--------------------------------------------------------------------------------------------
Academische geschiedbeoefening
Academische geschiedbeoefening is moeilijk te definiëren want historici zijn/hebben uiteenlopende:
Specialisaties (onderwerpen)
Vaardigheden
Methodes
Wat delen ze wel met elkaar
Afkeer jargon, meer publieksgericht
Onderzoekende instelling (vasthoudend, vindingrijk, initiatiefrijk)
Minder theorie, meer empirie (t.o.v. andere wetenschappers)
Academische geschiedbeoefening karakteriseren
Vergelijking andere vormen geschiedbeoefening
Academische historici hebben verschillende perspectieven op de geschiedenis
Is veranderlijk
Geschiedenis en verleden
Verleden
Dingen gebeurt vóór nu
Geschiedenis
Verhaal/studie over verleden
Empirische wetenschap
Empirie: zintuiglijke waarneembaarheid
Geschiedwetenschap empirisch?
Ja: destijds zintuiglijk waarneembaar
Nee: nu niet
Historiografie
Historiografie: geschiedenis van de geschiedschrijving
Klein: geschiedenis over één specifiek onderwerp geschiedbeoefening
Groot: geschiedenis over hele geschiedbeoefening
Nut
Positiebepaling t.o.v. één onderwerp (klein) en t.o.v. hele discipline (groot)
Inspiratie en bescheidenheid
Blik op een cultuur (perspectief van mensen uit het verleden op iets)
Perspectief
, Perspectief: interpretatie van een stukje verleden door een historicus
Al het historisch werk vertoont op een manier perspectief, perspectief van een historicus schijnt
altijd enigszins door.
Engagement
Engagement: betrokkenheid historicus bij maatschappij (politieke implicatie)
Er is altijd enige mate van engagement, doelbewust of niet doelbewust (zelfs bepaalde
bronnen wel/niet gebruiken)
Onthouden bij beoordeling eigen of andermans engagement
Wetenschappelijke standaarden hebben ook politieke implicatie
Niet iedere historicus kan zich permitteren niet/wel geëngageerd te zijn
Er zijn historici die als het ware over hun eigen geschiedenis schrijven (vrouwen, homoseksuele
mensen, etc.), kenmerken:
Historicus kan zich identificeren met groep (wij-geschiedenis, existentieel historisch
engagement)
Community-based history: geschiedenis voor en door bepaalde gemeenschap (door niet-
academici)
Vinden dat ze genegeerd zijn in geschiedschrijving
Doel = identiteitsvorming mogelijk maken + emancipatie
Tijd
Tijd
Vóór 1800: cyclisch (herhalen)
Vanaf 1800: lineair (verleden > heden > toekomst)
o Reden: grote veranderingen, maatschappij zag onmogelijkheid teruggang naar oude
situatie
Historisch besef
NIET kennis feitjes
WEL veranderingen door tijd heen
Moderniteit
Moderniteit (geen definitie maar karakterisering)
Tijdperk: gaat niet over datum, maar naar welke tijd het refereert
Staat van zijn: materiële/immateriële zaken die verwijzen naar moderne maatschappij
Plaats: aanwezigheid van bovenstaande twee op een fysieke plaats
Moderniteit is
Empirisch: waarnemingen
Normatief: verwachtingen hoe iets/iemand zou moeten zijn/worden
Beeld: wat modern is en wat niet
Periodisering