Mogelijke examenvragen les biochemie
H 1.0
1. Teken de brutoformule van ATP, DNA, pyruvaat.
2. Geef de 6 algemene principes vh metabolisme:
1. Fuels are degraded and large molecules are constructed step by step in a series of linked
reactions = methabolic pathways
2. ATP links E-releasing pathways with E-requiring pathways dingen aan elkaar vastzetten
kost altijd E, E-releasibng = katabolisme VS E-requiring = anabolisme
3. Oxidation of carbon fuels powers the formation of ATP E substraten oxideren = beste
manier om E te verkrijgen
4. Er zijn veel versch soorten metabolische pathways MAAR er zijn er een aantal die de meeste
gemeenschappelijk hebben (specifiek intermediates)
5. Metabolische pathways zijn goed geregeld vb insp: al u ATP voor insp DUs niet ATP voor
synthese v vet (regulering gebeurt heel fijn en ifv wat er gaande is)
6. Metabolische enzymen zitten georganiseerd in grote complexen. Het maken v deze
metabolische enzymen naar de grote complexen stijgt efficiënt doordat substraten-en
product gemakkelijker bewegen tss de individuele enzymen v zo’n complex.
- Enzym heeft affiniteit vr substraat binden reactie kan doorgaan laten los,
DAN gaat het substraat op zoek nr een volgend enzym vr weer een reactie
In de complexen liggen alle enzymen mooi naast elkaar DUS eens de reactie
gestart is °snelle kettingsreactie (product = substraat voor zijn buur enz)
3. Wat is de nucleotidenstructuur?
Stikstofbase, pentose, fosforgroep
4. Wat is een allosterische regeling en geef een vb:
Allosterie = enzym kan binden op een modulator op een bep plaats waardoor zijn vorm veranderd
activiteit op een andere plaats stimuleren OF inhiberen
- Vb: Hb = allosterische regeling 1 O2 molecule bindt erop zodat het de activiteit vh enzym
gaat veranderen?
5. Wat is neoglycogenese?
6. Wat zijn de 6 soorten reacties vh metabolisme?
1. Oxidatie-reductie: e- transfer (e- bij = reduceren, e- weg = oxideren)
2. Ligatie (ATP nodig): covalente bindingen vormen (vb: C-C binding)
3. Isomerisatie: atomen veranderen v positie om isomeren te vormen
4. Groeptransfer: een functionele groep verplaatsen v een molecule nr een andere
5. Hydrolyse: bindingen splitsen dmv toevoeging H2O
6. Functionele groepen toevoegen/verwijderen: functionele groepen toevoegen om bindingen
te verdubbelen OF functionele groepen verwijderen om dubbele bindingen te vormen
7. Waarom is creatinefosfaat een zeer effectieve fosforylbuffer?
,Creatinefosfaat = zeer effectieve fosforylbuffer door:
- Creatinefosfaat = 25 mM in rust (ATP = 4mM in rust)
- Hoge fosforyl-transfer potential (tov ATP)
8. Teken de grafieken van ATP en CPr concentraties in de spiercel:
9.
9. Vergelijk glucose met vetzuren adhv ATP capaciteit en snelheid capaciteit:
Zie les 1.0 slide 24
10. Hoe komt het dat we uit VZ meer E kunnen halen dan uit glucose?
Vetten zijn langer (14-16-18-C atomen) C-atomen dragen zoveel mogelijk H DUS zijn bijna volledig
gereduceerd DUS elk C-atoom is zoveel mogelijk gereduceerd en vetten hebben meer C-atomen
11. Wat zijn 2 manieren om ATP te creëren/recycleren? OF Hoe wordt de energie die vrijkomt
bij de oxidatie van een koolstofverbinding omgezet in ATP?
E komt vrij door C-verbindingen te oxideren
C in brandstofmoleculen (glucose, vetten)
w geoxideerd tt CO2 (gesplitst en vastgezet aan O2)
- e- acceptor = O2
- oxidatieproduct = CO2
°vrije E
deze vrije E gebruikt voor:
1. °verbinding met hoge fosforyl-transfer potentiaal: e- die vrijkomen zetten we op NAD+
(e- dragers, co-enzymes), DAN 1,3-bifosfoglyceraat heeft hogere fosforyl-transfer
potentiaal dan ATP DUS kunnen deze P-groep gebruiken om ATP te vormen
2. °ionengradiënt/protonengradiënt: verschil in conc DUS vrije e- gebruikt voor ATP-
synthese uit ADP en Pi
, 12. Leg volgende tekening uit: les 1.0 slide 27
Geel: tijdens het oxideren °CO2 gereduceerde co-enzymen (proton en e- dragers) gaan de
vrijgekomen protonen in een specifieke plaats afgeven °protonengradiënt (meer H+ in ene
compartiment tov andere compartiment)
Rood: als er meer H+ is aan de buitenkant vh
membraan °conc gradiënt (H+ willen terug nr
binnen vloeien) deze F gebruiken om ATP te
vormen uit ADP en Pi
= oxidatieve fosforylering
13. E w in 3 fasen uit voedsel onttrokken:
leg uit:
Acetyl-CoA gaat Krebscyclus binnen (C2 fragm)
C-atomen w geoxideerd: C2 w omgevormd nr 2 CO2 molec
voor elke geoxideerde acetylgroep w 4e- overgedragen: 3 nr NAD+ en 1 nr
FAD
e- stromen vd gereduceerde vormen v deze dragers nr O2 (= tss ruimte)
DUS °protonengradiënt
protonengradiënt zorgt voor ATP-synthese
14. Vergelijk de versch soorten geactiveerde dragers (gelijkenissen,
verschillen, Fie):
15. Bespreek de versch mogelijkheden om enzymen te starten:
16. Naam ve cyclus geg: waar beginnen we mee, waar eindigen we mee, wat is er toegevoegd,
wat is er weggegaan, ..:
17. Als je kruispunten v metabolismen tegenkomt moet je opletten: hoe beïnvloeden die
elkaar?
18. Hoe kunnen metabole processen gereguleerd w? (les 1.0 slide 52-54)
19. Geef de volledige oxidatie v glucose. Geef begin + eindproduct en waar de processen
gebeuren
(overkoepelt H1.0, 1.1 en 1.3) je moet dus de begin-en eindproducten geven vd anaerobe
glycolyse, krebscyclus en oxidatieve fosforylering + hvl ATP er vrijkomt
H 1.0
1. Teken de brutoformule van ATP, DNA, pyruvaat.
2. Geef de 6 algemene principes vh metabolisme:
1. Fuels are degraded and large molecules are constructed step by step in a series of linked
reactions = methabolic pathways
2. ATP links E-releasing pathways with E-requiring pathways dingen aan elkaar vastzetten
kost altijd E, E-releasibng = katabolisme VS E-requiring = anabolisme
3. Oxidation of carbon fuels powers the formation of ATP E substraten oxideren = beste
manier om E te verkrijgen
4. Er zijn veel versch soorten metabolische pathways MAAR er zijn er een aantal die de meeste
gemeenschappelijk hebben (specifiek intermediates)
5. Metabolische pathways zijn goed geregeld vb insp: al u ATP voor insp DUs niet ATP voor
synthese v vet (regulering gebeurt heel fijn en ifv wat er gaande is)
6. Metabolische enzymen zitten georganiseerd in grote complexen. Het maken v deze
metabolische enzymen naar de grote complexen stijgt efficiënt doordat substraten-en
product gemakkelijker bewegen tss de individuele enzymen v zo’n complex.
- Enzym heeft affiniteit vr substraat binden reactie kan doorgaan laten los,
DAN gaat het substraat op zoek nr een volgend enzym vr weer een reactie
In de complexen liggen alle enzymen mooi naast elkaar DUS eens de reactie
gestart is °snelle kettingsreactie (product = substraat voor zijn buur enz)
3. Wat is de nucleotidenstructuur?
Stikstofbase, pentose, fosforgroep
4. Wat is een allosterische regeling en geef een vb:
Allosterie = enzym kan binden op een modulator op een bep plaats waardoor zijn vorm veranderd
activiteit op een andere plaats stimuleren OF inhiberen
- Vb: Hb = allosterische regeling 1 O2 molecule bindt erop zodat het de activiteit vh enzym
gaat veranderen?
5. Wat is neoglycogenese?
6. Wat zijn de 6 soorten reacties vh metabolisme?
1. Oxidatie-reductie: e- transfer (e- bij = reduceren, e- weg = oxideren)
2. Ligatie (ATP nodig): covalente bindingen vormen (vb: C-C binding)
3. Isomerisatie: atomen veranderen v positie om isomeren te vormen
4. Groeptransfer: een functionele groep verplaatsen v een molecule nr een andere
5. Hydrolyse: bindingen splitsen dmv toevoeging H2O
6. Functionele groepen toevoegen/verwijderen: functionele groepen toevoegen om bindingen
te verdubbelen OF functionele groepen verwijderen om dubbele bindingen te vormen
7. Waarom is creatinefosfaat een zeer effectieve fosforylbuffer?
,Creatinefosfaat = zeer effectieve fosforylbuffer door:
- Creatinefosfaat = 25 mM in rust (ATP = 4mM in rust)
- Hoge fosforyl-transfer potential (tov ATP)
8. Teken de grafieken van ATP en CPr concentraties in de spiercel:
9.
9. Vergelijk glucose met vetzuren adhv ATP capaciteit en snelheid capaciteit:
Zie les 1.0 slide 24
10. Hoe komt het dat we uit VZ meer E kunnen halen dan uit glucose?
Vetten zijn langer (14-16-18-C atomen) C-atomen dragen zoveel mogelijk H DUS zijn bijna volledig
gereduceerd DUS elk C-atoom is zoveel mogelijk gereduceerd en vetten hebben meer C-atomen
11. Wat zijn 2 manieren om ATP te creëren/recycleren? OF Hoe wordt de energie die vrijkomt
bij de oxidatie van een koolstofverbinding omgezet in ATP?
E komt vrij door C-verbindingen te oxideren
C in brandstofmoleculen (glucose, vetten)
w geoxideerd tt CO2 (gesplitst en vastgezet aan O2)
- e- acceptor = O2
- oxidatieproduct = CO2
°vrije E
deze vrije E gebruikt voor:
1. °verbinding met hoge fosforyl-transfer potentiaal: e- die vrijkomen zetten we op NAD+
(e- dragers, co-enzymes), DAN 1,3-bifosfoglyceraat heeft hogere fosforyl-transfer
potentiaal dan ATP DUS kunnen deze P-groep gebruiken om ATP te vormen
2. °ionengradiënt/protonengradiënt: verschil in conc DUS vrije e- gebruikt voor ATP-
synthese uit ADP en Pi
, 12. Leg volgende tekening uit: les 1.0 slide 27
Geel: tijdens het oxideren °CO2 gereduceerde co-enzymen (proton en e- dragers) gaan de
vrijgekomen protonen in een specifieke plaats afgeven °protonengradiënt (meer H+ in ene
compartiment tov andere compartiment)
Rood: als er meer H+ is aan de buitenkant vh
membraan °conc gradiënt (H+ willen terug nr
binnen vloeien) deze F gebruiken om ATP te
vormen uit ADP en Pi
= oxidatieve fosforylering
13. E w in 3 fasen uit voedsel onttrokken:
leg uit:
Acetyl-CoA gaat Krebscyclus binnen (C2 fragm)
C-atomen w geoxideerd: C2 w omgevormd nr 2 CO2 molec
voor elke geoxideerde acetylgroep w 4e- overgedragen: 3 nr NAD+ en 1 nr
FAD
e- stromen vd gereduceerde vormen v deze dragers nr O2 (= tss ruimte)
DUS °protonengradiënt
protonengradiënt zorgt voor ATP-synthese
14. Vergelijk de versch soorten geactiveerde dragers (gelijkenissen,
verschillen, Fie):
15. Bespreek de versch mogelijkheden om enzymen te starten:
16. Naam ve cyclus geg: waar beginnen we mee, waar eindigen we mee, wat is er toegevoegd,
wat is er weggegaan, ..:
17. Als je kruispunten v metabolismen tegenkomt moet je opletten: hoe beïnvloeden die
elkaar?
18. Hoe kunnen metabole processen gereguleerd w? (les 1.0 slide 52-54)
19. Geef de volledige oxidatie v glucose. Geef begin + eindproduct en waar de processen
gebeuren
(overkoepelt H1.0, 1.1 en 1.3) je moet dus de begin-en eindproducten geven vd anaerobe
glycolyse, krebscyclus en oxidatieve fosforylering + hvl ATP er vrijkomt