100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Basiskennis taalonderwijs complete samenvatting en oefentoets pabo

Rating
-
Sold
4
Pages
32
Uploaded on
22-03-2021
Written in
2020/2021

In dit document staat een volledige samenvatting van het boek 'Basiskennis taalonderwijs' (Huizenga & Robbe). Alle hoofdstukken worden besproken en ondersteund met foto's van tabellen uit het boek. De samenvatting wordt aangevuld met verwijzingen naar begrippenlijsten op WRTS. Daarnaast zit er een realistische oefentoets met 77 vragen en antwoorden. Hierdoor kun je zowel oefenen als leren.

Show more Read less
Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Yes
Uploaded on
March 22, 2021
Number of pages
32
Written in
2020/2021
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting ‘Basiskennis taalonderwijs’
Door Henk Huizenga Rolf Robbe (2013)

In de kennisbasis taal wordt beschreven wat een leraar basisonderwijs moet weten om goed
taalonderwijs te kunnen geven op de basisschool. De leerstof is verdeeld over de volgende negen
domeinen:
1. Mondelinge taalvaardigheid
2. Woordenschat
3. Beginnende geletterdheid
4. Voortgezet technisch lezen
5. Begrijpend lezen
6. Stellen
7. Jeugdliteratuur
8. Taalbeschouwing
9. Spelling

Per domein zijn de belangrijkste kenniselementen beschreven aan de hand van vier invalshoeken.

1. De leerinhoud. Wat is de leerinhoud?
2. De domeindidactiek. Hoe wordt de leerinhoud onderwezen?
3. Het fundament. Wat is het fundament onder de leerinhoud?
4. Taaldidactiek en taalbeleid. Wat zijn de algemene taal didactische principes?

Disclaimer: Voor pabostudenten worden alleen invalshoek 1 en invalshoek 3 getoetst.

Hoofdstuk: Taalonderwijs en taal
Kinderen leren moeiteloos hun moedertaal. Dankzij de dagelijkse interactie met hun omgeving
ontwikkelt het kind zich de taalvaardigheid. Er zijn vijf argumenten om apart onderwijs te geven in
taal:

1. Schriftelijk taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan.
2. Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen
maken.
3. Op school leer je een ander soort taalgebruik dan in het dagelijks leven.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs.
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar apart
aandacht aan besteden.

Binnen het taalonderwijs is het gebruikelijk om de leerstof op te splitsen in verschillende gebieden of
domeinen. In de Wet op het Basisonderwijs zijn voor het taalonderwijs kerndoelen opgenomen.
Hierin wordt voor het taalonderwijs de volgende onderverdeling gehanteerd:
Mondeling onderwijs, Schriftelijk onderwijs en Taalbeschouwing, waaronder strategieën.

In het traditioneel onderwijs (= het geven van taalonderwijs met behulp van methoden) zie je dat
deze opbouw verder verdeeld is in de eerder genoemde domeinen.

Taal kent verschillende functies voor mensen. We maken onderscheid tussen:
1. De communicatieve of sociale taalfuncties
Door middel van taal kunnen we contact maken met andere mensen. We gebruiken de taal
als een communicatiemiddel. Hieronder verstaan we verschillende handelingen;

, zelfhandhaving (= jezelf kunnen beschermen/ verdedigen),
zelfsturing (= je handelingen kunnen orde en plannen kunnen aankondigen),
sturing van anderen (= het vragen naar iemands handelen),
structurering van het gesprek (= het verloop/ beëindigen van een gesprek).
2. De conceptualiserende of cognitieve functie
De taal wordt als een hulpmiddel gebruikt om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op
de werkelijkheid. Met behulp van de taal wordt er verwezen naar betekenissen en concepten
uit de werkelijkheid, ook als je er geen genoeg kennis over lijkt te hebben. Hieronder kennen
we drie functies;
Rapporteren (= dingen kunnen benoemen, beschrijven of vergelijken van werkelijke situaties)
Redeneren (= kunt situaties beter verwoorden en concluderen dankzij verbanden, zoals
middel-doel, chronologie, oorzaak-gevolg etc.)
Projecteren (= jezelf verplaatsen in iemand anders)
3. De expressieve taalfunctie
De taal wordt gebruikt om te experimenteren, gevoelens te uiten of om iets te zeggen dat
anderen nog niet hebben gezegd op die manier. Denk hierbij aan kunst of liedjes.

Hoofdstuk: Mondelinge taalvaardigheid
In de loop der jaren zijn er verschillende theorieën ontstaan over hoe een kind de taal verwerft.

1. Behaviorisme
Dit is een stroming dat ervanuit gaat dat je de taal leert door imitatie. Daarbij speelt de
frequentie (hoeveelheid + herhaling) en de waardering die het kind krijgt voor het zeggen
van een woord een grote rol. Maar dit werkt in werkelijkheid anders. De meest
voorkomende woorden (die, ik en de) worden meestal niet als eerst gebruikt, maar kinderen
kiezen voor zelfstandige naamwoorden en werkwoorden die verwijzen naar dingen of acties.
Na het zesde levensjaar zijn kinderen niet meer in staat om een taal aan te leren.
2. Creatieve constructietheorie
Deze stroming gaat ervanuit dat kinderen over een aangeboren taalvermogen beschikken
waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen bouwen. Alle kinderen beginnen pas
rond een jaar of één met het produceren van taal, omdat dan de hersenen ver genoeg
ontwikkeld zijn. Er wordt nadruk gelegd op de creatieve manier waarop een kind met behulp
van taalvermogen zelf taal construeerde.
3. Interactionele benadering
Deze stroming is een grove samenhang van de vorige twee stromingen. Zowel de
aangeboren taalleervermogen als de interactie tussen de moedertaalsprekers zijn belangrijk.
Het taalaanbod wordt afgestemd op de mogelijkheden van het kind; toonhoogte, concrete
woordenschat, herhaling, articulatie en gebruik maken van korte zinnen

In de eerste taalverwervingsproces van een kind onderscheiden we de volgende perioden:

1. Prelinguale periode (0-1 jaar)
De periode voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt, noemen we de voortalige of prelinguale
periode. Het kind hanteert nog geen symbolen en regels waar die een boodschap mee kan
overbrengen, enkel huilen. Na zes weken produceren kinderen alleen nog klinkers of vocalen;
vocaliseren. Een kind ontdekt de klank van de taal en oefent zijn spraakmechanisme. Na vier
maanden begint het kind te experimenten met hert voortbrengen van geluiden; vocaal spel. Het
verandert in toonhoogte, luidheid en duur. Na zeven maanden begint de fase van het brabbelen. Een

,kind herhaalt klankgroepen. Hieruit worden woorden die niet in de moedertaal voorkomen steeds
meer achterwege gelaten.

2. Linguale periode
- De vroeg linguale periode (1 – 2,5 jaar)
In de vorige periode gaat brabbelen langzaam zich vormen naar betekenisvolle taalgebruik. Kinderen
spreken eerst zelfstandige naamwoorden en werkwoorden uit. Hiermee doelen ze naar een actie of
verwijzende functie. Het kind zit in de fase van de eenwoordzin. Aan het eind van deze fase kan het
kind ook een eigenschap aan het voorwerp koppelen. Een half jaar later starten ze met woorden
combineren. Hieruit volgt de volgende fase: tweewoordzin/ telegramstijlfase. Hierbij wordt een
werkwoord gekoppeld met een zelfstandig naamwoord. Het kind is niet in staat om alle
lettercombinaties uit te spreken. De periode die volgt is de meerwoordzinfase.
- De differentiatiefase (2,5 – 5 jaar)
Kinderen leren dat woorden van vorm kunnen veranderen en dat die vormverandering iets anders
betekent. Ze leren spreken over dingen die niet in de directe omgeving zichtbaar zijn. Deze periode
ontwikkelt zich tijdens de kleuterfase waarin het kind zich op meerdere gebieden aan het
concentreren is. Het taalaanbod wordt sterk verbreed en de actieve woordenschat neemt enorm toe.
Ze ontdekken nieuwe woordsoorten, zoals bijwoorden, lidwoorden en voegwoorden.
- De voltooiingsfase (5 – 9 jaar)
In de voltooiingsfase gaat de taalontwikkeling niet meer zo ongedwongen en spelenderwijs als in de
voorafgaande fase. Dat komt omdat de school zich gaat bemoeien met de taalontwikkeling van de
kinderen met behulp van methoden.

Tweedetaalverwerving
Vaak leren kinderen een andere taal erbij, omdat ze bijvoorbeeld emigreren of thuis een dialect
spreken. Wanneer iemand twee talen gelijk leert spreken voor hun derde levensjaar, spreken we van
simultane tweetaligheid. Wanneer kinderen een tweede taal leren naast de eerste taal spreken we
vak successieve tweetaligheid. Hierbij wordt er een beroep gedaan op wat er al is geleerd vanuit de
eerste gesproken taal. Dan treden er interferentiefouten op: fouten die voortkomen uit de
verschillen tussen een eerste en tweede taal.

Verschillende spreekstrategieën:
 Oriënteren op de inhoud
 Doel en publiek bepalen
 Plannen
 Presenteren
 Reflecteren op doel en inhoud
Hierbij kan er ook gekozen worden uit:
 Gespreksvorm hanteren
 Presentatietechnieken hanteren
 Bepaald taalgebruik hanteren

Luisterstrategieën:
1. Globaal luisteren (= volgen/ begrijpen van de gegeven informatie en let minder op details)
2. Intensief luisteren (= luisteren en concentratie op details)
3. Kritisch luisteren (= tijdens het luisteren vorm je een mening)
4. Gericht luisteren (= wanneer je geïnteresseerd bent en hier meer over wilt weten)

, Spreek- en luisterdoelen
1. Informeren (= overbrengen van feitelijke informatie)
2. Amuseren (= iets uitleggen over verduidelijken, bijvoorbeeld het uitleggen van een taak)
3. Instrueren (= als doel om de toehoorders te vermaken, te boeien of te ontroeren)
4. Overtuigen (= overhalen een bepaald standpunt of bepaalde mening te nemen)
5. Emotioneren (= bepaalde gevoelens losmaken of overbrengen)
6. Waarderen (= oordeel over iets geven)
7. Beschouwen (= spreken wil verschillende kanten van een probleem belichten)

Luisterdoelen Gesprekssoorten:
- Monoloog
- Dialoog/ trialoog
- Polyloog/ groepsgesprek




Hoofdstuk: Woordenschat
Alle woorden die kinderen leren worden opgeslagen in het woordgeheugen of het mentaal lexicon.
Dat maakt deel uit van het langetermijngeheugen, waarin informatie permanent ligt opgeslagen. We
slaan woorden op verschillende identiteiten op:

1. Akoestische identiteit (= de wijze waarop het woord klinkt)
2. Articulatorische identiteit (= de wijze waarop je het woord uitspreekt; stand v.d. tong en
lippen, klank wel/niet uitspreken via de neus etc.)
3. Fonologische identiteit (= de wijze waarop het woord klinkt en uitspreekt)
4. Morfologische identiteit (= hoe woorden zijn opgebouwd en hoe je met behulp van voor- en
achtervoegsels nieuwe woorden kunt vormen)
5. Semantische identiteit (= de betekenis van een woord, zoals die omschreven staat in het
woordenboek)
6. Syntactische identiteit (= de mogelijkheden van een woord om met andere woorden
gecombineerd te worden)
7. Orthografische identiteit (=de spelling van een woord)

Diepe woordkennis= kinderen breiden hun woordenschat uit door steeds meer woorden te leren,
maar ook door de betekenis van de woorden die ze al kennen steeds verder uit te diepen.
Productieve (actieve) woordenschat= de woorden die kinderen gebruiken om met anderen te
communiceren
Receptieve (passieve) woordenschat = de woorden die de kinderen begrijpen of waarvan ze de
betekenis herkennen

Die belangrijkste principes voor woordenschatverwerving:
1. Labelen; Koppelen van een voorwerp of gebeurtenis uit de werkelijkheid. Vaak voor jonge
kinderen zintuigelijk gebonden. (Hond = eigen huisdier)
R121,08
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
samfeenstra

Get to know the seller

Seller avatar
samfeenstra Fontys Hogeschool
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
4
Member since
5 year
Number of followers
4
Documents
1
Last sold
1 year ago

0,0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their exams and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can immediately select a different document that better matches what you need.

Pay how you prefer, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card or EFT and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions