INLEIDING
- In de zorg, het onderwijs moet je rekening houden met:
o Eigenheden, mogelijkheden, beperkingen en ontwikkelings- en ontplooiingsbehoeften
o Correcte info geven en misvattingen corrigeren.
o Teamwerk met verschillende disciplines, samenwerken met psychologen.
- Daniel Kahneman: 2 boeken
o ‘thinking fast and slow’: intuïtief denken en analystisch denken
§ Daniel denkt eigenlijk ook fout à splitst het denken strak in 2 delen
o ‘attention and effort’: andachtigheid is afhankelijk van veel factoren
- Aandachtspanne van de mens wordt steeds minder
1. OVER EENVOUD EN COMPLEXITEIT
DE NOOD AAN BESCHEIDENHEID IN DE PSYCHOLOGIE
- We dienen bescheiden te zijn in het formuleren van stellingen over menselijk gedrag
o Er kunnen wetenschappers zijn met tunnenvisie
§ Deze willen dan hun gelijk bewijzen
o In harde wetenschappen (chemie, biologie) is er minder vaak tunnelvisie aanwezig
DISCUSSIE OVER ERFELIJKHEID VAN DE TONGROL
- Alfred Sturtevant (geneticus): tonrol is afhankelijk van een dominant gen
o Philip Matlock: onjuist, want eeneiige tweelingen hebben het niet altijd beide.
o Alfred Sturtevant: tognrol wordt beïnvloed door meerdere genen en kan training vereisen.
DISCUSSIE OVER VROEGERE TWEETALIGE OPVOEDING
- Vroeger: tweetaligheid = positief à betere cognitieve flexibiliteit
- Te vroeg twee talen aanleren (voor 2 jaar) kan nadelen opleveren (= early bilingualism)
PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK:
- Psychologisch onderzoek hoort eenduidig en objectief te zijn, dit is praktisch onhaalbaar:
o Mensen/culturen veranderen door de tijd heen
o Kinderen groeien steeds anders op
o Psychologen gebruiken verschillende instrumenten/vragenlijsten
§ Verschil in methodologie
, - Meeste psychologische onderzoeken:
o Angelsaksich en West-Europees
o Met eerstejaarsstudenten
§ Dubbele verteking door: een cultuur en leeftijd
§ Daarom huidige onderzoeken verdeeld over verschillende landen (crosscultureel)
- Psychologisch onderzoek moet met korrel zout worden genomen:
o 1/3 is niet gerepliceerd
o Resultaten worden bewerkt om in het denkkader te passen
o Sommige studies bevatten fouten/vervalsingen
HET BELANG VAN PSYCHOLOGIE ALS VRIJE WETENSCHAP
- Fylogenese (soortelijke ontwikkeling): veel van on gedrag is beter te begrijpen als je kijkt naar hoe
de mens zich als soort vroeger heeft ontwikkeld en geleefd
- Dogmatische religie heeft het wetenschappers moeilijk gemaakt om op een objectieve wijze de
wereld/mens te bestuderen
o Galileo Galilei (1616): kreeg huisarrest van de kerk voor zijn theorie ‘copernicaanse
heliocentrisme’ (zon is centraal, niet da aarde)
o Tot laat in 20e eeuw mocht evolutieleer op scholen niet volledig onderwezen worden
EPIGENETISCHE VERANDERINGEN EN TRANSGENERATIONELE EFFECTEN
- Generaties en genetische overdracht
o FO = eerste generatie (moeder), F1 = kinderen, F2 = kleinkinderen
o Elke baby erft gemiddeld ± 70 nieuwe mutaties via voortplantingscellen.
o Vaders geven meer mutaties door dan moeders.
o Leeftijd van ouders verhoogt het aantal mutaties.
- Oorzaken van mutaties:
o Interne oorzaak: kopieerfouten bij celdeling.
o Externe oorzaak: straling, chemische stoffen, toxines
o Vaders geven meer mutaties door omdat hun zaadcellen levenslang vernieuwen.
- Invloed van omgeving:
o Omgevingsfactoren kunnen schade toebrengen aan het DNA van voortplantingscellen.
- Epigenoom regelt aan/uitzetten van genen (besturingssysteem van DNA).
- Epigenetische veranderingen (epimutaties) ontstaan door:
o Voeding, stress, milieuvervuiling, toxische stoffen
o Deze veranderingen kunnen blijven bestaan over meerdere generaties
,DE ZOEKTOCHT NAAR BETEKENIS VAN GEDRAG
- Ervaringen verwoorden helpt om ze als herinneringen op te slaan in de hersenen
o Multimodale ervaring (via meerdere zintuigen): zorgt dat we zaken sneller en beter leren
o Hersenstructuren voor taal en communicatie zijn sterk verbonden met die voor geheugen
- Semantisch geheugen: betekenissen, symbolen en taal
- Procedureel geheugen: motorisch leren
- Episodisch geheugen: herinneringen van ervaren gebeurtenissen
- Doordat taalcapaciteiten pas vanaf 3 jaar hun ontwikkeling kent:
o Logisch dat herinneringen starten van de leeftijd van 4
- Zaken die invloed hebben op geheugen:
1. Sommige ervaringen hebben een diepgewortelde invloed
2. Seksualiteit: onvervulde seksuele behoefte zal zich op andere manieren uiten
3. Bewuste en onderbewuste denken krijgen op basis van taal structuur
VAT KRIJGEN OP DE COMPLEXITEIT
- We kunnen gedrag wetenschappelijk onderzoeken en deels voorspellen, maar psychologen
beheersen daarmee niet alle complexiteit
- Piagat: “alles ligt vast door genetische factoren en rijping”
o Denkpatronen van kinderen identificeren
o Uitgevoerd in Zwitserland: rijke opvoedingsmilieu
- Vygotsky: rol van omgevingsstimulatie op ontwikkeling is groot
o Kinderen met leerproblemen diagnosticeren en ondersteunen
o Beïnvloedt door communistische ideologie
- De theorieën van beide gecombineerd is goed, apart niet
- Non-lineair: hebben pas effect als deze een drempel waarde overschrijden
- Multifactorieel interactief: invloed van factor hangt af van de invloed van andere factoren
- Synergetisch/katalysernd interactie-effect: werkt enkel als er tegelijk een andere invloed is
- Indirecte causaliteit: een tussenstap beïnvloedt het uiteindelijke effect
DE RELATIE TUSSEN OUDERGEDRAG EN SOCIALE COMPETENTIE VAN HET KIND
- Meetmodel
o Sociale competentie gemeten van -7 tot +7 (verticale as).
o X-as: mate van ouderlijke controle (laag → hoog).
o Z-as (diepte): mate van ouderlijke warmte (laag → hoog).
- Belangrijke bevindingen:
o Hoogste sociale competentie bij:
§ Veel warmte en genegenheid
§ Gemiddelde controle en sturing
o Te veel controle → negatieve impact op competentie (omgekeerde U-vorm)
o Warmte heeft geen negatief effect, ook niet bij hoge niveaus
, DE RELATIE TUSSEN OUDER- EN KINDERGEDRAG EN LATERE COGNITIEVE
ONTWIKKELING
- Ouders met meer kennis over ontwikkeling → geven betere verbale begeleiding tijdens spel
- Verbale begeleiding → positief effect op IQ-prestaties (verbaal & non-verbaal) op 4 jaar
- Sterkste invloed: sociaal-economische status (SES)
o SES = erfelijke + omgevingsfactoren (bv. speelgoed, schoolstart)
- Kindkenmerken zoals exploratiezin, impulscontrole en taakmotivatie voorspellen latere
cognitieve prestaties