HISTOPATHOLOGIE - PROF. FERDINANDE
1. Pathologie van de cel
● Pathologie van de cel:
● Hemostase: evenwicht tussen functie en structuur
● Adaptatie: reversibele functionele en structurele respons: nieuwe steady state
⇒ Cel reageert door stress of schade door adaptatie
● Celschade: reversibel of irreversibel
● Celdood: fysiologische en pathologisch
1.1 Adaptatie van cellulaire groei en differentiatie
● Adaptatie van cellulaire groei en differentiatie:
- Reversibele respons op extreme fysiologische stress of pathologische stimuli
- Veranderingen in celgroei, celgrootte of differentiatie
- Intracellulaire accumulatie
- Diverse moleculaire mechanismen
● Hypertrofie:
- Toename van celgrootte, dus van volume van het orgaan
- Verhoogde synthese structurele componenten: zo meer werk verzetten, cel in
hypertrofie kan meer werk verzetten
- Fysiologisch of pathologisch
⇒ Toegenomen functionele behoefte: cel past aan naar zwaardere workload
d.m.v. hypertrofie
⇒ Specifieke hormonale situatie
- Fysiologische hypertrofie: vb. uterus hypertrofiëert bij zwangerschap, hormonaal
- Pathologische hypertrofie: vb. hart bij hypertensie: moet harder werken
1
,● Hyperplasie:
- Toename aantal cellen in een orgaan of weefsel
- Proliferatie van mature cellen onder invloed van groeifactoren of regeneratie
afkomstig van stamcellen
- Fysiologische hyperplasie:
⇒ Hormonale hyperplasie
→ Vb. Bij borstvoeding hyperplasie borstklieren: veel meer lobuli
⇒ Compensatoire hyperplasie: compensatie van verloren gegaan orgaan
→ Vb. Deel van lever wegnemen: terug aangroeien tot functionele lever
- Pathologische hyperplasie:
⇒ Extreme hormonale situatie of groeifactoren
→ Vb. Virus met groeifactoren / wrat / hyperplasie endometrium (kan kanker)
⇒ Normale controlemechanismen van celgroei: normaal controlemechanismen
om overdreven hyperplasie tegen te gaan, bij kanker werken die niet meer
● Atrofie:
- Afname volume van orgaan of weefsel door afname in celgrootte en aantal cellen
- Verminderde eiwitsynthese, verhoogde eiwitafbraak in cellen
⇒ Cel in atrofie: kan minder werk verzetten dan normaal
- Fysiologisch of pathologisch
⇒ Fysiologisch: vb. borstklier bij post-menopauzale vrouw door verlies hormonen
- Oorzaken
⇒ Verminderde werkbelasting
⇒ Denervatie atrofie
⇒ Ischemie (O2-tekort door slechte doorbloeding), onvoldoende voeding
⇒ Verlies endocriene stimulatie: verlies hormonen, vb. na afronden
zwangerschap
⇒ Druk
● Metaplasie:
- Reversibele wijziging, gedifferentieerd celtype vervangen door ander
gedifferentieerd celtype (adaptatie)
⇒ Celtype dat in de plaats komt is beter geschikt binnen nieuwe situatie
- Vanuit precursorcellen: stamcellen / reservecellen in epitheel, ongedifferentieerde
mesenchymale cellen in bindweefsel
- Onder invloed van cytokines, groeifactoren en extracellulaire matrixcomponenten
- Vb. squameuze metaplasie bij rokers:
⇒ Normaal: luchtwegen: respiratoir epitheel (trilharen), zwak epitheel
⇒ Rokers: squameuze metaplasie: respiratoir epitheel vervangen door squameus
epitheel, sterker epitheel: beschermingsmechanisme van lichaam
→ Funtieverlies: trilharen met mucus weg: ophoping schadelijke stoffen die
normaal naar buiten geborsteld worden: rook kan blijven inwerken
2
, → Transformatie naar maligniteit (kanker) mogelijk: plaveiselcelcarcinoom
● Dysplasie: cellen nemen vreemde vorm aan: groot/grillig, meestal voorteken voor
kankerontwikkeling
● Barrett oesofagus:
- Bij blootstelling aan maagzuur (reflux)
- Plaveiselepitheel van distale slokdarm vervangen door glandulair epitheel
⇒ Beter bestand tegen zure omgeving
⇒ Rode, glanzende epitheel van maag reikt steeds hoger in slokdarm
- Diagnose via endoscopie en biopsie
- Verhoogd risico op slokdarmadenocarcinoom: goed opvolgen via endoscopie
- Laaggradige en hooggradige dysplasie
● Intracellulaire accumulaties:
- Ophopingen van stoffen binnen de cel
- Wat?
⇒ Normale cellulaire component
⇒ Abnormale endogene of exogene producten
⇒ Pigment, lipiden, glycogeen, hyalien
- Hoe?
⇒ Abnormaal metabolisme van normale endogene substantie
⇒ Mutaties die wijzigen in eiwitaanmaak en eiwittransport veroorzaken
⇒ Tekort van bepaald enzym door mutatie in gen dat voor enzym codeert
⇒ Depositie van abnormaal exogeen product, cel kan dit niet afbreken
- Lipiden:
⇒ Steatose: vetstapeling
⇒ Vaak in lever
- Glycogeen:
⇒ Glycogeen storage diseases (glycogenoses)
⇒ Genetische aandoeningen
⇒ Deficiëntie in enzym betrokken bij synthese of afbraak glycogeen
⇒ Uitgebreidheid van glycogeenstapeling afhankelijk van weefseldistributie van
specifiek enzym
- Pigment:
⇒ Exogeen: afkomstig van buitenaf
→ Anthracosis t.h.v. longparenchym en pulmonale lymfeklieren: door
langdurige blootstelling aan koolstofdeeltjes (rokers / in stad wonen)
→ Tatoeage: opname in dermale macrofagen
⇒ Endogeen: afkomstig van lichaam zelf
→ Lipofuscines: pigmentgranules als resultaat van vertering door lysosymes
→ Hemosiderine: afkomstig van hemoglobine: ijzerneerslag
3
1. Pathologie van de cel
● Pathologie van de cel:
● Hemostase: evenwicht tussen functie en structuur
● Adaptatie: reversibele functionele en structurele respons: nieuwe steady state
⇒ Cel reageert door stress of schade door adaptatie
● Celschade: reversibel of irreversibel
● Celdood: fysiologische en pathologisch
1.1 Adaptatie van cellulaire groei en differentiatie
● Adaptatie van cellulaire groei en differentiatie:
- Reversibele respons op extreme fysiologische stress of pathologische stimuli
- Veranderingen in celgroei, celgrootte of differentiatie
- Intracellulaire accumulatie
- Diverse moleculaire mechanismen
● Hypertrofie:
- Toename van celgrootte, dus van volume van het orgaan
- Verhoogde synthese structurele componenten: zo meer werk verzetten, cel in
hypertrofie kan meer werk verzetten
- Fysiologisch of pathologisch
⇒ Toegenomen functionele behoefte: cel past aan naar zwaardere workload
d.m.v. hypertrofie
⇒ Specifieke hormonale situatie
- Fysiologische hypertrofie: vb. uterus hypertrofiëert bij zwangerschap, hormonaal
- Pathologische hypertrofie: vb. hart bij hypertensie: moet harder werken
1
,● Hyperplasie:
- Toename aantal cellen in een orgaan of weefsel
- Proliferatie van mature cellen onder invloed van groeifactoren of regeneratie
afkomstig van stamcellen
- Fysiologische hyperplasie:
⇒ Hormonale hyperplasie
→ Vb. Bij borstvoeding hyperplasie borstklieren: veel meer lobuli
⇒ Compensatoire hyperplasie: compensatie van verloren gegaan orgaan
→ Vb. Deel van lever wegnemen: terug aangroeien tot functionele lever
- Pathologische hyperplasie:
⇒ Extreme hormonale situatie of groeifactoren
→ Vb. Virus met groeifactoren / wrat / hyperplasie endometrium (kan kanker)
⇒ Normale controlemechanismen van celgroei: normaal controlemechanismen
om overdreven hyperplasie tegen te gaan, bij kanker werken die niet meer
● Atrofie:
- Afname volume van orgaan of weefsel door afname in celgrootte en aantal cellen
- Verminderde eiwitsynthese, verhoogde eiwitafbraak in cellen
⇒ Cel in atrofie: kan minder werk verzetten dan normaal
- Fysiologisch of pathologisch
⇒ Fysiologisch: vb. borstklier bij post-menopauzale vrouw door verlies hormonen
- Oorzaken
⇒ Verminderde werkbelasting
⇒ Denervatie atrofie
⇒ Ischemie (O2-tekort door slechte doorbloeding), onvoldoende voeding
⇒ Verlies endocriene stimulatie: verlies hormonen, vb. na afronden
zwangerschap
⇒ Druk
● Metaplasie:
- Reversibele wijziging, gedifferentieerd celtype vervangen door ander
gedifferentieerd celtype (adaptatie)
⇒ Celtype dat in de plaats komt is beter geschikt binnen nieuwe situatie
- Vanuit precursorcellen: stamcellen / reservecellen in epitheel, ongedifferentieerde
mesenchymale cellen in bindweefsel
- Onder invloed van cytokines, groeifactoren en extracellulaire matrixcomponenten
- Vb. squameuze metaplasie bij rokers:
⇒ Normaal: luchtwegen: respiratoir epitheel (trilharen), zwak epitheel
⇒ Rokers: squameuze metaplasie: respiratoir epitheel vervangen door squameus
epitheel, sterker epitheel: beschermingsmechanisme van lichaam
→ Funtieverlies: trilharen met mucus weg: ophoping schadelijke stoffen die
normaal naar buiten geborsteld worden: rook kan blijven inwerken
2
, → Transformatie naar maligniteit (kanker) mogelijk: plaveiselcelcarcinoom
● Dysplasie: cellen nemen vreemde vorm aan: groot/grillig, meestal voorteken voor
kankerontwikkeling
● Barrett oesofagus:
- Bij blootstelling aan maagzuur (reflux)
- Plaveiselepitheel van distale slokdarm vervangen door glandulair epitheel
⇒ Beter bestand tegen zure omgeving
⇒ Rode, glanzende epitheel van maag reikt steeds hoger in slokdarm
- Diagnose via endoscopie en biopsie
- Verhoogd risico op slokdarmadenocarcinoom: goed opvolgen via endoscopie
- Laaggradige en hooggradige dysplasie
● Intracellulaire accumulaties:
- Ophopingen van stoffen binnen de cel
- Wat?
⇒ Normale cellulaire component
⇒ Abnormale endogene of exogene producten
⇒ Pigment, lipiden, glycogeen, hyalien
- Hoe?
⇒ Abnormaal metabolisme van normale endogene substantie
⇒ Mutaties die wijzigen in eiwitaanmaak en eiwittransport veroorzaken
⇒ Tekort van bepaald enzym door mutatie in gen dat voor enzym codeert
⇒ Depositie van abnormaal exogeen product, cel kan dit niet afbreken
- Lipiden:
⇒ Steatose: vetstapeling
⇒ Vaak in lever
- Glycogeen:
⇒ Glycogeen storage diseases (glycogenoses)
⇒ Genetische aandoeningen
⇒ Deficiëntie in enzym betrokken bij synthese of afbraak glycogeen
⇒ Uitgebreidheid van glycogeenstapeling afhankelijk van weefseldistributie van
specifiek enzym
- Pigment:
⇒ Exogeen: afkomstig van buitenaf
→ Anthracosis t.h.v. longparenchym en pulmonale lymfeklieren: door
langdurige blootstelling aan koolstofdeeltjes (rokers / in stad wonen)
→ Tatoeage: opname in dermale macrofagen
⇒ Endogeen: afkomstig van lichaam zelf
→ Lipofuscines: pigmentgranules als resultaat van vertering door lysosymes
→ Hemosiderine: afkomstig van hemoglobine: ijzerneerslag
3