Leerjaar 2, periode 1
Lesweek 2: Het goede doen? (H3 Filosofie van het zorgen)
Normatieve & Empirische uitspraken
Normatief = zegt hoe iets zou moeten zijn (waardeoordeel, niet te bewijzen).
Voorbeeld: “Iedereen moet gelijke kansen krijgen.”
Empirisch = zegt hoe iets is (feit, wel te onderzoeken).
Voorbeeld: “Als de uitkering stijgt, neemt het aantal werklozen toe.”
Ethisch instrumentarium
Dit zijn de bouwstenen om morele vragen te begrijpen:
Waarden = idealen (vrijheid, gelijkheid).
Normen = regels die uit waarden komen (bv. je plek afstaan in de bus).
Deugden = goede eigenschappen (eerlijkheid, zorgzaamheid).
Competenties = vaardigheden om morele keuzes te maken.
Verschil zorgen en helpen
Zorgen = blijvende houding van betrokkenheid (je zorgt altijd voor iemand of
jezelf).
Helpen = tijdelijke handeling met een doel (bv. afwas doen).
Martin Heidegger
Centrale begrippen: betrokkenheid en zorg.
Volgens Heidegger betekent mens-zijn altijd zorgend en betrokken in de wereld zijn.
Het goede ligt in die zorg en verbondenheid: we kunnen niet buiten de wereld bestaan,
en onze relatie tot onszelf en anderen is altijd een vorm van zorg.
Aristoteles – Deugdethiek
,Wat is een goed leven? → Het goede is wat ieder mens spontaan nastrevenswaardig
vindt.
Aristoteles ziet geluk als het einddoel van het leven: zelfverwerkelijking door
deugden. Het goede is het midden tussen uitersten, gestuurd door verstandigheid en
rechtvaardigheid. In de hedendaagse zorgethiek staat zorgzaamheid en
verbondenheid centraal, in tegenstelling tot het utilisme dat naar algemeen nut kijkt.
Deugden
Deugd = het midden tussen twee uitersten (tekort ↔ te veel).
Intellectuele deugden (bv. verstandigheid, wijsheid) → sturen karakterdeugden.
Karakterdeugden (bv. moed, zorgzaamheid) → juiste houding in handelen.
! Verstandigheid & rechtvaardigheid → kennen geen “te veel’’; ze zijn altijd
nastrevenswaardig.
Zorgethiek (hedendaagse aanvulling)
Zorg als centrale deugd → betrokkenheid bij de ander.
Nadruk op relaties en wederzijdse afhankelijkheid.
Zorgethiek: legt nadruk op verbondenheid en relationele verantwoordelijkheid, in
plaats van abstracte regels.
Gaat in tegen utilisme (dat kijkt naar algemeen nut en geluk van iedereen).
In zorgethiek telt vooral de verbondenheid met specifieke mensen (bv. zorgen
voor een vriend in het ziekenhuis, niet voor alle zieken).
, Kohlberg & Gilligan
Kohlberg: morele ontwikkeling in 3 niveaus (eigenbelang → regels → principes).
Ontdekte drie niveaus van moreel redeneren:
Niveau Kenmerk Voorbeeld
1. Pre Eigenbelang, vermijden van straf Hij mag niet stelen, anders krijgt
hij straf
conventioneel
2. Conventioneel Sociale regels, tradities en wetten Het is verkeerd om te stelen
opvolgen
3. Post Eigen principes, universele ethiek Je mag niet stelen, maar soms wel
als je er iets ergers mee voorkomt.
conventioneel
Gilligan: Kritiek op Kohlberg
Kohlberg onderzocht morele ontwikkeling en keek vooral naar mannen → rationeel en
regelgericht, Kohlberg zijn conclusie: vrouwen zouden blijven steken op een lager
(conventioneel) niveau van moreel denken.
Gilligan zei: dat klopt niet. Vrouwen denken niet minder moreel, maar anders. Hun
manier van redeneren is relationeel: ze kijken naar zorg, verbondenheid en relaties.
› Dus: het is geen lager niveau, maar een ander perspectief op moraliteit.
Joan Tronto – Vier fasen van zorg
Volgens Tronto bestaat goede zorg uit vier fasen: opmerken → verantwoordelijkheid
nemen → zorg verlenen → zorg ontvangen. Elke fase vraagt om een specifieke deugd
(aandacht, verantwoordelijkheid, competentie, ontvankelijkheid).
Fase Beschrijving Bijbehorende zorgdeugd
Caring about Je ziet dat iemand zorg nodig Aandacht, betrokkenheid,
(je zorgen maken) heeft gevoeligheid
Caring for Je neemt verantwoordelijkheid verantwoordelijkheid
(zorgen dat) om de zorg te regelen of te
organiseren.
Caregiving Je voert de zorg daadwerkelijk uit. Competentie,
(zorg geven) bekwaamheid
Care receiving De reactie van degene die zorgt ontvankelijkheid
(zorg ontvangen) krijgt laat zien of de zorg goed en
passend was.
Ezelsbrug: Zien – Regelen – Doen – Ontvangen.