Samenvatting BSM
H2 bewegen & regelen
§2.1 communicatie
Verbale en non-verbale communicatie
Verbale communicatie is alle communicatie die gebruikmaakt van een taal. Zoals gesproken woord,
internet chat, brief en e-mail. Ook gebarentaal noemen we verbale communicatie. Elk gebaar is
namelijk een vaste afspraak voor een woord of letter en is daarom een taal.
Non-verbale communicatie is elke vorm van uitwisseling van boodschappen tussen mensen of
levende wezens via niet-talige signalen of tekens. Het is vaak een onbewuste, doorslaggevende vorm
van communicatie. Bijvoorbeeld iemand die zegt dat hij niet boos is, maar wel kwaad kijkt. De
verhouding is 60% lichaamstaal, 30% klank van de stem en 10% daadwerkelijke inhoud. Je ziet non-
verbale communicatie vaak via uiterlijk, soort kleding, kleur, houding, gebaren, gezichtsuitdrukking,
stemgebruik, toonhoogte en volume. (Meer uitleg: boek blz. 171)
Groepsvorming
Het is van belang om een goede groep te zijn als je moet samenwerken. Er moeten 5 fasen worden
doorlopen tot groepsvorming. B.W. Tuckman heeft de 5 fasen uitgevonden in 1965.
1. Forming (vormen)
De groep komt voor het eerst bij elkaar, niemand kent elkaar goed.
Elk individu is bezig met af te tasten hoe iedereen in elkaar steekt.
2. Storming (stromen)
Als iedereen weet waar hij of zij aan toe is, begint een stormachtige fase. Iedereen
probeert zijn ideeën aan de man te brengen.
Er gebeuren in deze fase vaak (kleine) conflicten of onenigheden. Er is dus vaak
weinig echte samenwerking.
3. Norming (normeren)
In de fase wordt het weer rustiger. Iedereen begint elkaar te vertrouwen.
Er worden (on)bewuste afspraken gemaakt over hoe je met elkaar om moet gaan.
De samenwerking is nog niet optimaal. De groepsleden staan in deze fase open voor
kritiek.
4. Performing (presteren)
Iedereen kent elkaars sterke en zwakke kanten en kan daar rekening mee houden.
De groepsleden maken vooruitgang en gaan presteren. De problemen worden
aangepakt, de groep is nu echt een team.
5. Adjourning (uiteengaan)
Na het volbrengen van de taak gaat de groep uit elkaar. Na de 4 e fase zal de
onderlinge betrokkenheid groot zijn en zullen de groepsleden elkaar gaan missen.
Er vindt een evaluatie plaats om de goede punten vast te houden voor een eventuele
volgende opdracht.
, Leiderschapsstijlen
Er zijn veel verschillende soorten en typen leiders. Vooral binnen de sport.
Autoritaire leider:
o Een autoritaire leider is iemand die alles zelf bepaalt. De mening van de groep doet
er niet toe. Deze leider heeft goed in zijn hoofd wat er precies moet gebeuren en
hoe. Beslissingen kunnen heel snel genomen worden want alleen de leider hoeft
erover na te denken. Dit leiderschap komt goed uit in het leger.
Consulterende leider:
o De groep heeft evenveel invloed als de leider. De mening en info uit de groep is
belangrijk. De leider beslist wat er met die mening en informatie gedaan wordt. Dit
leiderschap komt goed uit voor een chirurg.
Democratische leider:
o De groep heeft de belangrijkste invloed op de beslissingen die genomen worden. Dit
gaat meestal aan de hand van ‘de meeste stemmen gelden’. De leider stuurt en
stimuleert. Een voorbeeld is de voorzitter van de tweede kamer.
Laissez faire leidinggeven:
o De groep bepaalt volledig wat er gebeurd. De leider bemoeit zich nagenoeg niet met
de groep. Dit kan in enkele situaties heel nuttig zijn, bijvoorbeeld bij wetenschappers
die een onderzoek gaan doen.
§2.2 coachen
Verschillende vormen coaching
Inhoudelijke coaching:
o Dit is gericht op het aanleren van bekwaamheden.
Procesmatige coaching:
o Dit is meer gericht op het adviseren hoe de sporter(s) om moet(en) gaan met
winnen, verliezen of met intimiderende tegenstanders.
o Dit wordt ook wel mental coaching genoemd. Dit is iemand die sporters begeleidt in
het systematisch aanleren en verbeteren van mentale vaardigheden en kwaliteiten
die nodig zijn om beter te presteren.
Maslow (onderwaterhockey)
De coach zorgt ervoor dat een sporter leert over zijn of haar eigen gedrag en handelen, waarbij
duidelijk vooraf gestelde doelen worden gesteld. Daarbij zorgt de coach er ook voor dat de motivatie
van de sporter om te veranderen op gang wordt gebracht. Dit wordt gedaan door middel van de 4
bewustwordingsfases van Maslow.
Onbewust onbekwaam: als je de sport nog nooit gedaan hebt en het heel eenvoudig lijkt. Vooral op
tv.
Bewust onbekwaam: vervolgens ontdek je dat het toch moeilijker is dan je dacht. Je komt erachter
wat er allemaal bij komt kijken en hoeveel oefening ervoor nodig is.
Bewust bekwaam: na veel oefen krijg je de sport in de vingers en lukt het veel beter.
H2 bewegen & regelen
§2.1 communicatie
Verbale en non-verbale communicatie
Verbale communicatie is alle communicatie die gebruikmaakt van een taal. Zoals gesproken woord,
internet chat, brief en e-mail. Ook gebarentaal noemen we verbale communicatie. Elk gebaar is
namelijk een vaste afspraak voor een woord of letter en is daarom een taal.
Non-verbale communicatie is elke vorm van uitwisseling van boodschappen tussen mensen of
levende wezens via niet-talige signalen of tekens. Het is vaak een onbewuste, doorslaggevende vorm
van communicatie. Bijvoorbeeld iemand die zegt dat hij niet boos is, maar wel kwaad kijkt. De
verhouding is 60% lichaamstaal, 30% klank van de stem en 10% daadwerkelijke inhoud. Je ziet non-
verbale communicatie vaak via uiterlijk, soort kleding, kleur, houding, gebaren, gezichtsuitdrukking,
stemgebruik, toonhoogte en volume. (Meer uitleg: boek blz. 171)
Groepsvorming
Het is van belang om een goede groep te zijn als je moet samenwerken. Er moeten 5 fasen worden
doorlopen tot groepsvorming. B.W. Tuckman heeft de 5 fasen uitgevonden in 1965.
1. Forming (vormen)
De groep komt voor het eerst bij elkaar, niemand kent elkaar goed.
Elk individu is bezig met af te tasten hoe iedereen in elkaar steekt.
2. Storming (stromen)
Als iedereen weet waar hij of zij aan toe is, begint een stormachtige fase. Iedereen
probeert zijn ideeën aan de man te brengen.
Er gebeuren in deze fase vaak (kleine) conflicten of onenigheden. Er is dus vaak
weinig echte samenwerking.
3. Norming (normeren)
In de fase wordt het weer rustiger. Iedereen begint elkaar te vertrouwen.
Er worden (on)bewuste afspraken gemaakt over hoe je met elkaar om moet gaan.
De samenwerking is nog niet optimaal. De groepsleden staan in deze fase open voor
kritiek.
4. Performing (presteren)
Iedereen kent elkaars sterke en zwakke kanten en kan daar rekening mee houden.
De groepsleden maken vooruitgang en gaan presteren. De problemen worden
aangepakt, de groep is nu echt een team.
5. Adjourning (uiteengaan)
Na het volbrengen van de taak gaat de groep uit elkaar. Na de 4 e fase zal de
onderlinge betrokkenheid groot zijn en zullen de groepsleden elkaar gaan missen.
Er vindt een evaluatie plaats om de goede punten vast te houden voor een eventuele
volgende opdracht.
, Leiderschapsstijlen
Er zijn veel verschillende soorten en typen leiders. Vooral binnen de sport.
Autoritaire leider:
o Een autoritaire leider is iemand die alles zelf bepaalt. De mening van de groep doet
er niet toe. Deze leider heeft goed in zijn hoofd wat er precies moet gebeuren en
hoe. Beslissingen kunnen heel snel genomen worden want alleen de leider hoeft
erover na te denken. Dit leiderschap komt goed uit in het leger.
Consulterende leider:
o De groep heeft evenveel invloed als de leider. De mening en info uit de groep is
belangrijk. De leider beslist wat er met die mening en informatie gedaan wordt. Dit
leiderschap komt goed uit voor een chirurg.
Democratische leider:
o De groep heeft de belangrijkste invloed op de beslissingen die genomen worden. Dit
gaat meestal aan de hand van ‘de meeste stemmen gelden’. De leider stuurt en
stimuleert. Een voorbeeld is de voorzitter van de tweede kamer.
Laissez faire leidinggeven:
o De groep bepaalt volledig wat er gebeurd. De leider bemoeit zich nagenoeg niet met
de groep. Dit kan in enkele situaties heel nuttig zijn, bijvoorbeeld bij wetenschappers
die een onderzoek gaan doen.
§2.2 coachen
Verschillende vormen coaching
Inhoudelijke coaching:
o Dit is gericht op het aanleren van bekwaamheden.
Procesmatige coaching:
o Dit is meer gericht op het adviseren hoe de sporter(s) om moet(en) gaan met
winnen, verliezen of met intimiderende tegenstanders.
o Dit wordt ook wel mental coaching genoemd. Dit is iemand die sporters begeleidt in
het systematisch aanleren en verbeteren van mentale vaardigheden en kwaliteiten
die nodig zijn om beter te presteren.
Maslow (onderwaterhockey)
De coach zorgt ervoor dat een sporter leert over zijn of haar eigen gedrag en handelen, waarbij
duidelijk vooraf gestelde doelen worden gesteld. Daarbij zorgt de coach er ook voor dat de motivatie
van de sporter om te veranderen op gang wordt gebracht. Dit wordt gedaan door middel van de 4
bewustwordingsfases van Maslow.
Onbewust onbekwaam: als je de sport nog nooit gedaan hebt en het heel eenvoudig lijkt. Vooral op
tv.
Bewust onbekwaam: vervolgens ontdek je dat het toch moeilijker is dan je dacht. Je komt erachter
wat er allemaal bij komt kijken en hoeveel oefening ervoor nodig is.
Bewust bekwaam: na veel oefen krijg je de sport in de vingers en lukt het veel beter.
