College aantekeningen Foodlaw (AFO FOOD)

Food law
Basisbeginselen Nederlands recht
 Recal: goederen worden terug geroepen omdat ze niet goed zijn.
 Rechtsbronnen: de bronnen van het recht
o Wetten
o Verdragen
o Jurisprudentie
o Gewoonte
Wetten
 De Nederlandse wet bestaat uit:
o Publieksrecht: rechtsbetrekking tussen overheid en burger, bestaat uit:
 Staatsrecht: hoe Nederland is ingericht (staatsinrichting).
 Bestuursrecht: aanvragen vergunningen en subsidies (gemeentelijk-, provinciaal-, staatsniveau).
 Strafrecht: rechtsregels over strafwaardigheid.
o Privaatrecht: rechtsbetrekking tussen burger/bedrijf en burger, het kent verschillende rechtsgebieden:
 Verbintenissenrecht
 IE (Intellectueel) recht
Nederlandse wetgevers 
Verdragen
 Overeenkomsten tussen 2 of meerdere landen.
 Bilateraal verdrag: een overeenkomst tussen 2 landen.
 Multilateraal verdrag: een overeenkomst tussen meerdere landen
(Europese Unie).
Jurisprudentie
 Zijn uitspraken van rechters, verschillende soorten:
o Vonnis
o Beschikking
o Arrest
o Uitspraken
 Uitspraken van rechters heet jurisprudentie. Niet alle wetten zijn
voldoende uitgewerkt waardoor een rechter de wet moet interpreteren.
Gewoonterecht
 Er moet sprake zijn van een vaste gedragslijn.
 Betrokkenen moeten het als hun rechtsplicht beschouwen.
Internationale organisatie
 Intergouvernementeel (VN)
o Hierbij houden de verdragsluitende staten hun soevereiniteit.
 Supranationale organisatie (Europese Unie)
o Hierbij verliezen de verdragsluitende staten een stukje soevereiniteit (als de EU zegt dat iets moet, dan moet
dat ook zo, en je moet je er aan houden).
Europese Unie
 Opbouw 
 Doelstellingen van de EU:
o Totstandkoming van één interne
markt.
o Totstandkoming van één monetaire
unie.
o Totstandkoming vrede en welzijn
o Totstandkoming vrijheid en
veiligheid
 Richtlijnen: Bevatten doelstellingen waar
alle lidstaten van de EU zich aan moeten houden. Het beoogde resultaat staat vast, maar hoe een lidstaat daar aan
voldoet niet. De lidstaten mogen zelf bepalen hoe ze de richtlijn uitwerken. Daarbij kunnen ze rekening houden met
de specifieke situatie in hun eigen land.

,  Verordeningen: bevatten doelstellingen waar alle lidstaten van de EU aan moeten voldoen. Het beoogde resultaat
bevatten regels die direct gelden in alle lidstaten van de EU. Dit wordt rechtstreekse werking genoemd.
Verordeningen hebben daarmee een vergelijkbare status als nationale wetten in de lidstaten, maar in geval van
strijdigheid gaat de verordening boven de nationale wet.
o Bijvoorbeeld: wanneer mag iets puur of melk chocolade heten?

Basisbeginselen Food Law
De structuur
 Wereld niveau:
o WTO: World Trade Organisation
o WHO: Wereldgezondheidsorganisatie
 Regionaal: Europese Unie
 Nationaal: Nederland
 Voedselzekerheid: we bieden zekerheid
doormiddel van wetten en regels
Rechtsbronnen van Food Law
 Wetten
 Verdragen
 Jurisprudentie
 Gewoonte
 Codex Alimentarius
Codex Alimentarius
 Opgebouwd door de VN
 Intergouvernementele organisatie
 187 staten zijn aangesloten
 1 organisatie is aangesloten bij de EU
 Het doel om de volksgezondheid op internationaal niveau te beschermen en de eerlijke handel in levensmiddelen
bevorderen.
 De codex speelt een belangrijke rol in de uniformering van regels met betrekking tot levensmiddelen, met name op
het gebied van voedselveiligheid.
 In de beslechting van handelsgeschillen door de WTO worden de Codexnormen gebruikt als referentiekader.
Standaarden
 Horizontale standaarden: gelden voor alle levensmiddelen in het algemeen (etikettering van een product)
 Verticale standaarden: gelden voor specifieke producten (standaarden voor honing, chocolade of kaas)
Intellectueel eigendomsrecht (IE)
 Gaat over wat wij bedenken in ons hoofd.
Belangrijkste soorten
 Handelsnaamrecht
 Octrooirecht
 Auteursrecht
 Merkenrecht
Handelsnaamrecht
 De naam moet voldoende onderscheidend zijn
 Uitspreekbaar
 Het mag niet de persoonlijke naam van een ander bevatten (restaurant Olivier en zijn vrienden)
 Het mag niet een geregistreerd merk of naam zijn die met een bestaand merk kan worden verward
 Het mag niet verwarrend of misleidend zijn
Octrooirecht (patentrecht)
 Het moet nieuw zijn
 Het moet inventief zijn (er moet over nagedacht zijn)(het mag niet te makkelijk zijn)
 Het moet industrieel toepasbaar zijn (we moeten het opnieuw na kunnen maken)
 Als het aan die eisen voldoet kun je het octrooi aanvragen
 Bijvoorbeeld: bij het bolletje beschuit is er een hapje uit. Op deze vorm zit een patent. Dat patent zit bij Theo
Tempels die krijgt een vergoeden voor het feit dat zij beschuit mogen maken met die vorm. De concurrent niet!!!
Auteursrecht
 Hoef je je niet voor in te schrijven
 3 eisen: