English Sentence Analysis
Summary
, Chapter 1
Sentences: Communicative functions and typical patterns
1.1 Types of sentences
1. Declarative sentences = subject – whole verb
® iemand of iets informeren
John is leaving.
2. Interrogative sentences = part of verb – subject – rest of verb
® informatie krijgen van iemand
Is John leaving?
3. Imperative sentences = verb by itself
® iemand iets laten doen
Leave!
4. Exclamatory sentences = How ... or What a ... followed by remainder of sentence
® iemands houding uiten over iets
How awful John is leaving!
® de meeste zinnen in het Engels zijn declarative sentences, maar een zin kan ook declarative
zijn en een andere communicatieve functie hebben
1.2 Roles and functions of sentence constituents
Roles Function Abbreviation
First participant Subject S
Process Predicator P
Something about the first participant Subject attribute SA
A second participant Direct object DO
Something about the second Object attribute OA
participant
A third participant Indirect object IO
Benefactive object BO
The setting Adverbial A
1.3 Typical sentence patterns
Het meest voorkomende patroon in het Engels is dat de subject eerst wordt genoemd, gevolgd
door de predicate (= de rest van de zin: process, other participants, attributes and setting)
1. The running pattern (intransitive verbs)
Subject – Predicator – (Adverbial)
e.g. John is running (fast)
Summary
, Chapter 1
Sentences: Communicative functions and typical patterns
1.1 Types of sentences
1. Declarative sentences = subject – whole verb
® iemand of iets informeren
John is leaving.
2. Interrogative sentences = part of verb – subject – rest of verb
® informatie krijgen van iemand
Is John leaving?
3. Imperative sentences = verb by itself
® iemand iets laten doen
Leave!
4. Exclamatory sentences = How ... or What a ... followed by remainder of sentence
® iemands houding uiten over iets
How awful John is leaving!
® de meeste zinnen in het Engels zijn declarative sentences, maar een zin kan ook declarative
zijn en een andere communicatieve functie hebben
1.2 Roles and functions of sentence constituents
Roles Function Abbreviation
First participant Subject S
Process Predicator P
Something about the first participant Subject attribute SA
A second participant Direct object DO
Something about the second Object attribute OA
participant
A third participant Indirect object IO
Benefactive object BO
The setting Adverbial A
1.3 Typical sentence patterns
Het meest voorkomende patroon in het Engels is dat de subject eerst wordt genoemd, gevolgd
door de predicate (= de rest van de zin: process, other participants, attributes and setting)
1. The running pattern (intransitive verbs)
Subject – Predicator – (Adverbial)
e.g. John is running (fast)
