De lichamelijke ontwikkeling (baby – lagereschoolkind)
• Snelle groei (lengte & gewicht) in eerste 6 maanden (16cm en 4 kilo erbij!)
• Asynchrone groei
• Slapen als lichamelijke basisbehoefte
• Eerste tandjes rond 6 maanden
• Voeding:
• melk + fruit- en groentepapje + vlees/vis
• vanaf 1 jaar: eet mee ‘van tafel’ met eigen lepel
• Groei in lengte en gewicht vertraagt
• Babyvet verdwijnt
peuter wordt slanker
• Asynchrone groei blijft vb. hoofd groeit trager, benen wat sneller
steeds meer de verhoudingen van een volwassen lichaam
• Verdere ontwikkeling van het melkgebit
op 2,5 jaar: 20 tanden
• Eerder synchrone groei
• Gemiddelde groei: 20 cm en 8 kilo
• Geringe verschillen tussen jongens en meisjes
• Overgang kleuter – lagere school: eerste strekking (ronde, mollige
lichaamsvormen verdwijnen)
• Groei: ± 45 cm
meer harmonische lichaamsbouw
• Effect op sociaal-emotionele ontwikkeling
• Overgang lagere school – puber: tweede strekking
De motorische ontwikkeling ( baby – lagereschoolkind)
• Controle over lichaam
• van boven naar beneden (= grove)
• van binnen naar buiten (= fijne)
• Vijf fasen:
• kijkstadium (0-3 mnd) = eng beeld op realiteit, ze hebben nog geen
volledig beeld
• grijpstadium (3-6 mnd) = meer controle over schoudergewricht en kan
dus dingen vastnemen, na 3 m verdwijnt grijpreflex
• zitstadium (6-9 mnd) = baby gaat heupgewricht en romp verder
ontwikkelen en kan dus rechtzitten, belangrijk om kind te stimuleren
• kruipstadium (9-12 mnd) = niet iedereen gaat hierdoor, armspieren,
heupen en benen moeten voldoende ontwikkelt zijn en voldoende
evenwicht hebben
1
, • loopstadium (12-15 mnd) = belangrijk om te stimuleren, krijgen een
rechtstaand beeld vd realiteit en ontdekt de wereld op een nieuwe manier
GROOTMOTORISCH
Fundamentele bewegingsactiviteiten (springen, rennen, hinken op 1 been, klimmen,
vangen, werpen en zwemmen)
= belangrijk in een menselijk leven
Door herhaling van bewegingen:
betere coördinatie
betere beheersing
verleggen van grenzen in het bewegen
plezier beleven aan bewegingen
van onbewuste beweging naar doelgericht handelen
FIJNMOTORISCH
Verbetering van fijne motoriek:
• fles vasthouden (= tanggreep) met lepel eten opscheppen met vork eten
prikken
• kleren aandoen of poging tot (laten proberen!!)
• puzzelen
ALGEMEEN
• zindelijkheidstraining stimuleren (niet forceren!) = inspelen op signalen
• middagdutje
• nood aan ruimte & spelmateriaal
• inspelen op zelredzaamheid
Zelfstandigheid = kind doet alles alleen (bv wassen, kleren aandoen)
! Zelfredzaamheid = in staat om zelf problemen op te lossen (bv hulp vragen)
GROOTMOTORISCH
• Kwalitatieve verbetering van (fundamentele) bewegingsactiviteiten door
oefening
vb. naast schoolslag door herhaaldelijk oefenen ook crawl leren
• Grote beweeglijkheid en voortdurend in de weer
• Ook bewegingen waarbij evenwicht vereist is worden uitgeprobeerd en eigen
gemaakt
vb. trap op- en aflopen, klimmen, glijden, fietsen, een bal wegschoppen of -
gooien
FIJNMOTORISCH
• Gaat aanzienlijk vooruit
constructies, puzzelen, knippen, plakken en inkleuren
• Duidelijke handvoorkeur
2