1
Emotie, Cognitie en Gedrag deel 1
Thema 1: Emotiregulatie, theoretische modellen en klinische implicaties
Hoorcollege 1: ECG en emotieregulatie
Er zijn drie belangrijke theoretische modellen gerelateerd aan de interactie tussen
emoties, cognities en gedrag.
- Links: Cognitieve driehoek/triade
- Midden: Biopsychosociaal model
- Rechts: Het procesmodel van
emotieregulatie (ER)
Cognitieve driehoek/triade:
De cognitieve driehoek laat zien hoe gedachten,
gevoelens en gedrag continu met elkaar in
wisselwerking staan.
- In de figuur rechts zie je dat
de driehoek voorkomt uit
diepere kernopvattingen
over jezelf, anderen en de
toekomst.
Biopsychosociaal model:
- Biologische
factoren omvatten
genetische kwetsbaarheid,
lichamelijke gezondheid,
hersenchemie, en stressreacties.
- Psychologische factoren zijn bijvoorbeeld emoties, denkpatronen, coping
aardigheden, zelfbeeld en temperament.
- Sociale factoren betreffen opvoeding, school/werk, sociale steun, cultuur, en
economische situatie.
De overlap tussen deze drie domeinen bepaalt de mate van kwetsbaarheid of juist
veerkracht van een individu.
, 2
Procesmodel van emotieregulatie: In de figuur
loopt de tijd van links naar rechts.
Emotieregulatie = Vormgeven aan welke emoties je
hebt, wanneer je ze hebt en hoe je deze emoties
ervaart of uitdrukt.
Dit benadrukt drie elementen:
- Welke emoties we ervaren.
- Wanneer we ze ervaren.
- Hoe we ze beleven of uiten.
Dit zijn bewuste en onbewuste processen.
Kenmerken van emotieregulatie:
1. Activering van een doel = Er is altijd een
specifiek doel dat iemand wil bereiken.
2. Strategie = De persoon zet een strategie in om
invloed uit te oefenen op hoe de emotie verloopt.
3. Uitkomst = Deze strategie heeft een effect op de
emotie; bijvoorbeeld minder intensiteit, kortere
duur of een betere beheersing van de reactie.
Er zijn 5 emotieregulatie strategieën:
1. Situatie selectie = Je kiest actief welke situaties je opzoekt of vermijdt, op basis
van de emotionele gevolgen.
Voorbeeld: Je vermijdt een feestje omdat je weet dat je er gespannen van raakt.
2. Situatie modificatie = Je verandert de situatie zelf om de emotionele impact te
beïnvloeden.
Voorbeeld: Je vraagt een moeilijk gesprek op een rustigere plek te voeren.
3. Aandacht deployment = Je stuurt je aandacht bewust ergens anders heen om je
emotie te reguleren.
Voorbeeld: Je kijkt naar een filmpje of scrolt op je telefoon om afleiding te zoeken.
4. Cognitieve verandering = Je herinterpreteert de situatie op een andere manier,
ook wel herwaardering genoemd.
Voorbeeld: In plaats van te denken “dit is rampzalig”, denk je “ik kan hier iets van
leren.”
5. Respons modulatie = Je probeert de emotionele reactie zelf direct te
beïnvloeden.
Voorbeeld: Je ademt diep in om woede te kalmeren, of onderdrukt een huilbui.
Emotieregulatie bij baby’s
1. Situatie modificatie:
- De ouder kan de situatie veranderen, zoals het kind uit de wieg halen.
- De ouder kan het kind weghalen uit een enge situatie.
- Baby’s kunnen gezichtsuitdrukkingen, vocalisatie of gebaren gebruiken om hun
discomfort te uiten en zo invloed uit te oefenen op de situatie.
- Op een latere leeftijd: Situatie selectie wanneer het kind in staat is om actief
situaties te benaderen of uit de weg te gaan.
, 3
2. Aandacht deployment:
- Baby’s maken vaak gebruik van afleiding om de situatie minder emotioneel
geladen te maken.
- Door weg te kijken: Dit doen oudere kinderen of volwassenen door hun
gedachten ergens anders op te focussen.
3. Respons modulatie:
- Het veranderen van de emotionele reactie, bijvoorbeeld relaxen, self-soothing
gedrag (duimen, speen).
- Onderdrukking van bepaalde emoties via ‘display rules’ => Rol van cultuur. Dit
betekent dat kinderen op den duur bepaalde emoties leren onderdrukken of
aanpassen aan de sociale context.
Wat is een emotie?
E-motion = Emoties zijn van nature gekoppeld aan gedrag of
een actie.
‘Whole-body phenomena’ = Emoties zijn complexe
ervaringen waarin lichamelijke reacties, gedachten en gedrag
samenkomen.
- Fysiologisch.
- Cognitie.
- Gedrag.
Gezichtsuitdrukkingen als indicatoren van onderliggende emotionele staten:
- We doen vaak ‘inferences’ (afleidingen) over iemands emotie op basis van hun
gezichtsuitdrukking.
Twee theoretische benaderingen van emoties:
Functionalistische benadering:
- Emoties helpen bij communicatie en bij signaalfunctie richting onszelf en
anderen.
- Emoties ontstaan op basis van onze evaluatie van gebeurtenissen in relatie tot
onze persoonlijke doelen (zoals veiligheid of voedsel).
- Emoties,
doelen en
acties.
, 4
Differentiatie benadering:
- Legt de nadruk op de ontwikkeling van emoties via fysiologische rijping.
- Volgens deze visie zijn sommige emoties al vanaf de geboorte aanwezig:
- Bij de geboorte: Tevredenheid, interesse en distress.
- Na 6 maanden: De zes
basisemoties (5 + verrast).
- Na 18 maanden:
Complexere emoties zoals
schaamte, schuld en trots.
Ongedifferentieerde emoties:
- Tevredenheid, interesse en
distress.
- Deze zijn globaal van aard, een
algemeen gevoel.
- Baby’s gebruiken ze om snel te
reageren op de omgeving.
Gedifferentieerde emoties:
- Vreugde, verdriet, boosheid.
- Na ongeveer 6 maanden kunnen kinderen zes basisemoties uiten, waaronder ook
verrast.
- Maar het begrijpen en tonen op verzoek komt pas later, afhankelijk van de
cognitieve ontwikkeling.
Complexe emoties = Vaak combinaties van basisemoties.
- Er zijn duizenden combinaties mogelijk en ze ontwikkelen zich geleidelijk over
tijd.
- Hun ontstaan hangt sterk af van de omgeving (bijvoorbeeld sociale interacties,
opvoeding en cultuur).
Bijvoorbeeld:
- Zelfbewuste emoties: Schuld, schaamte, trots, gêne. Dit vereist besef van jezelf
in relatie tot anderen.
- Morele emoties: Rechtvaardigheidsgevoel, schuld als je iets verkeerd hebt
gedaan. Dit vereist een idee van goed en fout.
Complexe emoties zijn geen puur gevoel, maar een mentale representatie van emoties,
cognities en gedrag.
Complexe emoties: Embarrassment.
Embarrassment = Ontstaat wanneer we ons ervan bewust zijn dat we opvallen omdat
we een sociale norm hebben overtreden of gewoon ongewenste aandacht krijgen.
- Het is geen pure negatieve emotie zoals schaamte; embarrassment kan ook
ontstaan door positieve situaties.
Morele emoties = Complexe emoties?
Sommige aspecten van moraliteit lijken zichtbaar te zijn op jonge leeftijd, zoals een
reactie op aardig en onaardig gedrag.
Emotie, Cognitie en Gedrag deel 1
Thema 1: Emotiregulatie, theoretische modellen en klinische implicaties
Hoorcollege 1: ECG en emotieregulatie
Er zijn drie belangrijke theoretische modellen gerelateerd aan de interactie tussen
emoties, cognities en gedrag.
- Links: Cognitieve driehoek/triade
- Midden: Biopsychosociaal model
- Rechts: Het procesmodel van
emotieregulatie (ER)
Cognitieve driehoek/triade:
De cognitieve driehoek laat zien hoe gedachten,
gevoelens en gedrag continu met elkaar in
wisselwerking staan.
- In de figuur rechts zie je dat
de driehoek voorkomt uit
diepere kernopvattingen
over jezelf, anderen en de
toekomst.
Biopsychosociaal model:
- Biologische
factoren omvatten
genetische kwetsbaarheid,
lichamelijke gezondheid,
hersenchemie, en stressreacties.
- Psychologische factoren zijn bijvoorbeeld emoties, denkpatronen, coping
aardigheden, zelfbeeld en temperament.
- Sociale factoren betreffen opvoeding, school/werk, sociale steun, cultuur, en
economische situatie.
De overlap tussen deze drie domeinen bepaalt de mate van kwetsbaarheid of juist
veerkracht van een individu.
, 2
Procesmodel van emotieregulatie: In de figuur
loopt de tijd van links naar rechts.
Emotieregulatie = Vormgeven aan welke emoties je
hebt, wanneer je ze hebt en hoe je deze emoties
ervaart of uitdrukt.
Dit benadrukt drie elementen:
- Welke emoties we ervaren.
- Wanneer we ze ervaren.
- Hoe we ze beleven of uiten.
Dit zijn bewuste en onbewuste processen.
Kenmerken van emotieregulatie:
1. Activering van een doel = Er is altijd een
specifiek doel dat iemand wil bereiken.
2. Strategie = De persoon zet een strategie in om
invloed uit te oefenen op hoe de emotie verloopt.
3. Uitkomst = Deze strategie heeft een effect op de
emotie; bijvoorbeeld minder intensiteit, kortere
duur of een betere beheersing van de reactie.
Er zijn 5 emotieregulatie strategieën:
1. Situatie selectie = Je kiest actief welke situaties je opzoekt of vermijdt, op basis
van de emotionele gevolgen.
Voorbeeld: Je vermijdt een feestje omdat je weet dat je er gespannen van raakt.
2. Situatie modificatie = Je verandert de situatie zelf om de emotionele impact te
beïnvloeden.
Voorbeeld: Je vraagt een moeilijk gesprek op een rustigere plek te voeren.
3. Aandacht deployment = Je stuurt je aandacht bewust ergens anders heen om je
emotie te reguleren.
Voorbeeld: Je kijkt naar een filmpje of scrolt op je telefoon om afleiding te zoeken.
4. Cognitieve verandering = Je herinterpreteert de situatie op een andere manier,
ook wel herwaardering genoemd.
Voorbeeld: In plaats van te denken “dit is rampzalig”, denk je “ik kan hier iets van
leren.”
5. Respons modulatie = Je probeert de emotionele reactie zelf direct te
beïnvloeden.
Voorbeeld: Je ademt diep in om woede te kalmeren, of onderdrukt een huilbui.
Emotieregulatie bij baby’s
1. Situatie modificatie:
- De ouder kan de situatie veranderen, zoals het kind uit de wieg halen.
- De ouder kan het kind weghalen uit een enge situatie.
- Baby’s kunnen gezichtsuitdrukkingen, vocalisatie of gebaren gebruiken om hun
discomfort te uiten en zo invloed uit te oefenen op de situatie.
- Op een latere leeftijd: Situatie selectie wanneer het kind in staat is om actief
situaties te benaderen of uit de weg te gaan.
, 3
2. Aandacht deployment:
- Baby’s maken vaak gebruik van afleiding om de situatie minder emotioneel
geladen te maken.
- Door weg te kijken: Dit doen oudere kinderen of volwassenen door hun
gedachten ergens anders op te focussen.
3. Respons modulatie:
- Het veranderen van de emotionele reactie, bijvoorbeeld relaxen, self-soothing
gedrag (duimen, speen).
- Onderdrukking van bepaalde emoties via ‘display rules’ => Rol van cultuur. Dit
betekent dat kinderen op den duur bepaalde emoties leren onderdrukken of
aanpassen aan de sociale context.
Wat is een emotie?
E-motion = Emoties zijn van nature gekoppeld aan gedrag of
een actie.
‘Whole-body phenomena’ = Emoties zijn complexe
ervaringen waarin lichamelijke reacties, gedachten en gedrag
samenkomen.
- Fysiologisch.
- Cognitie.
- Gedrag.
Gezichtsuitdrukkingen als indicatoren van onderliggende emotionele staten:
- We doen vaak ‘inferences’ (afleidingen) over iemands emotie op basis van hun
gezichtsuitdrukking.
Twee theoretische benaderingen van emoties:
Functionalistische benadering:
- Emoties helpen bij communicatie en bij signaalfunctie richting onszelf en
anderen.
- Emoties ontstaan op basis van onze evaluatie van gebeurtenissen in relatie tot
onze persoonlijke doelen (zoals veiligheid of voedsel).
- Emoties,
doelen en
acties.
, 4
Differentiatie benadering:
- Legt de nadruk op de ontwikkeling van emoties via fysiologische rijping.
- Volgens deze visie zijn sommige emoties al vanaf de geboorte aanwezig:
- Bij de geboorte: Tevredenheid, interesse en distress.
- Na 6 maanden: De zes
basisemoties (5 + verrast).
- Na 18 maanden:
Complexere emoties zoals
schaamte, schuld en trots.
Ongedifferentieerde emoties:
- Tevredenheid, interesse en
distress.
- Deze zijn globaal van aard, een
algemeen gevoel.
- Baby’s gebruiken ze om snel te
reageren op de omgeving.
Gedifferentieerde emoties:
- Vreugde, verdriet, boosheid.
- Na ongeveer 6 maanden kunnen kinderen zes basisemoties uiten, waaronder ook
verrast.
- Maar het begrijpen en tonen op verzoek komt pas later, afhankelijk van de
cognitieve ontwikkeling.
Complexe emoties = Vaak combinaties van basisemoties.
- Er zijn duizenden combinaties mogelijk en ze ontwikkelen zich geleidelijk over
tijd.
- Hun ontstaan hangt sterk af van de omgeving (bijvoorbeeld sociale interacties,
opvoeding en cultuur).
Bijvoorbeeld:
- Zelfbewuste emoties: Schuld, schaamte, trots, gêne. Dit vereist besef van jezelf
in relatie tot anderen.
- Morele emoties: Rechtvaardigheidsgevoel, schuld als je iets verkeerd hebt
gedaan. Dit vereist een idee van goed en fout.
Complexe emoties zijn geen puur gevoel, maar een mentale representatie van emoties,
cognities en gedrag.
Complexe emoties: Embarrassment.
Embarrassment = Ontstaat wanneer we ons ervan bewust zijn dat we opvallen omdat
we een sociale norm hebben overtreden of gewoon ongewenste aandacht krijgen.
- Het is geen pure negatieve emotie zoals schaamte; embarrassment kan ook
ontstaan door positieve situaties.
Morele emoties = Complexe emoties?
Sommige aspecten van moraliteit lijken zichtbaar te zijn op jonge leeftijd, zoals een
reactie op aardig en onaardig gedrag.