Jurisprudentie Privacy & Gegevensbescherming
EHRM Zakharov v. Russia (2015)
Feiten
Een klager stelde bij het EHRM dat zijn rechten onder art. 8 EVRM waren geschonden, niet
omdat hij concreet was afgeluisterd, maar vanwege het bestaan van Russische wetgeving
die heimelijke onderschepping van mobiele communicatie mogelijk maakt. De wet gaf de
autoriteiten ruime bevoegdheden om telefoongesprekken van alle gebruikers te
onderscheppen, zonder dat betrokkenen daarvan op de hoogte werden gesteld. De
Russische rechtsorde bood geen effectieve rechtsmiddelen om afluistering te betwisten of
aan te vechten.
Rechtsregel
Een individu kan onder art. 8 EVRM als slachtoffer worden aangemerkt, ook zonder concreet
bewijs van afluistering, wanneer wetgeving geheime surveillancemaatregelen toestaat die
alle gebruikers (of een brede groep) kunnen treffen en er geen effectief nationaal
rechtsmiddel bestaat; in dat geval vormt het enkele bestaan van die wetgeving reeds een
inmenging in het recht op art. 8 EVRM.
EHRM Centrum För Rättvisa v. Sweden (2018)
Feiten
De NGO Centrum För Rättvisa klaagde over de Zweedse wetgeving die veiligheidsdiensten
ruime bevoegdheden gaf tot massa-surveillance en interceptie van communicatie. Er
bestond in Zweden geen nationaal rechtsmiddel voor personen die vermoedden dat hun
communicatie was onderschept. De klacht richtte zich daarom op de wetgeving zelf, zonder
bewijs dat de NGO daadwerkelijk was afgeluisterd.
Rechtsregel
Het enkele bestaan van interceptiewetgeving kan al een inmenging in art. 8 EVRM
opleveren, ook zonder bewijs van daadwerkelijke afluistering, zeker wanneer er geen
effectief rechtsmiddel op nationaal niveau bestaat. Surveillancewetgeving moet voldoende
waarborgen tegen willekeur en misbruik bevatten. De Zweedse wetgeving bevat niet
voldoende end-to-end waarborgen en daarom is er sprake van een schending van art. 8.
EHRM Big Brother Watch and others. v. United Kingdom (2019)
Feiten
De zaak gaat over de beoordeling van de Britse surveillancepraktijken in het licht van artikel
8 en 10 EVRM. Het Hof onderzoekt of de regelingen voor massale interceptie van
communicatie, het verkrijgen van communicatiegegevens van providers, en de uitwisseling
van gegevens met buitenlandse inlichtingendiensten voldoende wettelijke waarborgen
bevatten tegen misbruik. Daarbij kijkt het Hof naar de vereisten van toegankelijkheid,
voorzienbaarheid, noodzakelijkheid en proportionaliteit. Het Hof erkent dat staten een zekere
beoordelingsmarge hebben bij het inrichten van hun inlichtingen- en veiligheidsstelsels, maar
benadrukt dat effectieve waarborgen tegen willekeur essentieel zijn, zeker omdat massale
interceptie een ernstige inbreuk vormt op de privacy.
Rechtsregel
Het Hof benadrukte dat interceptie alleen toelaatbaar is wanneer dit noodzakelijk is in een
democratische samenleving, en introduceerde daarbij “end-to-end-protectie”:
noodzakelijkheidstoets in elke fase, voorafgaande onafhankelijke autorisatie, en effectief
toezicht en toetsing achteraf.
,EHRM Stes Colas Est and Others v. France (2002)
Feiten
Franse mededingingsautoriteiten deden invallen bij bouwondernemingen zonder rechterlijke
machtiging.
Rechtsregel
Het EHRM stelde voorop dat het EVRM een living instrument is en dat art. 8 EVRM ook kan
gelden voor rechtspersonen: bescherming van hun bedrijfsruimten (kantoor, vestigingen,
bedrijfsruimtes).
De inmenging werd getoetst aan art. 8 lid 2 EVRM:
In overeenstemming met de wet: ja, gebaseerd op verordening van 1945.
Legitiem doel: ja, bestrijding kartelafspraken in algemeen belang.
Noodzakelijk in een democratische samenleving: nee. → Er waren onvoldoende
waarborgen tegen misbruik: inspecties zonder voorafgaande rechterlijke toets, zeer
ruime discretionaire bevoegdheden en geen effectief rechtsmiddel voor
ondernemingen.
Conclusie: schending van art. 8 EVRM.
EHRM Wieder and Guarnieri v. The United Kingdom (2023)
Een inbreuk op art. 8 EVRM door interceptie, opslag en gebruik van elektronische
communicatie vindt plaats daar waar de communicatie wordt onderschept en verwerkt, niet
waar de betrokkene zich fysiek bevindt. Dit betekent dat ook personen buiten de jurisdictie
van de betrokken staat een beroep op het EVRM kunnen doen, wanneer hun communicatie
in dat land wordt onderschept.
EHRM Halford v. UK (1995)
Feiten
De verzoekster beweerde dat zij als gevolg van haar klachten over seksediscriminatie werd
geobserveerd, inclusief het afluisteren van haar kantoor en het afluisteren van haar
gesprekken op haar privételefoon thuis en haar kantoortelefoons. De verzoekster had twee
telefoons op haar kantoor: één telefoon met een extern nummer voor persoonlijke
gesprekken en één telefoon voor politiewerk. De gesprekken vanaf beide telefoons werden
betaald door de politie, haar werkgever. Bijgevolg betoogde de overheid dat 'de verzoekster
geen redelijke verwachting van privacy had met betrekking tot die telefoons'.
Rechtsregel
Het Hof benadrukte dat de bedrijfsruimte onder bepaalde omstandigheden iemands ‘woning’
kan vormen. ‘Privéleven’ uit art. 8 EVRM kan zich dus uitstrekken tot iemands werkplek en
‘correspondentie’ omvat zowel privé als zakelijke telefoongesprekken.
Een werknemer kan een redelijke verwachting van privacy hebben bij gebruik van een
werktelefoon, tenzij duidelijk en vooraf kenbaar is gemaakt dat communicatie kan worden
onderschept. Ontbreekt zo’n waarschuwing of beperking, dan valt interceptie van
telefoongesprekken onder art. 8 EVRM en vormt dit een inmenging die gerechtvaardigd moet
worden volgens art. 8 lid 2.
EHRM P.G. and J.H. v. United Kingdom (2001)
Feiten
Twee verdachten werden ondervraagd op een politiebureau. In de wachtruimte was een
verborgen camera/microfoon geplaatst die hun stemmen opnam. Tijdens het formele verhoor
konden zij verwachten dat politieagenten meeluisterden, maar in de wachtruimte was geen
waarschuwing of reden om te denken dat zij zouden worden opgenomen.
, Rechtsregel
De eerbiediging van privéleven is niet beperkt tot strikt privéruimten, maar kan zich ook
uitstrekken tot situaties waarin personen zich in een openbare ruimtes bevinden, vooral
wanneer er systematisch of permanente registraties worden gemaakt. Hoewel het waar was
dat de verzoekers tijdens hun aanklacht formele vragen beantwoordden op een plek waar
politieagenten naar hen luisterden, moest het opnemen en analyseren van hun stemmen bij
deze gelegenheid nog steeds worden beschouwd als een inbreuk op hun privacy
EHRM Copland v. United Kingdom (2007)
Feiten
Het telefoon-, e-mail- en internetgebruik van de verzoekster werd gecontroleerd door haar
werkgever, een wettelijk orgaan dat door de staat wordt beheerd.
Rechtsregel
Het Hof benadrukte dat de verzoekster 'geen waarschuwing had gekregen dat haar
gesprekken zouden worden gecontroleerd, en daarom een redelijke verwachting had ten
aanzien van de privacy van gesprekken die vanaf haar werktelefoon werden gevoerd.
Dezelfde verwachting zou moeten gelden met betrekking tot het e-mail- en internetgebruik
van de verzoekster.
EHRM Peev v. Bulgaria (2007)
Feiten
Verzoeker klaagde dat zijn kantoor was doorzocht en dat onder meer zijn concept-
ontslagbrief in beslag was genomen. In zijn kantoor bewaarde hij veel persoonlijke
bezittingen in zijn bureau en archiefkasten. Er bestond geen beleid of regeling van de
werkgever dat werknemers ontmoedigde om persoonlijke documenten of spullen op kantoor
te bewaren.
Rechtsregel
Het EHRM oordeelde dat artikel 8 EVRM ook bescherming kan bieden op de werkplek. Een
werknemer kan een redelijke verwachting van privacy hebben ten aanzien van zijn
kantoorruimte, en in elk geval ten aanzien van zijn bureau en archiefkasten, zeker wanneer
daar persoonlijke bezittingen worden bewaard en er geen beleid bestaat dat dit ontmoedigt.
Het enkele feit dat het kantoor zich op overheidsterrein bevindt, doet aan die verwachting
niet af.
EHRM Barbulescu v. Romania (2016)
Feiten
Een werknemer gebruikte zijn Yahoo Messenger-account vanaf zijn werkcomputer, in strijd
met het expliciete verbod van zijn werkgever op privégebruik van bedrijfsmiddelen. De
werkgever hield zijn berichten bij en gebruikte transcripties van persoonlijke en intieme
communicatie in een disciplinaire procedure die leidde tot zijn ontslag.
Rechtsregel
Het EHRM oordeelde dat werknemers ook op de werkplek een redelijke verwachting van
privacy kunnen hebben, zelfs wanneer de werkgever privégebruik van bedrijfsmiddelen
uitdrukkelijk verbiedt. Werkgeversinstructies kunnen het recht op privéleven en
correspondentie niet volledig neutraliseren.
Anders dan in Halford en Copland (waar privégebruik was toegestaan of gedoogd) en
Peev (waar privébezittingen op kantoor niet verboden waren), golden hier strikte
regels
EHRM Zakharov v. Russia (2015)
Feiten
Een klager stelde bij het EHRM dat zijn rechten onder art. 8 EVRM waren geschonden, niet
omdat hij concreet was afgeluisterd, maar vanwege het bestaan van Russische wetgeving
die heimelijke onderschepping van mobiele communicatie mogelijk maakt. De wet gaf de
autoriteiten ruime bevoegdheden om telefoongesprekken van alle gebruikers te
onderscheppen, zonder dat betrokkenen daarvan op de hoogte werden gesteld. De
Russische rechtsorde bood geen effectieve rechtsmiddelen om afluistering te betwisten of
aan te vechten.
Rechtsregel
Een individu kan onder art. 8 EVRM als slachtoffer worden aangemerkt, ook zonder concreet
bewijs van afluistering, wanneer wetgeving geheime surveillancemaatregelen toestaat die
alle gebruikers (of een brede groep) kunnen treffen en er geen effectief nationaal
rechtsmiddel bestaat; in dat geval vormt het enkele bestaan van die wetgeving reeds een
inmenging in het recht op art. 8 EVRM.
EHRM Centrum För Rättvisa v. Sweden (2018)
Feiten
De NGO Centrum För Rättvisa klaagde over de Zweedse wetgeving die veiligheidsdiensten
ruime bevoegdheden gaf tot massa-surveillance en interceptie van communicatie. Er
bestond in Zweden geen nationaal rechtsmiddel voor personen die vermoedden dat hun
communicatie was onderschept. De klacht richtte zich daarom op de wetgeving zelf, zonder
bewijs dat de NGO daadwerkelijk was afgeluisterd.
Rechtsregel
Het enkele bestaan van interceptiewetgeving kan al een inmenging in art. 8 EVRM
opleveren, ook zonder bewijs van daadwerkelijke afluistering, zeker wanneer er geen
effectief rechtsmiddel op nationaal niveau bestaat. Surveillancewetgeving moet voldoende
waarborgen tegen willekeur en misbruik bevatten. De Zweedse wetgeving bevat niet
voldoende end-to-end waarborgen en daarom is er sprake van een schending van art. 8.
EHRM Big Brother Watch and others. v. United Kingdom (2019)
Feiten
De zaak gaat over de beoordeling van de Britse surveillancepraktijken in het licht van artikel
8 en 10 EVRM. Het Hof onderzoekt of de regelingen voor massale interceptie van
communicatie, het verkrijgen van communicatiegegevens van providers, en de uitwisseling
van gegevens met buitenlandse inlichtingendiensten voldoende wettelijke waarborgen
bevatten tegen misbruik. Daarbij kijkt het Hof naar de vereisten van toegankelijkheid,
voorzienbaarheid, noodzakelijkheid en proportionaliteit. Het Hof erkent dat staten een zekere
beoordelingsmarge hebben bij het inrichten van hun inlichtingen- en veiligheidsstelsels, maar
benadrukt dat effectieve waarborgen tegen willekeur essentieel zijn, zeker omdat massale
interceptie een ernstige inbreuk vormt op de privacy.
Rechtsregel
Het Hof benadrukte dat interceptie alleen toelaatbaar is wanneer dit noodzakelijk is in een
democratische samenleving, en introduceerde daarbij “end-to-end-protectie”:
noodzakelijkheidstoets in elke fase, voorafgaande onafhankelijke autorisatie, en effectief
toezicht en toetsing achteraf.
,EHRM Stes Colas Est and Others v. France (2002)
Feiten
Franse mededingingsautoriteiten deden invallen bij bouwondernemingen zonder rechterlijke
machtiging.
Rechtsregel
Het EHRM stelde voorop dat het EVRM een living instrument is en dat art. 8 EVRM ook kan
gelden voor rechtspersonen: bescherming van hun bedrijfsruimten (kantoor, vestigingen,
bedrijfsruimtes).
De inmenging werd getoetst aan art. 8 lid 2 EVRM:
In overeenstemming met de wet: ja, gebaseerd op verordening van 1945.
Legitiem doel: ja, bestrijding kartelafspraken in algemeen belang.
Noodzakelijk in een democratische samenleving: nee. → Er waren onvoldoende
waarborgen tegen misbruik: inspecties zonder voorafgaande rechterlijke toets, zeer
ruime discretionaire bevoegdheden en geen effectief rechtsmiddel voor
ondernemingen.
Conclusie: schending van art. 8 EVRM.
EHRM Wieder and Guarnieri v. The United Kingdom (2023)
Een inbreuk op art. 8 EVRM door interceptie, opslag en gebruik van elektronische
communicatie vindt plaats daar waar de communicatie wordt onderschept en verwerkt, niet
waar de betrokkene zich fysiek bevindt. Dit betekent dat ook personen buiten de jurisdictie
van de betrokken staat een beroep op het EVRM kunnen doen, wanneer hun communicatie
in dat land wordt onderschept.
EHRM Halford v. UK (1995)
Feiten
De verzoekster beweerde dat zij als gevolg van haar klachten over seksediscriminatie werd
geobserveerd, inclusief het afluisteren van haar kantoor en het afluisteren van haar
gesprekken op haar privételefoon thuis en haar kantoortelefoons. De verzoekster had twee
telefoons op haar kantoor: één telefoon met een extern nummer voor persoonlijke
gesprekken en één telefoon voor politiewerk. De gesprekken vanaf beide telefoons werden
betaald door de politie, haar werkgever. Bijgevolg betoogde de overheid dat 'de verzoekster
geen redelijke verwachting van privacy had met betrekking tot die telefoons'.
Rechtsregel
Het Hof benadrukte dat de bedrijfsruimte onder bepaalde omstandigheden iemands ‘woning’
kan vormen. ‘Privéleven’ uit art. 8 EVRM kan zich dus uitstrekken tot iemands werkplek en
‘correspondentie’ omvat zowel privé als zakelijke telefoongesprekken.
Een werknemer kan een redelijke verwachting van privacy hebben bij gebruik van een
werktelefoon, tenzij duidelijk en vooraf kenbaar is gemaakt dat communicatie kan worden
onderschept. Ontbreekt zo’n waarschuwing of beperking, dan valt interceptie van
telefoongesprekken onder art. 8 EVRM en vormt dit een inmenging die gerechtvaardigd moet
worden volgens art. 8 lid 2.
EHRM P.G. and J.H. v. United Kingdom (2001)
Feiten
Twee verdachten werden ondervraagd op een politiebureau. In de wachtruimte was een
verborgen camera/microfoon geplaatst die hun stemmen opnam. Tijdens het formele verhoor
konden zij verwachten dat politieagenten meeluisterden, maar in de wachtruimte was geen
waarschuwing of reden om te denken dat zij zouden worden opgenomen.
, Rechtsregel
De eerbiediging van privéleven is niet beperkt tot strikt privéruimten, maar kan zich ook
uitstrekken tot situaties waarin personen zich in een openbare ruimtes bevinden, vooral
wanneer er systematisch of permanente registraties worden gemaakt. Hoewel het waar was
dat de verzoekers tijdens hun aanklacht formele vragen beantwoordden op een plek waar
politieagenten naar hen luisterden, moest het opnemen en analyseren van hun stemmen bij
deze gelegenheid nog steeds worden beschouwd als een inbreuk op hun privacy
EHRM Copland v. United Kingdom (2007)
Feiten
Het telefoon-, e-mail- en internetgebruik van de verzoekster werd gecontroleerd door haar
werkgever, een wettelijk orgaan dat door de staat wordt beheerd.
Rechtsregel
Het Hof benadrukte dat de verzoekster 'geen waarschuwing had gekregen dat haar
gesprekken zouden worden gecontroleerd, en daarom een redelijke verwachting had ten
aanzien van de privacy van gesprekken die vanaf haar werktelefoon werden gevoerd.
Dezelfde verwachting zou moeten gelden met betrekking tot het e-mail- en internetgebruik
van de verzoekster.
EHRM Peev v. Bulgaria (2007)
Feiten
Verzoeker klaagde dat zijn kantoor was doorzocht en dat onder meer zijn concept-
ontslagbrief in beslag was genomen. In zijn kantoor bewaarde hij veel persoonlijke
bezittingen in zijn bureau en archiefkasten. Er bestond geen beleid of regeling van de
werkgever dat werknemers ontmoedigde om persoonlijke documenten of spullen op kantoor
te bewaren.
Rechtsregel
Het EHRM oordeelde dat artikel 8 EVRM ook bescherming kan bieden op de werkplek. Een
werknemer kan een redelijke verwachting van privacy hebben ten aanzien van zijn
kantoorruimte, en in elk geval ten aanzien van zijn bureau en archiefkasten, zeker wanneer
daar persoonlijke bezittingen worden bewaard en er geen beleid bestaat dat dit ontmoedigt.
Het enkele feit dat het kantoor zich op overheidsterrein bevindt, doet aan die verwachting
niet af.
EHRM Barbulescu v. Romania (2016)
Feiten
Een werknemer gebruikte zijn Yahoo Messenger-account vanaf zijn werkcomputer, in strijd
met het expliciete verbod van zijn werkgever op privégebruik van bedrijfsmiddelen. De
werkgever hield zijn berichten bij en gebruikte transcripties van persoonlijke en intieme
communicatie in een disciplinaire procedure die leidde tot zijn ontslag.
Rechtsregel
Het EHRM oordeelde dat werknemers ook op de werkplek een redelijke verwachting van
privacy kunnen hebben, zelfs wanneer de werkgever privégebruik van bedrijfsmiddelen
uitdrukkelijk verbiedt. Werkgeversinstructies kunnen het recht op privéleven en
correspondentie niet volledig neutraliseren.
Anders dan in Halford en Copland (waar privégebruik was toegestaan of gedoogd) en
Peev (waar privébezittingen op kantoor niet verboden waren), golden hier strikte
regels