = stress/conflict terugvallen naar lagere fase
2.Boek: de hechte draad tussen ouder en kind
- Emotionele en sociale ontwikkeling = basiskader
- Zoektocht naar hulpverlening: relatie en verbinding
o Manier van samenleving
o Afstemming vinden die ‘goed genoeg’ is
- Via draad: verbinding aangaan tussen cliënt – begeleider
1.Bronnen
- Basis: ontwikkelingspsychologie
- Dösen: vertaling naar mensen met verstandelijke beperking
- Heijkoop: verbinding
- Ontwikkelingspedagogie: de draad (gewone/buitengewone opvoeding)
2.De draad
De draad = achtergrondverhaal om te kijken naar:
1. Ontwikkeling = de fasen
2. Opvoeding = de dynamiek
3. Diagnostiek = interpretatie
4. Hulpverlening = handvatten
1
, Deel 1: de draad ontwikkelt
- Van navelstreng → onzichtbare draad: ouder – kind verbonden
o Kind → volwassenen → draad is hechting/verbinding
FASE 1: 0-7m (Draad trekken/voorbereiden)
- Basale draad = de zoektocht naar verbinding.
- Ouders trekken de draad: (4 stappen om hechting voor te bereiden/draad te pakken krijgt)
1. (0-3m) Het spoor = voorspelbaarheid in tijd, ruimte en activiteit. (vb. dagprogramma)
▪ Kind wordt geboren in chaos → prikkels die binnenkomen
▪ Baby communiceert door emoties (vb. wenen)
▪ Ouders moeten ordening geven in chaos (vb. eten geven)
2. (2-5m) Poort = betekenis in emoties en contact krijgen tussen kind en ouder.
▪ Genot/woede = basisemoties
▪ Ouders kunnen spanning verlagen door poort te openen
▪ Later leven: poort sluiten als er grote stress of spanning is
3. (5-7m) Actie-reactie = contactspelletjes tussen kind en ouder.
▪ Kind voorspelt gedrag ouder (vb. kiekeboespel)
▪ Meer nood interactie ouder, dan speeltje
▪ Ontstaan objectpermanentie
▪ Deugnieterij = baby leert om ouder tot zich te laten komen. (vb. tut gooien)
4. (6-8m) Samen doen = kind en ouder gericht op een voorwerp.
▪ Belangrijk wie er met mij speelt en minder met wat we spelen
▪ Joint attention = gedeelde interesse voor een object.
FASE 2: 7-9m: (Hechte draad)
- Kind ontdekt hechtingsfiguur (vb. mama of papa)
o Kind cirkelt rond hechtingsfiguur (blauw = kind, rood = opvoeder/volwassenen)
- Wisselwerking tussen kind (vb. ik wil eten) en ouder (vb. eten geven)
- Vreemdenangst ontstaat → eenkennigheid = kind hecht zich aan één ouder.
- Hechtingsstijlen = hoe ouder met u omgaat.
o Bijtankend gehechte kinderen (vb. beenplakkers)
o Explorerend gehechte kinderen (vb. plan trekkers)
o Snel hechtende kinderen (vb. verlegen)
o Afwachtend hechtende kinderen (vb. allemansvrienden)
- Hechtingstrauma = dat er geen goede band is tussen kind-ouder.
- Afwisselen tussen opvoedingsprocessen:
o Bijtanken = kind soigneren, verwennen,… zonder dat kind vraagt. (vb. op schoot nemen)
o Cirkelen = rond de ouder/in de buurt van de ouder blijven.
▪ Cirkel kleiner: nabijheid zoeken
▪ Cirkel groter: exploreren
2
Examen: mondeling/open boek, 3 vragen: 1 theorie, 2 casussen: harmonieus/dysharmonieus + omgang
1.Inleiding
Enige instrument dat orthopedagoog kan gebruiken → jezelf als persoon = relatie staat centraal
Afstemmen = sensitief – responsief voor noden van cliënt
- Sensitief: observeren – interpreteren – begrijpen – hypotheses opstellen
- Responsief: begeleidingsstijl afstemmen op noden van cliënt
Kijken naar gedrag
- Multidimensioneel = kijken naar verschillende dimensies. (vb. cognitief, sociaal-emotioneel)
- Biopsychosociaal = model om gedrag te begrijpen.
o Onevenwichten, stoornissen, ziekten of gedrag algemeen verklaren door samenspel
meerdere factoren
o Dösen: gedrag ook begrijpen via ontwikkeling
Typisch ontwikkelingsverloop = fasen/sprongen/stappen als houvast om gedrag te begrijpen.
Gerrit Vignero
- Atypische ontwikkelingsverloop = je zit niet vast in één fase.
- Kwetsbare draad = stress/conflict terugvallen naar lagere fase
2.Boek: de hechte draad tussen ouder en kind
- Emotionele en sociale ontwikkeling = basiskader
- Zoektocht naar hulpverlening: relatie en verbinding
o Manier van samenleving
o Afstemming vinden die ‘goed genoeg’ is
- Via draad: verbinding aangaan tussen cliënt – begeleider
1.Bronnen
- Basis: ontwikkelingspsychologie
- Dösen: vertaling naar mensen met verstandelijke beperking
- Heijkoop: verbinding
- Ontwikkelingspedagogie: de draad (gewone/buitengewone opvoeding)
2.De draad
De draad = achtergrondverhaal om te kijken naar:
1. Ontwikkeling = de fasen
2. Opvoeding = de dynamiek
3. Diagnostiek = interpretatie
4. Hulpverlening = handvatten
1
, Deel 1: de draad ontwikkelt
- Van navelstreng → onzichtbare draad: ouder – kind verbonden
o Kind → volwassenen → draad is hechting/verbinding
FASE 1: 0-7m (Draad trekken/voorbereiden)
- Basale draad = de zoektocht naar verbinding.
- Ouders trekken de draad: (4 stappen om hechting voor te bereiden/draad te pakken krijgt)
1. (0-3m) Het spoor = voorspelbaarheid in tijd, ruimte en activiteit. (vb. dagprogramma)
▪ Kind wordt geboren in chaos → prikkels die binnenkomen
▪ Baby communiceert door emoties (vb. wenen)
▪ Ouders moeten ordening geven in chaos (vb. eten geven)
2. (2-5m) Poort = betekenis in emoties en contact krijgen tussen kind en ouder.
▪ Genot/woede = basisemoties
▪ Ouders kunnen spanning verlagen door poort te openen
▪ Later leven: poort sluiten als er grote stress of spanning is
3. (5-7m) Actie-reactie = contactspelletjes tussen kind en ouder.
▪ Kind voorspelt gedrag ouder (vb. kiekeboespel)
▪ Meer nood interactie ouder, dan speeltje
▪ Ontstaan objectpermanentie
▪ Deugnieterij = baby leert om ouder tot zich te laten komen. (vb. tut gooien)
4. (6-8m) Samen doen = kind en ouder gericht op een voorwerp.
▪ Belangrijk wie er met mij speelt en minder met wat we spelen
▪ Joint attention = gedeelde interesse voor een object.
FASE 2: 7-9m: (Hechte draad)
- Kind ontdekt hechtingsfiguur (vb. mama of papa)
o Kind cirkelt rond hechtingsfiguur (blauw = kind, rood = opvoeder/volwassenen)
- Wisselwerking tussen kind (vb. ik wil eten) en ouder (vb. eten geven)
- Vreemdenangst ontstaat → eenkennigheid = kind hecht zich aan één ouder.
- Hechtingsstijlen = hoe ouder met u omgaat.
o Bijtankend gehechte kinderen (vb. beenplakkers)
o Explorerend gehechte kinderen (vb. plan trekkers)
o Snel hechtende kinderen (vb. verlegen)
o Afwachtend hechtende kinderen (vb. allemansvrienden)
- Hechtingstrauma = dat er geen goede band is tussen kind-ouder.
- Afwisselen tussen opvoedingsprocessen:
o Bijtanken = kind soigneren, verwennen,… zonder dat kind vraagt. (vb. op schoot nemen)
o Cirkelen = rond de ouder/in de buurt van de ouder blijven.
▪ Cirkel kleiner: nabijheid zoeken
▪ Cirkel groter: exploreren
2