Psychopathologie
College 1: Abnormale psychologie
1.1 Wat is abnormale psychologie?
- Abnormale psychologie (= onderzoek doen naar mentale stoornissen en
gedragingen die als afwijkend, disfunctioneel of problematisch worden beschouwd).
- Kerncriteria voor abnormaliteit (vier D’s). Een psychische stoornis wordt vaak
gekenmerkt door:
1. (Deviance) = afwijkend gedrag.
2. (Distress) = disfunctionele patronen.
3. (Dysfunction) = emotioneel lijden.
4. (Danger) = potentieel gevaar voor de persoon of anderen.
- De vier criteria worden sterk beïnvloed door cultuur, context en
normen. Volgens Thomas Szasz is daarom abnormaliteit niet te
definiëren. Maar hier is niet iedereen het mee eens.
- Behandeling/therapie heeft als doel dit abnormale gedrag weg te nemen. Therapie
heeft een aantal essentiële aspecten: patiënt, getrainde therapeut, meerdere
contactmomenten en er is nood voor is.
1.2 Historische perspectieven:
- Oude opvatting. In vroegere samenlevingen werden psychische stoornissen vaak
toegeschreven aan bovennatuurlijke krachten en behandeld met rituelen zoals
exorcisme en schedelboringen.
- Griekse en Romeinse tijd. Hippocrates beschouwde mentale stoornissen als
lichamelijke aandoeningen veroorzaakt door onevenwichtigheden in
lichaamssappen. Behandeling die toen populair waren: rustig leven, groenten dieet,
gelijkmoedigheid, lichaamsbeweging, seksuele onthouding (celibaat) en bloeding
(bloedzuiger).
- Middeleeuwen. Psychische aandoeningen werden vaker gezien als demonische
bezetenheid, wat leidde tot strikte religieuze behandelingen. Symptomen waren toen
massahysterie, wanen en hallucinaties. Behandelingen die toen populair waren:
uitdrijving, marteling en geleidelijke hospitalisatie.
- Renaissance en verlichting. Een meer humane benadering ontstond, met een
focus op medische en wetenschappelijke verklaring. Manieren van behandelen
waren nog wel heel traditioneel (vastbinden) omdat er nog geen medicatie was. Er
kwamen op dit moment ook veel verzorgingstehuizen om mensen op te vangen.
- 19e eeuw. Er komt een stroom die naar morele problemen kijkt (morel treatment). De
verzorgingstehuizen liepen voller, maar de behandelingen waren nog steeds niet
heel effectief.
- Begin 20e eeuw. Het somatogeen perspectief (= abnormaal gedrag heeft fysieke
oorzaken) en het psychogeen perspectief (= abnormaal gedrag heeft psychische
oorzaken, Freud en Mesmer) ontstaan.
1.3 Huidige benaderingen van abnormale psychologie:
- In het heden zijn er meer perspectieven, theorieën en medicatie beschikbaar voor
mentale stoornissen. Hierdoor neemt het aantal mensen in klinieken af. Ook is er
meer oog voor cultuur, context en verschillende normen (multicultureel). Ook is de
technologie natuurlijk enorm verbeterd (dit heeft natuurlijk voor- en nadelen).
,Verschillende perspectieven:
- Biologisch model = stoornissen worden verklaard door genetica, neurologische
structuren en chemische onevenwichtigheden.
- Psychodynamisch model = Freud en volgelingen stellen dat mentale problemen
voortkomen uit onbewuste conflicten.
- Gedragsmodel = stoornissen worden gezien als aangeleerd gedrag, beïnvloed door
omgevingsfactoren.
- Cognitief model = mentale stoornissen worden gelinkt aan irrationele gedachten en
percepties.
- Humanistisch-existentiële benadering = benadrukt persoonlijke groei, vrije wil en
zelfactualisatie.
- Sociocultureel model = houdt rekening met sociale normen, culturele invloeden en
maatschappelijke factoren.
Klinisch onderzoek:
- Onderzoek helpt bij het beter begrijpen van abnormaal gedrag. Dit kan op drie
manieren: casus studies, correlationeel en experimenteel onderzoek. Iedere
methode heeft zo zijn voor- en nadelen.
- Alternatieve onderzoeksdesigns: gematchte designs (= mensen met en zonder
aandoening matchen), natuurlijke experimenten (= zonder te manipuleren, soort
match design), analoge experimenten (= in het lab het echte leven nabootsen),
single-subject experimenten (= een experiment voor één persoon, beter dus als
casus studie). Longitudinale studie en epidemiologische studie (= informatie over
incidentie en prevalentie van een stoornis in de populatie) zijn twee specifieke
voorbeelden van correlatie onderzoeken, omdat causaliteit niet bereikt kan worden.
- Bescherming participanten. Je bent verplicht om fysieke en psychologische
schade te vermijden en je onderzoek moet worden gecontroleerd door de IRB
(toestemming geven, informatie vooraf krijgen, ieder moment kunnen stoppen, meer
voordelen, privacy, vrijwilligheid).
1.4 Evaluatie en toekomstperspectief:
- Multidimensionale benadering. Tegenwoordig wordt aangenomen dat psychische
stoornissen het resultaat zijn van een combinatie van biologische, psychologische en
sociale factoren.
- Innovatieve therapieën. Nieuwe behandelmethoden, zoals mindfulness en digitale
therapieën, winnen aan populariteit.
- Ethische en maatschappelijke vraagstukken. De impact van diagnose,
behandeling en stigma op individuen en de samenleving blijft een belangrijk
discussiepunt.
College 2: Modellen van abnormale psychologie
2.1 Het biologische model:
- Dit model stelt dat psychische stoornissen voornamelijk worden veroorzaakt door
biologische factoren zoals genetische aanleg, neurochemische processen en
hersenstructuren.
- De belangrijkste elementen zijn neurotransmitters (neuronen en gliacellen),
hersenstructuren (cerebrum) en hormonale regulatie. Deze spelen een rol bij
, stoornissen zoals bij depressie en schizofrenie. Hierbij leiden abnormale niveaus van
een bepaalde neurotransmitter (bijvoorbeeld serotonine) tot een mentale stoornis
(depressie). Maar ook afwijkende hormonale regulatie kunnen leiden tot mentale
stoornis (cortisol > angststoornis). Ook de genetische overerving speelt een rol bij
mentale stoornissen (mutaties of uit de familielijn).
- Evolutie theorie is ook een onderdeel van het biologisch model. Zij verklaren
mentale stoornissen vanuit een evolutionair perspectief. Zoals dat angst vroeger
adaptief was, maar nu door de moderne omgeving niet meer, wat leidt tot
psychopathologie (angststoornis). Maar ook geeft het een verklaring voor
eetstoornissen (overmaat aan calorieën).
- Behandelmethoden. Medicatie (bijvoorbeeld antidepressiva en antipsychotica: bij
angst), hersenstimulatie (voorbeelden: elektroconvulsietherapie (ECT), TMS of DBS)
en psychochirurgie (neurochirurgie: bij ernstige epilepsie hersenstructuren weghalen
of lobotomie).
- Beoordeling. Voordelen: veel aanzien in het veld, veel kostbare en nieuwe inzichten
en behandeling zijn vaak effectief (vaak in ernstige gevallen). Nadelen: kijkt alleen
naar biologische factoren en sterke ongewenste bijwerkingen (bijvoorbeeld middelen
afhankelijk).
2.2 Het psychodynamische model:
- Dit model gebaseerd op Freud’s theorieën, stelt dat psychische stoornissen
voortkomen uit onbewuste conflicten en ervaringen uit de kindertijd.
- Het model bevat verschillende concepten:
1. Id (= wensen)
2. Ego (= bemiddelaar)
3. Superego (= plichten)
- Bij een psychische stoornis is er altijd een mate van conflict (disfunctie is excessief
conflict).
- Verdedigingsmechanismen. Repressie (= ongelukkige gedachten onderdrukken),
ontkenning (= het niet erkennen van negatieve gedachten), projectie (= je eigen
gedachten op een ander projecteren), realisatie (= het creëren van een sociaal
accepterende verklaring voor negatief gedrag), misplaatsing (= je negatief
gedachten misplaatsen met iets positiefs), intellectualisatie (= emotionele reacties
aan logische problemen toeschrijven) en regressie (= een persoon die normaal
verder gaat na een negatief conflict).
- Psychoseksuele stadia. Elke levensfase vereist aanpassingen aan de concepten
(id, ego en superego) en in succes leiden tot persoonlijke ontwikkeling. Als een
stadium niet succesvol wordt voltooid, blijft iemand hangen in een eerdere
levensfase (bijvoorbeeld oraal wordt later roken).
- Therapieën. Psychoanalyse, droomanalyse en vrije associatie om diepgewortelde
conflicten aan het licht te brengen (doel is catharsis: conflict blootleggen). Nu worden
psychodynamische therapieën vaak kort aangeboden en relationele psychoanalyse
voor een langere tijd.
- Beoordeling. Voordelen: het eerste model dat psychologische theorieën en
behandeling erkende en het model zag dat abnormaal functioneren uit hetzelfde
proces komt als “normaal” functioneren. Nadelen: Ideeën zijn moeilijk te
onderzoeken (niet-observeerbare concepten) en het is daarom ontoegankelijk voor
patiënten.
, 2.3(4) Het cognitieve-gedragsmodel:
- Richt zich op observeerbaar gedrag en hoe omgevingsfactoren abnormaal gedrag
beïnvloeden en stelt dat negatieve en irrationele denkpatronen bijdragen aan
psychische stoornissen. Eigenlijk twee aparte modellen, maar hebben veel overlap.
Gedrag:
- Belangrijke gedragsprincipes. Klassieke conditionering (Pavlov), operante
conditionering of modulering (Skinner) en observationeel leren (Bandura).
- Behandeling. Gedragstherapieën zoals exposuretherapie en systematische
desensitisatie om ervoor te zorgen dat problematisch gedrag omgezet wordt naar
normaal gedrag.
Cognitie:
- Cognitieve principes. Aaron Beck’s cognitieve theorie en Albert Ellis’ rationeel-
emotieve therapie.
- Behandeling. Cognitieve gedragstherapie (CGT), gericht op het identificeren en
corrigeren van disfunctionele gedachten.
Combinatie:
- Voorbeeld is sociale angst. Sociale angst heeft zo wel irrationele gedachten (bang
voor sociale interactie) en daadwerkelijk gedrag (vermijden van acties). CGT en
exposure therapie zou je hierbij kunnen combineren.
- Beoordeling. Voordelen: veel invloed op klinisch veld, toepasbaar en bruikbaar,
focus op menselijke processen, theorieën zijn empirisch onderzocht en succesvol in
behandelingen. Nadelen: de precieze rol van cognitie moet nog worden bepaald, de
therapieën helpen niet bij iedereen en sommige veranderingen zijn niet te bereiken.
- Nieuwe ideeën. ACT (acceptance and commitment therapy) en mindfulness, met de
focus op het accepteren van gedrag i.p.v. het veranderen ervan.
2.5 Het humanistisch-existentiële model:
- Benadrukt persoonlijke groei, zelfactualisatie en betekenisgeving.
- Humanistische principes: focus op menselijkheid en streven naar zelfactualisatie.
- Belangrijke principes: Rogers legt de focus op de menselijke basisbehoefte
die uiteindelijk tot zelfactualisatie leidt. Zijn cliëntgerichte therapie creëert een
positief klimaat voor de cliënt. De therapie heeft weinig empirisch bewijs,
maar wel veel effectiviteit in de praktijk.
- Existentiële principes: focus op accuraatheid en betekenis waar zelfmisleiding leidt
tot abnormaal gedrag.
- Belangrijke elementen. Viktor Frankl’s logotherapie kijkt naar het vinden van
betekenis en vrije wil. Gestalt’s theorie heeft als doel te begeleiden naar
zelfherkenning door uitdagingen en frustraties. Technieken die hierbij horen zijn:
begeleide frustratie, rollenspellen, regels zoals “hier en nu” en “ik” taal te gebruiken.
- Veel van deze concepten zijn moeilijk te onderzoeken, maar hebben toch een
positief effect.
- Spirituele benaderingen. Weinig onderscheid tussen religie en het klinisch veld,
onderzoek laat zien dat spiritualiteit correleert met welzijn en spiritualiteit wordt
aangemoedigd om stress te verminderen.
College 1: Abnormale psychologie
1.1 Wat is abnormale psychologie?
- Abnormale psychologie (= onderzoek doen naar mentale stoornissen en
gedragingen die als afwijkend, disfunctioneel of problematisch worden beschouwd).
- Kerncriteria voor abnormaliteit (vier D’s). Een psychische stoornis wordt vaak
gekenmerkt door:
1. (Deviance) = afwijkend gedrag.
2. (Distress) = disfunctionele patronen.
3. (Dysfunction) = emotioneel lijden.
4. (Danger) = potentieel gevaar voor de persoon of anderen.
- De vier criteria worden sterk beïnvloed door cultuur, context en
normen. Volgens Thomas Szasz is daarom abnormaliteit niet te
definiëren. Maar hier is niet iedereen het mee eens.
- Behandeling/therapie heeft als doel dit abnormale gedrag weg te nemen. Therapie
heeft een aantal essentiële aspecten: patiënt, getrainde therapeut, meerdere
contactmomenten en er is nood voor is.
1.2 Historische perspectieven:
- Oude opvatting. In vroegere samenlevingen werden psychische stoornissen vaak
toegeschreven aan bovennatuurlijke krachten en behandeld met rituelen zoals
exorcisme en schedelboringen.
- Griekse en Romeinse tijd. Hippocrates beschouwde mentale stoornissen als
lichamelijke aandoeningen veroorzaakt door onevenwichtigheden in
lichaamssappen. Behandeling die toen populair waren: rustig leven, groenten dieet,
gelijkmoedigheid, lichaamsbeweging, seksuele onthouding (celibaat) en bloeding
(bloedzuiger).
- Middeleeuwen. Psychische aandoeningen werden vaker gezien als demonische
bezetenheid, wat leidde tot strikte religieuze behandelingen. Symptomen waren toen
massahysterie, wanen en hallucinaties. Behandelingen die toen populair waren:
uitdrijving, marteling en geleidelijke hospitalisatie.
- Renaissance en verlichting. Een meer humane benadering ontstond, met een
focus op medische en wetenschappelijke verklaring. Manieren van behandelen
waren nog wel heel traditioneel (vastbinden) omdat er nog geen medicatie was. Er
kwamen op dit moment ook veel verzorgingstehuizen om mensen op te vangen.
- 19e eeuw. Er komt een stroom die naar morele problemen kijkt (morel treatment). De
verzorgingstehuizen liepen voller, maar de behandelingen waren nog steeds niet
heel effectief.
- Begin 20e eeuw. Het somatogeen perspectief (= abnormaal gedrag heeft fysieke
oorzaken) en het psychogeen perspectief (= abnormaal gedrag heeft psychische
oorzaken, Freud en Mesmer) ontstaan.
1.3 Huidige benaderingen van abnormale psychologie:
- In het heden zijn er meer perspectieven, theorieën en medicatie beschikbaar voor
mentale stoornissen. Hierdoor neemt het aantal mensen in klinieken af. Ook is er
meer oog voor cultuur, context en verschillende normen (multicultureel). Ook is de
technologie natuurlijk enorm verbeterd (dit heeft natuurlijk voor- en nadelen).
,Verschillende perspectieven:
- Biologisch model = stoornissen worden verklaard door genetica, neurologische
structuren en chemische onevenwichtigheden.
- Psychodynamisch model = Freud en volgelingen stellen dat mentale problemen
voortkomen uit onbewuste conflicten.
- Gedragsmodel = stoornissen worden gezien als aangeleerd gedrag, beïnvloed door
omgevingsfactoren.
- Cognitief model = mentale stoornissen worden gelinkt aan irrationele gedachten en
percepties.
- Humanistisch-existentiële benadering = benadrukt persoonlijke groei, vrije wil en
zelfactualisatie.
- Sociocultureel model = houdt rekening met sociale normen, culturele invloeden en
maatschappelijke factoren.
Klinisch onderzoek:
- Onderzoek helpt bij het beter begrijpen van abnormaal gedrag. Dit kan op drie
manieren: casus studies, correlationeel en experimenteel onderzoek. Iedere
methode heeft zo zijn voor- en nadelen.
- Alternatieve onderzoeksdesigns: gematchte designs (= mensen met en zonder
aandoening matchen), natuurlijke experimenten (= zonder te manipuleren, soort
match design), analoge experimenten (= in het lab het echte leven nabootsen),
single-subject experimenten (= een experiment voor één persoon, beter dus als
casus studie). Longitudinale studie en epidemiologische studie (= informatie over
incidentie en prevalentie van een stoornis in de populatie) zijn twee specifieke
voorbeelden van correlatie onderzoeken, omdat causaliteit niet bereikt kan worden.
- Bescherming participanten. Je bent verplicht om fysieke en psychologische
schade te vermijden en je onderzoek moet worden gecontroleerd door de IRB
(toestemming geven, informatie vooraf krijgen, ieder moment kunnen stoppen, meer
voordelen, privacy, vrijwilligheid).
1.4 Evaluatie en toekomstperspectief:
- Multidimensionale benadering. Tegenwoordig wordt aangenomen dat psychische
stoornissen het resultaat zijn van een combinatie van biologische, psychologische en
sociale factoren.
- Innovatieve therapieën. Nieuwe behandelmethoden, zoals mindfulness en digitale
therapieën, winnen aan populariteit.
- Ethische en maatschappelijke vraagstukken. De impact van diagnose,
behandeling en stigma op individuen en de samenleving blijft een belangrijk
discussiepunt.
College 2: Modellen van abnormale psychologie
2.1 Het biologische model:
- Dit model stelt dat psychische stoornissen voornamelijk worden veroorzaakt door
biologische factoren zoals genetische aanleg, neurochemische processen en
hersenstructuren.
- De belangrijkste elementen zijn neurotransmitters (neuronen en gliacellen),
hersenstructuren (cerebrum) en hormonale regulatie. Deze spelen een rol bij
, stoornissen zoals bij depressie en schizofrenie. Hierbij leiden abnormale niveaus van
een bepaalde neurotransmitter (bijvoorbeeld serotonine) tot een mentale stoornis
(depressie). Maar ook afwijkende hormonale regulatie kunnen leiden tot mentale
stoornis (cortisol > angststoornis). Ook de genetische overerving speelt een rol bij
mentale stoornissen (mutaties of uit de familielijn).
- Evolutie theorie is ook een onderdeel van het biologisch model. Zij verklaren
mentale stoornissen vanuit een evolutionair perspectief. Zoals dat angst vroeger
adaptief was, maar nu door de moderne omgeving niet meer, wat leidt tot
psychopathologie (angststoornis). Maar ook geeft het een verklaring voor
eetstoornissen (overmaat aan calorieën).
- Behandelmethoden. Medicatie (bijvoorbeeld antidepressiva en antipsychotica: bij
angst), hersenstimulatie (voorbeelden: elektroconvulsietherapie (ECT), TMS of DBS)
en psychochirurgie (neurochirurgie: bij ernstige epilepsie hersenstructuren weghalen
of lobotomie).
- Beoordeling. Voordelen: veel aanzien in het veld, veel kostbare en nieuwe inzichten
en behandeling zijn vaak effectief (vaak in ernstige gevallen). Nadelen: kijkt alleen
naar biologische factoren en sterke ongewenste bijwerkingen (bijvoorbeeld middelen
afhankelijk).
2.2 Het psychodynamische model:
- Dit model gebaseerd op Freud’s theorieën, stelt dat psychische stoornissen
voortkomen uit onbewuste conflicten en ervaringen uit de kindertijd.
- Het model bevat verschillende concepten:
1. Id (= wensen)
2. Ego (= bemiddelaar)
3. Superego (= plichten)
- Bij een psychische stoornis is er altijd een mate van conflict (disfunctie is excessief
conflict).
- Verdedigingsmechanismen. Repressie (= ongelukkige gedachten onderdrukken),
ontkenning (= het niet erkennen van negatieve gedachten), projectie (= je eigen
gedachten op een ander projecteren), realisatie (= het creëren van een sociaal
accepterende verklaring voor negatief gedrag), misplaatsing (= je negatief
gedachten misplaatsen met iets positiefs), intellectualisatie (= emotionele reacties
aan logische problemen toeschrijven) en regressie (= een persoon die normaal
verder gaat na een negatief conflict).
- Psychoseksuele stadia. Elke levensfase vereist aanpassingen aan de concepten
(id, ego en superego) en in succes leiden tot persoonlijke ontwikkeling. Als een
stadium niet succesvol wordt voltooid, blijft iemand hangen in een eerdere
levensfase (bijvoorbeeld oraal wordt later roken).
- Therapieën. Psychoanalyse, droomanalyse en vrije associatie om diepgewortelde
conflicten aan het licht te brengen (doel is catharsis: conflict blootleggen). Nu worden
psychodynamische therapieën vaak kort aangeboden en relationele psychoanalyse
voor een langere tijd.
- Beoordeling. Voordelen: het eerste model dat psychologische theorieën en
behandeling erkende en het model zag dat abnormaal functioneren uit hetzelfde
proces komt als “normaal” functioneren. Nadelen: Ideeën zijn moeilijk te
onderzoeken (niet-observeerbare concepten) en het is daarom ontoegankelijk voor
patiënten.
, 2.3(4) Het cognitieve-gedragsmodel:
- Richt zich op observeerbaar gedrag en hoe omgevingsfactoren abnormaal gedrag
beïnvloeden en stelt dat negatieve en irrationele denkpatronen bijdragen aan
psychische stoornissen. Eigenlijk twee aparte modellen, maar hebben veel overlap.
Gedrag:
- Belangrijke gedragsprincipes. Klassieke conditionering (Pavlov), operante
conditionering of modulering (Skinner) en observationeel leren (Bandura).
- Behandeling. Gedragstherapieën zoals exposuretherapie en systematische
desensitisatie om ervoor te zorgen dat problematisch gedrag omgezet wordt naar
normaal gedrag.
Cognitie:
- Cognitieve principes. Aaron Beck’s cognitieve theorie en Albert Ellis’ rationeel-
emotieve therapie.
- Behandeling. Cognitieve gedragstherapie (CGT), gericht op het identificeren en
corrigeren van disfunctionele gedachten.
Combinatie:
- Voorbeeld is sociale angst. Sociale angst heeft zo wel irrationele gedachten (bang
voor sociale interactie) en daadwerkelijk gedrag (vermijden van acties). CGT en
exposure therapie zou je hierbij kunnen combineren.
- Beoordeling. Voordelen: veel invloed op klinisch veld, toepasbaar en bruikbaar,
focus op menselijke processen, theorieën zijn empirisch onderzocht en succesvol in
behandelingen. Nadelen: de precieze rol van cognitie moet nog worden bepaald, de
therapieën helpen niet bij iedereen en sommige veranderingen zijn niet te bereiken.
- Nieuwe ideeën. ACT (acceptance and commitment therapy) en mindfulness, met de
focus op het accepteren van gedrag i.p.v. het veranderen ervan.
2.5 Het humanistisch-existentiële model:
- Benadrukt persoonlijke groei, zelfactualisatie en betekenisgeving.
- Humanistische principes: focus op menselijkheid en streven naar zelfactualisatie.
- Belangrijke principes: Rogers legt de focus op de menselijke basisbehoefte
die uiteindelijk tot zelfactualisatie leidt. Zijn cliëntgerichte therapie creëert een
positief klimaat voor de cliënt. De therapie heeft weinig empirisch bewijs,
maar wel veel effectiviteit in de praktijk.
- Existentiële principes: focus op accuraatheid en betekenis waar zelfmisleiding leidt
tot abnormaal gedrag.
- Belangrijke elementen. Viktor Frankl’s logotherapie kijkt naar het vinden van
betekenis en vrije wil. Gestalt’s theorie heeft als doel te begeleiden naar
zelfherkenning door uitdagingen en frustraties. Technieken die hierbij horen zijn:
begeleide frustratie, rollenspellen, regels zoals “hier en nu” en “ik” taal te gebruiken.
- Veel van deze concepten zijn moeilijk te onderzoeken, maar hebben toch een
positief effect.
- Spirituele benaderingen. Weinig onderscheid tussen religie en het klinisch veld,
onderzoek laat zien dat spiritualiteit correleert met welzijn en spiritualiteit wordt
aangemoedigd om stress te verminderen.