100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting vertebraten: histologie en vergelijkende anatomie (2de jaar)

Rating
-
Sold
-
Pages
253
Uploaded on
16-12-2025
Written in
2024/2025

resultaat: 14/20 samenvatting van de lessen en de powerpoints.

Institution
Course

















Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
December 16, 2025
Number of pages
253
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

VERTEBRATEN

I.​ histologie : oorsprong van weefsels & weefseltypes
-​ oorsprong weefsels
➔​ triploblastische organisatie (basale craniaten)
❖​ blastula-stadium: holle bal met holte (=blastocoel) waar vocht inzit w
afgelijnd door blastoderm —> geen onderscheidt tss
ectoderm/endoderm
❖​ tijdens gastrula-stadium : aan ene uiteinde invaginatie voordoen met
vorming archenteron (=oerdarm)
●​ tijdens gastrula celbeweging
●​ blastoporus w anus, mondopening is 2de gevormde opening
(archenteron groeit door), bij deuterostomia
●​ onderscheidt kan gemaakt w tss ectoderm/endoderm




-​ vorming kiembladen (ancestraal)
➔​ triploblastische organisatie (basale craniaten)
❖​ enterocoelie :
●​ Op 3 plaatsen in endoderm gaat differentiatie voordoen van
cellen die zich gaan organiseren tot iets dat mesoderm gaat
vormen
●​ dorsaal chordamesoderm die zich afsnoert & chorda dorsalis
(onder neurale buis) vormt (volle streng), in ectoderm thv
chordamesoderm gaat ectoderm invagineren met vorming
neurale goot & krijgt neurale buis (dorsaal) door afsplitsing,
dorsaal tov chorda (= typisch chordakenmerk)
●​ lateraal: mesoderm gaat uitstulpen, afsnoeren, eerste keer
holle structuur gevormd met holte erin (=coeloomholte)
●​ mesoderm uitgroeien dorsaal/ventraal, verder differentiëren in
3 delen : epimere, mesomere & hypomere
൦ epimere (dorsaal) naast chorda/neuraalbuis, diff zich verder
tot dermatoom (derma = huid, want deel van huid w gevormd),
myotoom (w spierweefsel) & sclerotoom (skeletweefsel)
o mesomere, klein stukje die
overgang vormt
o hypomere, groot stuk langs

, spijsverteringskanaal en vormt
finale coeloomholte, bestaan uit 2
vliezen die coeloomholte afboren: 1.splanchnopleura 2.
somatopleura




-​ vorming kiembladen bij amniota (verschil : geen archenteron, mesoderm gevormd uit
ectoderm (niet endoderm zoals ancestrale vertebraten))
➔​ amniote eieren : eieren waarbij vanuit celmassa die embryo vormt ook
uitgroeiing van vliezen (extra embryonale vliezen (groeien uit embryo, deel
rond embryo en deel rond dooierzak) : chorion & allantois) zijn
❖​ amnionholte omgeven door amnionvlies, hierin amnionvocht
(vruchtwater) waarin embryo ontwikkeld
❖​ eischaal membraan (afgezet op land) rond chorionvlies
➔​ epiblast (blauw) w ectoderm (deel waar embryo zich gaat vormen)
❖​ deel (groene) cellen v ectoderm emigreren naar hypoblast & vormen
endoderm
❖​ vanuit ectoderm andere cellen losmaken & gaan links/rechts tss hypo-
en epiblast liggen en daar mesoderm vormen
➔​ hypoblast (geel) met dooiermateriaal

, ➔​ typisch amniote eieren: uitzakking gevormd (=allantois) waarin metabolische
afvalstoffen tijdens embryonale ontwikkeling w in gestapeld (hier nog niet te
zien)




-​ vorming kiembladen bij zoogdieren
➔​ blastocyst
❖​ cytotrophoblast
●​ cellulair georganiseerd, aaneengesloten aparte cellen
●​ epiblast & hypoblast (zelfde als basisplan)
●​ vormt soort chorionvlies (= allemaal cellen die aan elkaar
hangen)
●​ ‘tropho’ = voedend ; ‘blast’ = zeer primordiaal; ‘cyto’ = cellulaire
organisatie
❖​ trophobalst
❖​ syncytiotrophoblast
●​ geen aparte cellen (kernen n apart in cellen)
●​ krijg je meer uitgroeiingen zodat het zich volledig kan
innestelen in baarmoederwand, vanuit ‘chorionvlies’ structuren
ontstaan die zorgen nutriënten/gassen uitgewisseld w vanuit
bloedvaten systeem moederdier —> bloedvaten systeem
foetus (=placenta: maternaal/placentaal gedeelte)(
‘chorionvlies’ begint uitstulpen baarmoederwand, geeft
aanleiding tot chorionvlokken)
൦ in moeder zijn bloedvaten open, bij foetus afgesloten (nooit
rechtstreekse doorbloeding, altijd gescheiden), goed werkende
placenta : diffusie/osmose v die stoffen zo efficiënt mogelijk
gaat, afh snelheid O2 aangevoerd en hoe vlot erdoor gaat
❖​ innesteling uteruswand
❖​ extra-embryonaal mesoderm
❖​ embryoblast
❖​ hypoblast
❖​ omgeeft blastocoel
❖​ epiblast
❖​ amnioblast (= w cellen die uiteindelijk amnionvlies gaan vormen)
❖​ vormt ectoderm

, ❖​ vormt endoderm -> in hypoblast
❖​ vormt mesoderm
❖​ blastocoel




➔​ placenta - extra-embryonale vliezen
❖​ chorionvlies
❖​ chorionvilli
❖​ amnionvlies
❖​ amnionholte
❖​ vruchtwater
❖​ navelstreng
❖​ bloedvaten

,-​ oorsprong weefsels
➔​ weefsel-differentiatie
❖​ ectoderm
●​ zenuwweefsel
൦ perifeer zenuwweefsel (alles wat
lichaam/organen verbindt met
centraal zenuwstelsel) gevormd
vanuit CN
൦ centraal zenuwweefsel
(hersenen/ruggenmerg) gevormd
vanuit neuraalbuis
●​ epitheel (epidermis)
൦ aaneengesloten cellen die iets
afdekken
o epitheel afkomstig van ectoderm
o dermis/hypodermis afkomstig v
dermatoom (andere embryonale
oorsprong)
●​ bindweefsel (afgeleid van crista neuralis)
❖​ mesoderm
●​ bindweefsel
൦ rond darmepitheel bv.
●​ algemeen bindweefsel
൦ alles aan elkaar binden, alle organen w op plaats gehouden
●​ skeletweefsel
൦ kraakbeen, been gevormd vooral vanuit sclerotoom
(sommige van CN maar is dan ectoderm)

, ●​ spierweefsel
൦ gevormd door mytoom
o gaat zich over leggen, vasthechten aan skelet
●​ bloedweefsel
൦ vooral in splanchnopleura
o mesodermcellen gaan zich daar diff/organiseren waarbij
bloedvaten/bloedcellen zich simultaan gaan vormen
o cellen aan buitenkant w bloedvaten
o cellen aan binnenkant w bloedcellen
●​ epitheel
൦ afvoergangen van organen die iets produceren (bv.
genitaalstelsel: uterus, oviduct, etc., afgeboord door epitheel)
❖​ endoderm
●​ epitheel (darmepitheel)
൦ al het epitheel dat darmkanaal
afboort (dit zeggen is fout :
darmwand gevormd vanuit
endoderm w bestaat uit veel meer
dan alleen epitheellaagje)

-​ overzicht
➔​ histologie
➔​ weefsel = ?
❖​ verzameling van 1 soort, gelijkaardig gedifferentieerde cellen
●​ knn vss cellen zijn maar gem functie
●​ vb.
o spierweefsel:
→ bestaat uit spiercellen
→ gemeenschappelijk kenmerk: knn samentrekken, contractiel
o zenuwweefsel:
→ cellen knn info voor omgeving/lichaam versturen/verwerken
→ maar een deel zenuwcellen zorgen v doorgeven prikkels
❖​ cellen geordend verband
●​ typerend voor het soort weefsel
●​ kijken naar verhouding cellen en matrix of intercellulaire stof
❖​ cellen met vss mate intercellulaire stof (afgescheiden door cellen zelf)
waardoor je kan onderscheiden welk soort weefsel
●​ zeer weinig -> epitheelweefsel (typerend cellen allemaal tegen
elkaar geplakt, gaat typisch afschermen)
●​ weinig -> spierweefsel + zenuwweefsel
●​ veel -> bindweefsel + bloed (combinatie van matrix en cellen &
intercellulaire stof gedraagt zich als vloeistof)
➔​ verschil met orgaan (vs. weefsel) : orgaan kan uit meer dan 1 weefsel
bestaan

I.​ histologie : epitheelweefsel
-​ wat is epitheelweefsel?
➔​ etymologie

, ❖​ ‘epi’ = op
❖​ ‘theles’ = groeien
❖​ vormen barrière tss buitenwereld & onderliggend weefsel
❖​ kan orgaan afboren
➔​ typerende kenmerken
❖​ cellen dicht aaneengesloten
❖​ zéér weinig tot géén intercellulaire stof
➔​ herkomst
❖​ ectoderm
❖​ mesoderm
❖​ endoderm

-​ rol van epithelia




➔​ absorptie van nutriënten
❖​ darmepitheel
➔​ secretie
❖​ klieren (uitgroei van laag epitheel waarbij cellen komen in te liggen die
aan secretie doen (=stoffen prod in cel & afgeven in bepaalde richting
)), richting in geval klier in holte hetgeen afgeboord door epitheelcellen
, geeft secreten af en via afvoerkanalen naar buiten (vb. zweten)
❖​ bv. lever= gigantische spijsverteringsklier die stoffen prod die
afgegeven w in lumen v darmkanaal (=buitenwereld)
❖​ veel secretie doorheen lichaam door epitheel
➔​ transport
❖​ cellulair (absorptie & dan cellulair transport & dan secretie (afscheiden
naar buitenkant))
●​ mbhv kanalen in bep richting
●​ thv long, dun epitheel voor doorgeven gassen
❖​ extra-cellulair
●​ thv luchtpijp : sommige epithelia aan opp voorzien beweeglijke
trilhaartjes(=cilia) zorgen voor extra-cellulair transport,

, stofpartikels in slijmlaag & trilhaartjes transporteren
binnengekomen stof naar boven (bacteriën, stof naar buiten)
●​ thv genitaalstelsel : eicel in eileider w door epitheelcellen met
trilhaartjes getransporteerd naar uterus voor innesteling




➔​ excretie
❖​ = metabolische afvalstoffen (die zich opstapelen in lichaam door bv.
vertering) filteren uit bloed & uit lichaam (zodanig geen toxische
niveaus bereikt)), start = bloedplasma, einde = urine
❖​ nieren
●​ start = bloedplasma, einde = urine
●​ alles nuttig uit bloedplasma halen
●​ zoveel mogelijk metabolische afvalstoffen in vloeibare toestand
●​ net genoeg water om opgelost te houden, naar buiten
●​ = excretie (= nutriënten die erdoor zijn geraakt, cellen van alles
metabolisch meegedaan, krijgen afvalproducten moeten
naar buiten)
➔​ bescherming
❖​ bij amniota vooral in huid (sterke keratinisatie)
❖​ epidermis -> hoornlaag (keratinisatie)
●​ mechanische bescherming
➔​ sensoriële receptie
❖​ epidermis -> Merkelcellen (= tastzintuigcellen)
❖​ vss plaatsen waar epitheelcellen functie krijgen v zintuigcellen:
●​ zenuwweefsel met neuronen (zeer ongevoelig voor prikkels,
heeft gespecialiseerde cel nodig : merkelcellen)
●​ merkelcel geeft prikkel aan eronder gelegen neuron
-​ soorten epithelia
➔​ op basis van celvorm
❖​ afgeplat epitheel (of plaveisel epitheel)
●​ cellen heel dun, kern dikker rest v cel, gevolg: kern uitpuilen
●​ aanwezig waar cellulair transport belangrijk is
o hoe dunner cel , hoe makkelijker stoffen doorgegeven




❖​ kubisch epitheel
●​ cellen even breed, hoog en diep

, ❖​ cilindrisch epitheel
●​ cellen veel hoger dan breed en diep




➔​ op basis van cellagen
❖​ éénlagig epitheel
❖​ pseudogestratificeerd epitheel
●​ ziet er gestratificeerd uit, maar eig niet
❖​ meerlagig (=gestratificeerd) epitheel
➔​ op basis van functie
❖​ dekweefsel
❖​ klierweefsel
-​ basisstructuur epitheel




➔​ basale membraan (connectie met onderliggend weefsel via dit membraan
zodat cellen van epithelia aan elkaar blijven)
❖​ eig ECM waarvan deel w afgescheiden door epitheelcellen die naar
onder afscheiden & deel door ondergelegen weefsel die het naar
boven afzet, zorgt voor soort netwerk van vezelachtige moleculen die
zorgen voor verankering van epitheelcellen die vastzitten op
membraan & anderzijds membraan die verankerd ligt in onderliggend
weefsel
❖​ bouw
●​ lamina lucida (10-50 nm)
o
●​ lamina densa = ‘lamina basalis’ (20-300 nm)
o structuur :

, → glycosaminoglycanen (lange suikerketens, typisch voor
matrix van bindweefsel)
→ structuureiwitten (collageen type IV : vooral in bindweefsel)
→ glycoproteïnen die zorgen voor verankering van alle
structuurvezels in alle 3 de lagen zitten & dat epitheelcellen
daar dan aanhangen & geheel dan aan onderliggend
bindweefsel
~ laminine : zorgt dat collageenvezels aan elkaar komen te
hangen
~ fibronectine : Bij wondherstel (herstel van vezels) wordt eerst
een nieuwe basale membraan gevormd vanuit het
bindweefsel. Fibronectine en collageen dienen als
herkenningspunten voor epitheelcellen, die zich eraan hechten
en door celdeling naar de basale membraan toegroeien, zodat
de wond netjes sluit
●​ lamina fibroreticularis
o fibro = vezel, reticularis = netwerk (bundels collageen die 3D
netwerk vormen die enerzijds verankerd liggen in LD &
anderzijds aan bindweefselcellen en matrix eronder)
❖​ functies
●​ steun
●​ aanhechting
●​ controle epitheliale groei en differentiatie
o basale membraan is barrière waardoor bloedvaten niet knn
doorgroeien tot in epitheel & zenuwen ook niet (opp wonde
geen bloed & pijngevoel)
●​ permeabiliteit (kapsel van Bowman in niersysteem waar
bloedplasma uit bloedbaan w geduwd & alles wat van in naar
uit bloedbaan gaat moet door basale membraan passeren &
tss epitheelcellen)
o epitheel vormt barrière waar dat veel uitwisseling moet
gebeuren (gaten in basale membraan gaan mee bepalen hoe
vlotjes stoffen/voeding/vloeistoffen kunnen doorgegeven w van
ene naar andere kant
o kapsel van Bowman (in niersysteem) : waar bloedplasma uit
bloedbaan w geduwd, passeert basale membraan en tss
epitheelcellen, deze hebben specialisaties om veel van
bloedplasma zonder bloedcellen naar buiten te duwen zodanig
dat dat in nier w gefilterd & omgevormd tot urine
❖​ voorkomen (lamina externa = ook basale membraan maar andere
naam om onderscheidt te maken met wat je typisch vind bij epithelia)
●​ epitheel (+endotheel én mesotheel, -ependymcellen)
o ependymcellen = laagje van cellen in centraal zenuwstelsel
dat binnenkant/holte afboort, daarbinnen hersenvocht
→ enige epitheelcellen die niet op basale membraan rusten!!!
o endotheel is epitheel die binnenkant van bloedvaten bekleedt
o mesotheel is epitheel dat coeloomholtes afboort
●​ vetcellen
$16.41
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
maritmette1

Get to know the seller

Seller avatar
maritmette1 Universiteit Gent
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
0
Member since
1 year
Number of followers
0
Documents
10
Last sold
-

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions