Toets IJkmoment 0 – Thema 1
Verpleegkunde – De gezonde mens
De ontwikkeling en de verschillende levensfasen van de gezonde mens:
Zuigeling (0-12 maanden)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Lichamelijke groei.
- Uiterlijk veranderd.
- Bewegen.
- Reflexen, grijpreflex en zuigreflex bij aanraking lippen/wang.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Ontwikkelt de taal.
- Nabootsen van geluiden die kind om zich heen hoort.
- Objectpermanentie: een beeld in zich geheugen vasthouden, herkenning.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Hechtingsgedrag, emotionele band met moeder en vader (glimlachen)
- Eenkennigheid, dat wil zeggen dat ze extra sterk hechten aan degenen die ze
vertrouwen; dit komt doordat hun denkvermogen ze voor het eerst in staat stelt hun
ouders volledig en duidelijk te onderscheiden van anderen.
- Scheidingsangst, dit is een sterke angst die zuigelingen vertonen als ze plotseling
gescheiden worden van hun ouders.
Dreumes (1-2 jaar)
Lichamelijk ontwikkeling:
- De kleine fontanel sluit aan het einde van het eerste levensjaar.
- De grote als het kind tussen vijftien en achttien maanden oud is.
- Tandontwikkeling.
- Beginnen met lopen.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Ze leren onderscheid te maken tussen kleiner en groter
- Beginnen met kleine woorden zeggen.
- Het denken van de dreumes is in deze periode animistisch: de dreumes heeft de
neiging om aan levenloze voorwerpen een ziel toe te kennen. Dat merk je
bijvoorbeeld aan opmerkingen als ‘stoute stoel’ of ‘lieve laarsjes’.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Steeds beter in staat korte tijd gescheiden te zijn van hun ouders.
- Ze weten dat als personen weg zijn, die ook weer terug komen, is objectpermanentie.
- Je hebt door dat je een eigen lichaam hebt.
- In staat om steeds meer dingen zelf te doen.
- Dingen uitproberen.
- Krijgt besef van zelfbepaling.
Peuter (2-4 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Kan al goed lopen.
- Kan een potlood beethouden.
- Erg gericht op het plassen en poepen.
- Beginnen met zindelijk worden.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Weet wat voor, boven en onder is.
- Ontwikkel je je taal door hele zinnen te maken en je woordenschat te vergoten.
, Toets IJkmoment 0 – Thema 1
- Hij fantaseert de oorzaak van iets. Een peuter legt dan verbanden die er in
werkelijkheid niet zijn. Dit noemen we magisch denken.
- Lampje aan tijdens het slapen, licht kan een gevoel van veiligheid geven.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Eerste conflicten met de ouders.
- Je hebt door dat je een eigen wil hebt. Dit is de nee-fase of koppigheidsfase.
- Diverse soorten angst: scheidingsangst, angst in het donker en voor vreemden.
- Naast elkaar spelen, niet met elkaar.
- Seksueel aspect: een peuter heeft door dat het een jongetje of een meisje is.
Kleuter (4-6 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Met andere kinderen spelen.
- Leren schrijven.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Steeds meer woorden gebruiken.
- Dingen goed benoemen, kan goed praten (ongv. 2300 woorden).
- Motorische ontwikkeling, als peuter kun je wel een potlood vasthouden, maar als
kleuter leer je de ‘pincetgreep’.
- Een kleuter bekijkt de wereld om zich heen vanuit zijn eigen standpunt, dit heet
egocentrisme.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Gaat naar school.
- Spelen met vriendjes en vriendinnetjes.
- Ontwikkel je heel je persoonsontwikkeling.
- Peuters en kleuters leven in een magische wereld. Zij denken ‘magisch’. Dit kan
leuke, maar ook enge beelden oproepen.
- Word nieuwsgierig.
- Als een kind rond deze leeftijd een beetje angstig en verlegen is, is er een vrij grote
kans dat hij als volwassene ook verlegen zal zijn.
- Interesse in de verschillen tussen jongens en meisjes, vooral de geslachtsdelen.
- Agressie kan op spelen.
Schoolkind (6-12 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Zenuwstelsel is volledig ontwikkelt.
- Leert erg veel, speelt samen met andere kinderen.
- Groei ontwikkeling.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Concreet denken
- Abstract denken
- Conservatiebesef: Beide kinderen begrijpen het verband tussen moeders rugpijn en
het feit dat ze niet kan koken.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Ontwikkelt gedrag op alle aspecten.
- Ontwikkelt seksuele gedrag in de vorm van een eerste vriendje of vriendinnetje.
- Regressiegedrag bij angsten (bijv. weer in bed plassen) (regressie is fase terug
gaan).
- Identificatie: krijgen vriendengroepen.
Puber (12-17 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Groeispurt
, Toets IJkmoment 0 – Thema 1
- Meisjes: borsten en bredere heupen ontwikkelen zich, menstrueren, schaamhaar.
- Jongens: een bredere borstkas en hun penis groeit, baard- en snorharen.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Vanaf de puberteit vindt de overgang van het concrete denken naar het formele,
abstracte (logisch) denken plaats.
- Naar de middelbare school.
- Denken na over de maatschappij.
- Ze trekken zich misstanden, zoals milieuvervuiling en onrecht, sterk aan.
- Rond hun zestiende jaar nadenken over het beroep dat ze willen gaan uitoefenen.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Eerste ‘echte’ vriend of vriendin (waarmee ze niet alleen elkaars handje vasthouden).
- Vrienden zijn erg belangrijk.
- Afzetten tegen ouders/autoriteit.
- Eerste seksuele gevoelens.
- De overgang van de veilige kinderwereld naar de wereld van de volwassene, leiden
vaak tot onrust.
Adolescent (17-22 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Aandacht voor anderen.
- Relatie met ouders wordt beter.
- Het ouderlijk huis verlaten.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Seksuele gedag en lustbeleving: proberen en ontdekken.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Meer controle over jezelf dan toen je een puber was.
- Plannen maken voor de toekomst.
- Zoeken naar een plaats in het leven.
- Meestal een opleiding die jezelf koos en die bij je past.
Volwassenen (22-65 jaar)
3 fases:
- Fase 1: de jongvolwassene, tussen de 21 en 35 jaar.
- Fase 2: de midden volwassene: tussen de 35 en 50 jaar.
- Fase 3: de oudere volwassene: tussen de 50 en 65 jaar.
Ontwikkeling:
- Rechten en plichten.
- Baan.
- Plaats in maatschappij.
- Bewust wie je graag om je heen hebt.
- Je probeert gezond te leven + anderen te helpen.
- Partnerwens/samenleven.
- Kinderwens.
- Vanaf 28 jaar: verstandelijke instelling, de organisatorische fase. Partners gaan
andere kanten van elkaars persoonlijkheid ontdekken.
- Kans op een midlifecrisis, meestal rond de 40ste levensjaar.
- Psychische en lichamelijke veranderingen.
- De menopauze (overgang) kan rond het 40ste levensjaar beginnen, maar ook pas als
een vrouw de vijftig al gepasseerd is. De vruchtbare periode van een vrouw eindigt.
Oudere mensen (65 jaar en ouder)
Kenmerken:
Verpleegkunde – De gezonde mens
De ontwikkeling en de verschillende levensfasen van de gezonde mens:
Zuigeling (0-12 maanden)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Lichamelijke groei.
- Uiterlijk veranderd.
- Bewegen.
- Reflexen, grijpreflex en zuigreflex bij aanraking lippen/wang.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Ontwikkelt de taal.
- Nabootsen van geluiden die kind om zich heen hoort.
- Objectpermanentie: een beeld in zich geheugen vasthouden, herkenning.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Hechtingsgedrag, emotionele band met moeder en vader (glimlachen)
- Eenkennigheid, dat wil zeggen dat ze extra sterk hechten aan degenen die ze
vertrouwen; dit komt doordat hun denkvermogen ze voor het eerst in staat stelt hun
ouders volledig en duidelijk te onderscheiden van anderen.
- Scheidingsangst, dit is een sterke angst die zuigelingen vertonen als ze plotseling
gescheiden worden van hun ouders.
Dreumes (1-2 jaar)
Lichamelijk ontwikkeling:
- De kleine fontanel sluit aan het einde van het eerste levensjaar.
- De grote als het kind tussen vijftien en achttien maanden oud is.
- Tandontwikkeling.
- Beginnen met lopen.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Ze leren onderscheid te maken tussen kleiner en groter
- Beginnen met kleine woorden zeggen.
- Het denken van de dreumes is in deze periode animistisch: de dreumes heeft de
neiging om aan levenloze voorwerpen een ziel toe te kennen. Dat merk je
bijvoorbeeld aan opmerkingen als ‘stoute stoel’ of ‘lieve laarsjes’.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Steeds beter in staat korte tijd gescheiden te zijn van hun ouders.
- Ze weten dat als personen weg zijn, die ook weer terug komen, is objectpermanentie.
- Je hebt door dat je een eigen lichaam hebt.
- In staat om steeds meer dingen zelf te doen.
- Dingen uitproberen.
- Krijgt besef van zelfbepaling.
Peuter (2-4 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Kan al goed lopen.
- Kan een potlood beethouden.
- Erg gericht op het plassen en poepen.
- Beginnen met zindelijk worden.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Weet wat voor, boven en onder is.
- Ontwikkel je je taal door hele zinnen te maken en je woordenschat te vergoten.
, Toets IJkmoment 0 – Thema 1
- Hij fantaseert de oorzaak van iets. Een peuter legt dan verbanden die er in
werkelijkheid niet zijn. Dit noemen we magisch denken.
- Lampje aan tijdens het slapen, licht kan een gevoel van veiligheid geven.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Eerste conflicten met de ouders.
- Je hebt door dat je een eigen wil hebt. Dit is de nee-fase of koppigheidsfase.
- Diverse soorten angst: scheidingsangst, angst in het donker en voor vreemden.
- Naast elkaar spelen, niet met elkaar.
- Seksueel aspect: een peuter heeft door dat het een jongetje of een meisje is.
Kleuter (4-6 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Met andere kinderen spelen.
- Leren schrijven.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Steeds meer woorden gebruiken.
- Dingen goed benoemen, kan goed praten (ongv. 2300 woorden).
- Motorische ontwikkeling, als peuter kun je wel een potlood vasthouden, maar als
kleuter leer je de ‘pincetgreep’.
- Een kleuter bekijkt de wereld om zich heen vanuit zijn eigen standpunt, dit heet
egocentrisme.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Gaat naar school.
- Spelen met vriendjes en vriendinnetjes.
- Ontwikkel je heel je persoonsontwikkeling.
- Peuters en kleuters leven in een magische wereld. Zij denken ‘magisch’. Dit kan
leuke, maar ook enge beelden oproepen.
- Word nieuwsgierig.
- Als een kind rond deze leeftijd een beetje angstig en verlegen is, is er een vrij grote
kans dat hij als volwassene ook verlegen zal zijn.
- Interesse in de verschillen tussen jongens en meisjes, vooral de geslachtsdelen.
- Agressie kan op spelen.
Schoolkind (6-12 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Zenuwstelsel is volledig ontwikkelt.
- Leert erg veel, speelt samen met andere kinderen.
- Groei ontwikkeling.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Concreet denken
- Abstract denken
- Conservatiebesef: Beide kinderen begrijpen het verband tussen moeders rugpijn en
het feit dat ze niet kan koken.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Ontwikkelt gedrag op alle aspecten.
- Ontwikkelt seksuele gedrag in de vorm van een eerste vriendje of vriendinnetje.
- Regressiegedrag bij angsten (bijv. weer in bed plassen) (regressie is fase terug
gaan).
- Identificatie: krijgen vriendengroepen.
Puber (12-17 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Groeispurt
, Toets IJkmoment 0 – Thema 1
- Meisjes: borsten en bredere heupen ontwikkelen zich, menstrueren, schaamhaar.
- Jongens: een bredere borstkas en hun penis groeit, baard- en snorharen.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Vanaf de puberteit vindt de overgang van het concrete denken naar het formele,
abstracte (logisch) denken plaats.
- Naar de middelbare school.
- Denken na over de maatschappij.
- Ze trekken zich misstanden, zoals milieuvervuiling en onrecht, sterk aan.
- Rond hun zestiende jaar nadenken over het beroep dat ze willen gaan uitoefenen.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Eerste ‘echte’ vriend of vriendin (waarmee ze niet alleen elkaars handje vasthouden).
- Vrienden zijn erg belangrijk.
- Afzetten tegen ouders/autoriteit.
- Eerste seksuele gevoelens.
- De overgang van de veilige kinderwereld naar de wereld van de volwassene, leiden
vaak tot onrust.
Adolescent (17-22 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling:
- Aandacht voor anderen.
- Relatie met ouders wordt beter.
- Het ouderlijk huis verlaten.
Denk- en taal ontwikkeling:
- Seksuele gedag en lustbeleving: proberen en ontdekken.
Sociale- en emotionele ontwikkeling:
- Meer controle over jezelf dan toen je een puber was.
- Plannen maken voor de toekomst.
- Zoeken naar een plaats in het leven.
- Meestal een opleiding die jezelf koos en die bij je past.
Volwassenen (22-65 jaar)
3 fases:
- Fase 1: de jongvolwassene, tussen de 21 en 35 jaar.
- Fase 2: de midden volwassene: tussen de 35 en 50 jaar.
- Fase 3: de oudere volwassene: tussen de 50 en 65 jaar.
Ontwikkeling:
- Rechten en plichten.
- Baan.
- Plaats in maatschappij.
- Bewust wie je graag om je heen hebt.
- Je probeert gezond te leven + anderen te helpen.
- Partnerwens/samenleven.
- Kinderwens.
- Vanaf 28 jaar: verstandelijke instelling, de organisatorische fase. Partners gaan
andere kanten van elkaars persoonlijkheid ontdekken.
- Kans op een midlifecrisis, meestal rond de 40ste levensjaar.
- Psychische en lichamelijke veranderingen.
- De menopauze (overgang) kan rond het 40ste levensjaar beginnen, maar ook pas als
een vrouw de vijftig al gepasseerd is. De vruchtbare periode van een vrouw eindigt.
Oudere mensen (65 jaar en ouder)
Kenmerken: