Samenvatting inleiding
psychologie
Created @September 13, 2024 3:26 PM
Class inleiding psychologie
Hoofdstuk 1
Kernvraag 1.1
Drie soorten psychologen
Experimenteel psycholoog = doet onderzoek naar elementaire psychologische
processen
Docenten psychologie = primaire taak is geven van onderwijs
Toegepast psychologen = door experimenteel psychologen vergaarde kennis
gebruikt om problemen van mensen op te lossen
Specialisaties in de toegepaste psychologie
Arbeids en organisatiepsychologen = gespecialiseerd in aanpassingen aan de
werkplek die de productiviteit maximaliseert (ontwikkelen programma's)
Sportpsychologen = werken samen met atleten om hun prestaties te
bevorderen
Schoolpsychologen = deskundig op het gebied van lesgeven en leren (leren,
gezin of persoonlijke omstandigheden)
Klinisch psychologen en counselors = helpen mensen zich aan te passen op
sociaal en emotioneel gebied of om moeilijke keuzes te maken
Forensisch psychologen = leveren hun psychologische expertise aan het
wets- en rechtssysteem
Samenvatting inleiding psychologie 1
, Omgeving psychologen = proberen de interactie met onze omgeving en het
milieu te verbeteren (duurzaamheid)
Gerontpsychologen = beoordelen het functioneren van ouderen en
verstrekken begeleiding
Psychologie is geen psychiatrie
Psychiatrie = een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en
behandeling van mentale stoornissen
Zij zien mensen als ‘patiënten’ met een geestelijke ‘ziekte’. Is geneeskunde voor
gestudeerd en mogen medicijnen uitschrijven.
Kritisch denken
Welke vragen kun je jezelf stellen?
1. Wat is de bron? → Heeft de bron wat belangrijks te winnen bij de bewering?
(financieel)
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijsmateriaal? → Er is wetenschappelijk bewijsmateriaal nodig. →
Anekdotisch bewijsmateriaal = Getuigenissen die de ervaringen van iemand of
enkele personen schetsen, maar ten onrechte voor wetenschappelijk bewijs
worden aangezien.
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias?
Bias = Een vooroordeel, vervorming of vertekening van een situatie, meestal op
basis van persoonlijke ervaringen en waarden.
→ Emotionele bias = de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en
gevoelens in plaats van een rationele analyse van het
bewijsmateriaal.
→ Confirmation bias = de neiging om informatie die niet bij je opvattingen
aansluit te negeren of te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te
zoeken waar je het wel mee eens bent.
Samenvatting inleiding psychologie 2
, 5. Worden veel voorkomende denkfouten vermeden?
→ ‘Gezond verstand’ kan een stelling zowel ondersteunen als onderuithalen.
→ ‘Correlatie causaliteit denkfout’, als twee dingen tegelijk voorkomen moet het
de ander veroorzaken.
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig? →
Niet uitgaan van een simplistische aanname.
Kernvraag 1.2
Zes perspectieven moderne psychologie
Biologisch perspectief = Het psychologische perspectief dat de oorzaken van
gedrag zoekt in het functioneren van de genen, de hersenen, het zenuwstelsel
en hormoonstelsel.
→ Neurowetenschap = Het vakgebied dat zich richt op begrip van hoe de
hersenen gedachten, gevoelens, motieven, bewustzijn, herinneringen en andere
mentale processen creëren.
→ Evolutionaire psychologie = Een relatief nieuw specialisme in de psychologie
dat gedrag en mentale processen beschouwt op basis van hun genetische
aanpassingen aan overleving een voortplanting.
Cognitief perspectief = geestelijke activiteiten (leren, verwachtingen etc.)
→ Introspectie = vragen om te beschrijven wat er in jouw hoofd gebeurd
→ Structuralisme = zochten de ‘elementen’ van de bewuste ervaring
→ Functionalisme = richten op de functie van het bewustzijn en niet alleen op de
structuur ervan
→ Gestaltpsychologie = samenhang, de brein maakt een beeld van alle kleine
dingen bij elkaar
Behavioristisch perspectief = Vroeg aandacht voor de manier waarop ons
handelen wordt gevormd door de consequenties ervan. (gedrag aangeleerd
door de omgeving)
Samenvatting inleiding psychologie 3
, → Behaviorisme = De wetenschap van het gedrag en van de meetbare
omstandigheden in de omgeving die dit gedrag beïnvloeden.
→ Wij begrijpen nu beter dat krachten vanuit de omgeving van invloed zijn op
het vermogen tot leren.
Gehele persoon = bestaat uit drie perspectieven
→ Psychodynamisch = De onbewuste geest
→ Humanistisch = nadruk op mogelijkheden (groei)
→ Karaktertrekken en temperament = verschillen tussen mensen (introvert en
extravert)
Ontwikkeling = nature en nurture
Socio-cultureel = sociaal invloed staat centraal, cultuur
Kernvraag 1.3
Vier stappen wetenschappelijke methode
Hypothese ontwikkelen = voorspelling van de uitkomst van een
wetenschappelijk onderzoek; een bewering over de relatie tussen variabelen
in een onderzoek. Het moet falsifieerbaar (weerlegbaar) zijn.
Objectieve data verzamelen
→ Experimentele groep en controle groep
→ Onafhankelijke variabele = factor die gewijzigd wordt (bijv. muziek)
→ Afhankelijke variabele = gevolg van de onafhankelijke variabele (bijv.
hartslag)
De resultaten analyseren = de hypothese accepteren of verwerpen
→ Significatie = Is er duidelijk verschil? Genoeg data?
De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
Vijf soorten psychologisch onderzoek
Samenvatting inleiding psychologie 4
psychologie
Created @September 13, 2024 3:26 PM
Class inleiding psychologie
Hoofdstuk 1
Kernvraag 1.1
Drie soorten psychologen
Experimenteel psycholoog = doet onderzoek naar elementaire psychologische
processen
Docenten psychologie = primaire taak is geven van onderwijs
Toegepast psychologen = door experimenteel psychologen vergaarde kennis
gebruikt om problemen van mensen op te lossen
Specialisaties in de toegepaste psychologie
Arbeids en organisatiepsychologen = gespecialiseerd in aanpassingen aan de
werkplek die de productiviteit maximaliseert (ontwikkelen programma's)
Sportpsychologen = werken samen met atleten om hun prestaties te
bevorderen
Schoolpsychologen = deskundig op het gebied van lesgeven en leren (leren,
gezin of persoonlijke omstandigheden)
Klinisch psychologen en counselors = helpen mensen zich aan te passen op
sociaal en emotioneel gebied of om moeilijke keuzes te maken
Forensisch psychologen = leveren hun psychologische expertise aan het
wets- en rechtssysteem
Samenvatting inleiding psychologie 1
, Omgeving psychologen = proberen de interactie met onze omgeving en het
milieu te verbeteren (duurzaamheid)
Gerontpsychologen = beoordelen het functioneren van ouderen en
verstrekken begeleiding
Psychologie is geen psychiatrie
Psychiatrie = een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en
behandeling van mentale stoornissen
Zij zien mensen als ‘patiënten’ met een geestelijke ‘ziekte’. Is geneeskunde voor
gestudeerd en mogen medicijnen uitschrijven.
Kritisch denken
Welke vragen kun je jezelf stellen?
1. Wat is de bron? → Heeft de bron wat belangrijks te winnen bij de bewering?
(financieel)
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijsmateriaal? → Er is wetenschappelijk bewijsmateriaal nodig. →
Anekdotisch bewijsmateriaal = Getuigenissen die de ervaringen van iemand of
enkele personen schetsen, maar ten onrechte voor wetenschappelijk bewijs
worden aangezien.
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias?
Bias = Een vooroordeel, vervorming of vertekening van een situatie, meestal op
basis van persoonlijke ervaringen en waarden.
→ Emotionele bias = de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en
gevoelens in plaats van een rationele analyse van het
bewijsmateriaal.
→ Confirmation bias = de neiging om informatie die niet bij je opvattingen
aansluit te negeren of te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te
zoeken waar je het wel mee eens bent.
Samenvatting inleiding psychologie 2
, 5. Worden veel voorkomende denkfouten vermeden?
→ ‘Gezond verstand’ kan een stelling zowel ondersteunen als onderuithalen.
→ ‘Correlatie causaliteit denkfout’, als twee dingen tegelijk voorkomen moet het
de ander veroorzaken.
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig? →
Niet uitgaan van een simplistische aanname.
Kernvraag 1.2
Zes perspectieven moderne psychologie
Biologisch perspectief = Het psychologische perspectief dat de oorzaken van
gedrag zoekt in het functioneren van de genen, de hersenen, het zenuwstelsel
en hormoonstelsel.
→ Neurowetenschap = Het vakgebied dat zich richt op begrip van hoe de
hersenen gedachten, gevoelens, motieven, bewustzijn, herinneringen en andere
mentale processen creëren.
→ Evolutionaire psychologie = Een relatief nieuw specialisme in de psychologie
dat gedrag en mentale processen beschouwt op basis van hun genetische
aanpassingen aan overleving een voortplanting.
Cognitief perspectief = geestelijke activiteiten (leren, verwachtingen etc.)
→ Introspectie = vragen om te beschrijven wat er in jouw hoofd gebeurd
→ Structuralisme = zochten de ‘elementen’ van de bewuste ervaring
→ Functionalisme = richten op de functie van het bewustzijn en niet alleen op de
structuur ervan
→ Gestaltpsychologie = samenhang, de brein maakt een beeld van alle kleine
dingen bij elkaar
Behavioristisch perspectief = Vroeg aandacht voor de manier waarop ons
handelen wordt gevormd door de consequenties ervan. (gedrag aangeleerd
door de omgeving)
Samenvatting inleiding psychologie 3
, → Behaviorisme = De wetenschap van het gedrag en van de meetbare
omstandigheden in de omgeving die dit gedrag beïnvloeden.
→ Wij begrijpen nu beter dat krachten vanuit de omgeving van invloed zijn op
het vermogen tot leren.
Gehele persoon = bestaat uit drie perspectieven
→ Psychodynamisch = De onbewuste geest
→ Humanistisch = nadruk op mogelijkheden (groei)
→ Karaktertrekken en temperament = verschillen tussen mensen (introvert en
extravert)
Ontwikkeling = nature en nurture
Socio-cultureel = sociaal invloed staat centraal, cultuur
Kernvraag 1.3
Vier stappen wetenschappelijke methode
Hypothese ontwikkelen = voorspelling van de uitkomst van een
wetenschappelijk onderzoek; een bewering over de relatie tussen variabelen
in een onderzoek. Het moet falsifieerbaar (weerlegbaar) zijn.
Objectieve data verzamelen
→ Experimentele groep en controle groep
→ Onafhankelijke variabele = factor die gewijzigd wordt (bijv. muziek)
→ Afhankelijke variabele = gevolg van de onafhankelijke variabele (bijv.
hartslag)
De resultaten analyseren = de hypothese accepteren of verwerpen
→ Significatie = Is er duidelijk verschil? Genoeg data?
De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
Vijf soorten psychologisch onderzoek
Samenvatting inleiding psychologie 4