Ontwikkelingspsycholgie specialisatie
1. Het begin van het leven (hoofdstuk 3)
1.1. Erfelijkheid
1.1.1. Genen en chromosomen : de code van het leven
Waarom grote diversiteit in mensen ?
Bij de vorming van de gemeten in het volwassen lichaam :
Ad random 1 van de 2 chromosomen van elk paar naar gameet = +/- 8 miljoen verschillende
combinaties mogelijk
Willekeurige transformaties van genen
Geslachtsbepaling
Wie bepaalt het geslacht ?
Chromosomen :
o Vrouw : 22 gelijksoortige paren + XX —> eicel : X
o Man : 22 gelijksoortige paren + XY —> zaadcel : X of Y
De vaders bepalen het geslacht !
Mogelijkheden voor selectie winnen terrein
Embryowet
Chromosoom afwijkingen
Genoommutatie :
De meeste bevruchte eicellen met genoommutatie, zijn niet levensvatbaar (miskraam, maar
moeder weet niet eens dat ze zwanger is geweest)
Genoommutatie kan leiden tot bepaalde syndromen, zoals trisomie 21 ofwel syndroom van
Down
Syndroom van Turner : afwijkend aantal geslachtschromosmen, enkel bij meisjes (paar 23,
XX)
o Ontbreking van X of X met verkeerde vorm
o Eierstokken ontwikkelen zich niet goed
1.1.2. Genetische consultatie en erfelijkheidsadvies
Gedragsgenetica : onderzoek naar de effecten van erfelijkheid op gedrag
Brengt relatieve bijdrage van genen op gedrag s kenmerken in kaar
o Criminaliteit
o Intelligentie
Levert inzicht in genetische basis/kwetsbaarheid van of voor bepaalde syndromen
o Bv borst- en eierstokkanker, spierziekte van Duchenne
Prenataal onderzoek
Standaardcontrole ongeboren kind
o Bloedfanatiek
o Nekplooimeting
o Echografie
o Waarom
Groei
Ligging
1
, Geslacht baby
Hoeveelheid vruchtwater
Meerlingszwangerschappen
Aangeboren afwijkingen
Bij risico (genetische) aandoeningen
o Genetisch adviseur
Brengt genetische risico’s in kaart: familiegeschiedenis koppelen aan kennis
van soort aandoening
Grondig lichamelijk en chromosomaal onderzoek van ouders
Bijkomend onderzoek tijdens zwangerschap zoals
Bloedtesten
Vruchtwaterpunctie
Vlekkentekening
1.2. De interactie tussen erfelijkheid en omgeving
1.2.1. De rol van omgeving : van genotype naar fenotype
Bv. Obesitas= ernstige overgewicht (BMI > 30) met gezondheidsrisico’s
Gewicht deels erfelijk bepaald
Toch sommigen met genetische kwetsbaarheid geen obesitas
Meeste eigenschappen kennen multifactoriele overerving
= zijn bepaald door combinatie van genetische en omgevingsfactoren
Genetische kwetsbaarheid of genetisch potentieel, beïnvloed door andere (veelal
omgevings-) factoren
In hoeverre wordt ons gedrag veroorzaakt door genetisch factoren en in hoeverre door
omgevingsfactoren ?
1.2.2. Een antwoord op het nature-nurture-raadsel
Onderzoek naar impact van genen en omgeving
2 methoden :
Dieronderozek
Onderzoek bij mensen
o Vergelijken monozygote tweelingen
o Vergelijken dizygote en monozygote tweelingen
o Adoptiestudies
Dierenonderzoek : contrôle over de genen en de omgeving
Dieren fokken die op specifieke vlakken genetisch gelijk zijn & deze dieren in verschillende
omgevingen observeren
Dieren onderzoeken die gefokt zijn met verschillende genetische achtergrond en deze
blootstellen aan identieke omgevingen
Nadeel : generaliseerbaarheid naar mensen
Onderzoek bij mensen : exploiteren van genetische overeenkomsten en verschillen
Onderzoek bij monozygote tweelingen
o Correlationeel onderzoek bij grote groepen eeneiige tweelingen : meer
overeenkomst tussen tweelingen dan tussen gewone broers en zussen voor
Intelligentie
Persoonlijkheid
Interesses
Gezichtsuitdrukkingen
2
, Gebaren
Snelheid van spreken
Vergelijken van dizygote tweelingen en monozygote tweelingen
o Indien monozygote tweelingen meer op elkaar gelijken voor bepaald
(gedrags)kenmerk dan dizygote tweelingen : aanwijzing rol genen/omgeving
Adoptiestudies
o Indien adoptiekind voor betaald (gedrags)kenmerk, sterk gelijkt op dat van adoptie-
broer/zus : aanwijzingen rol omgeving/genen
Epigenetica
Epigenetica betekent letterlijk ‘bovenop het DNA’. Nog preciezer gaat het om de
‘markeringen’ rondom het DNA die genen aan en uit kan zetten. Die markeringen zelf
veranderen en lijken overerfbaar.
Bv. Holocaust
Bv. Hongerwinter
1.2.3. Kunnen genen de omgeving beïnvloeden ?
Actieve genotype-omgevingseffecten
o Zich zelf richten op aspecten in omgeving die het meest aansluiten bij de genetisch
bepaalde capaciteiten
2. Passieve genotype-omgevingseffecten
o Genen van ouders worden geassocieerd met de omgeving waarin kinderen opgroeien
3. Evocatieve genotype-omgevingseffecten
o Situaties waarin de genen van een kind een specifieke omgeving(-sreactie) oproepen
1.3. Prenatale groei en verandering
Duur van de zwangerschap= 40 weken
Gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie
1.3.1. De stadia van de prenatale periode : het begin van de ontwikkeling
Germinale stadium : van 0 tot 2 weken na conceptie
Zygote deelt zich gestaag (na 1 week al 100-150 cellen) en neemt in complexiteit toe
Eerste 5 dagen : bevruchte eicel verplaatst zich van eileider naar baarmoeder (uterus)
Tussen dag 5 en dag 9 : innesteling van bevruchte eicel in wand uterus
Deling van de zygote —> steeds meer specialistisch
Sommige cellen vormen beschermende laag rond massa
Andere cellen vormen placenta en navelstreng
Placenta : voeding, zuurstof, afvalstoffen
Embryonale stadium van 2 tot 8 weken na conceptie
Fase met grote veranderingen in belangrijkste organen en fundamentele anatomie
Embryo met drie kiembladen
o Ectoderm : huid, haar, tanden, zintuigen, hersen en ruggenmerg
o Mesoderm : spieren, botten, bloed en bloedsomloop
o Encodering : o.a. Spijsverteringsstelsel, lever, alvleesklier en ademhalingsstelsel
Snelle ontwikkeling
o 3 weken : 4mm
3
1. Het begin van het leven (hoofdstuk 3)
1.1. Erfelijkheid
1.1.1. Genen en chromosomen : de code van het leven
Waarom grote diversiteit in mensen ?
Bij de vorming van de gemeten in het volwassen lichaam :
Ad random 1 van de 2 chromosomen van elk paar naar gameet = +/- 8 miljoen verschillende
combinaties mogelijk
Willekeurige transformaties van genen
Geslachtsbepaling
Wie bepaalt het geslacht ?
Chromosomen :
o Vrouw : 22 gelijksoortige paren + XX —> eicel : X
o Man : 22 gelijksoortige paren + XY —> zaadcel : X of Y
De vaders bepalen het geslacht !
Mogelijkheden voor selectie winnen terrein
Embryowet
Chromosoom afwijkingen
Genoommutatie :
De meeste bevruchte eicellen met genoommutatie, zijn niet levensvatbaar (miskraam, maar
moeder weet niet eens dat ze zwanger is geweest)
Genoommutatie kan leiden tot bepaalde syndromen, zoals trisomie 21 ofwel syndroom van
Down
Syndroom van Turner : afwijkend aantal geslachtschromosmen, enkel bij meisjes (paar 23,
XX)
o Ontbreking van X of X met verkeerde vorm
o Eierstokken ontwikkelen zich niet goed
1.1.2. Genetische consultatie en erfelijkheidsadvies
Gedragsgenetica : onderzoek naar de effecten van erfelijkheid op gedrag
Brengt relatieve bijdrage van genen op gedrag s kenmerken in kaar
o Criminaliteit
o Intelligentie
Levert inzicht in genetische basis/kwetsbaarheid van of voor bepaalde syndromen
o Bv borst- en eierstokkanker, spierziekte van Duchenne
Prenataal onderzoek
Standaardcontrole ongeboren kind
o Bloedfanatiek
o Nekplooimeting
o Echografie
o Waarom
Groei
Ligging
1
, Geslacht baby
Hoeveelheid vruchtwater
Meerlingszwangerschappen
Aangeboren afwijkingen
Bij risico (genetische) aandoeningen
o Genetisch adviseur
Brengt genetische risico’s in kaart: familiegeschiedenis koppelen aan kennis
van soort aandoening
Grondig lichamelijk en chromosomaal onderzoek van ouders
Bijkomend onderzoek tijdens zwangerschap zoals
Bloedtesten
Vruchtwaterpunctie
Vlekkentekening
1.2. De interactie tussen erfelijkheid en omgeving
1.2.1. De rol van omgeving : van genotype naar fenotype
Bv. Obesitas= ernstige overgewicht (BMI > 30) met gezondheidsrisico’s
Gewicht deels erfelijk bepaald
Toch sommigen met genetische kwetsbaarheid geen obesitas
Meeste eigenschappen kennen multifactoriele overerving
= zijn bepaald door combinatie van genetische en omgevingsfactoren
Genetische kwetsbaarheid of genetisch potentieel, beïnvloed door andere (veelal
omgevings-) factoren
In hoeverre wordt ons gedrag veroorzaakt door genetisch factoren en in hoeverre door
omgevingsfactoren ?
1.2.2. Een antwoord op het nature-nurture-raadsel
Onderzoek naar impact van genen en omgeving
2 methoden :
Dieronderozek
Onderzoek bij mensen
o Vergelijken monozygote tweelingen
o Vergelijken dizygote en monozygote tweelingen
o Adoptiestudies
Dierenonderzoek : contrôle over de genen en de omgeving
Dieren fokken die op specifieke vlakken genetisch gelijk zijn & deze dieren in verschillende
omgevingen observeren
Dieren onderzoeken die gefokt zijn met verschillende genetische achtergrond en deze
blootstellen aan identieke omgevingen
Nadeel : generaliseerbaarheid naar mensen
Onderzoek bij mensen : exploiteren van genetische overeenkomsten en verschillen
Onderzoek bij monozygote tweelingen
o Correlationeel onderzoek bij grote groepen eeneiige tweelingen : meer
overeenkomst tussen tweelingen dan tussen gewone broers en zussen voor
Intelligentie
Persoonlijkheid
Interesses
Gezichtsuitdrukkingen
2
, Gebaren
Snelheid van spreken
Vergelijken van dizygote tweelingen en monozygote tweelingen
o Indien monozygote tweelingen meer op elkaar gelijken voor bepaald
(gedrags)kenmerk dan dizygote tweelingen : aanwijzing rol genen/omgeving
Adoptiestudies
o Indien adoptiekind voor betaald (gedrags)kenmerk, sterk gelijkt op dat van adoptie-
broer/zus : aanwijzingen rol omgeving/genen
Epigenetica
Epigenetica betekent letterlijk ‘bovenop het DNA’. Nog preciezer gaat het om de
‘markeringen’ rondom het DNA die genen aan en uit kan zetten. Die markeringen zelf
veranderen en lijken overerfbaar.
Bv. Holocaust
Bv. Hongerwinter
1.2.3. Kunnen genen de omgeving beïnvloeden ?
Actieve genotype-omgevingseffecten
o Zich zelf richten op aspecten in omgeving die het meest aansluiten bij de genetisch
bepaalde capaciteiten
2. Passieve genotype-omgevingseffecten
o Genen van ouders worden geassocieerd met de omgeving waarin kinderen opgroeien
3. Evocatieve genotype-omgevingseffecten
o Situaties waarin de genen van een kind een specifieke omgeving(-sreactie) oproepen
1.3. Prenatale groei en verandering
Duur van de zwangerschap= 40 weken
Gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie
1.3.1. De stadia van de prenatale periode : het begin van de ontwikkeling
Germinale stadium : van 0 tot 2 weken na conceptie
Zygote deelt zich gestaag (na 1 week al 100-150 cellen) en neemt in complexiteit toe
Eerste 5 dagen : bevruchte eicel verplaatst zich van eileider naar baarmoeder (uterus)
Tussen dag 5 en dag 9 : innesteling van bevruchte eicel in wand uterus
Deling van de zygote —> steeds meer specialistisch
Sommige cellen vormen beschermende laag rond massa
Andere cellen vormen placenta en navelstreng
Placenta : voeding, zuurstof, afvalstoffen
Embryonale stadium van 2 tot 8 weken na conceptie
Fase met grote veranderingen in belangrijkste organen en fundamentele anatomie
Embryo met drie kiembladen
o Ectoderm : huid, haar, tanden, zintuigen, hersen en ruggenmerg
o Mesoderm : spieren, botten, bloed en bloedsomloop
o Encodering : o.a. Spijsverteringsstelsel, lever, alvleesklier en ademhalingsstelsel
Snelle ontwikkeling
o 3 weken : 4mm
3