Ziekte van Parkinson
Theoretische achtergrond
Ziekte van Parkinson
Chronische progressieve degeneratieve hersenaandoening
Snelst groeiende neurologische aandoening
Tweede meest voorkomende neurodegeneratieve aandoening
• 2-3% van de bevolking ≥65 jaar
Oorzaak: degeneratie van dopamine-producerende cellen in de substantia nigra van de basale
ganglia (Degeneratieve celveranderingen die telkens erger en erger worden. het verlies aan
dopamine veroorzaakt een cascade van veranderingen in motorische symptomen en niet motorische
symptomen. De motorische kernsymptomen zijn tremoren, rigiditeit, posturale instabiliteit en
bradykinine (freezing).)
Effect: typische motorische symptomen, niet-motorische kenmerken en neurogedragsafwijkingen
Epidemiologie
Geschatte wereldwijde incidentie: 5 tot 230 nieuwe gevallen per 100.000 personen per jaar.
Zelden voor de leeftijd van 50 jaar
Incidentie 5 tot 10-voudig van 60-90 jaar Wereldwijde prevalentie geschat op 0,3%
• Stijgt tot >3% in >80 jaar
Meestal: aanvang tussen de leeftijd van 60-70 Genetische variant: Young Onset PD
• 5-20% van de personen met PD
Man:Vrouw distributie ± 1.5:1 (vrouwelijke hormonen zullen waarschrijnlijk protectief werken)
Etiologie
De meeste gevallen: idiopathisch (geen bekende oorzaak)
Hoogstwaarschijnlijk een combinatie van factoren:
• Leeftijd
• Milieu (toxines, pesiticiden, insecticiden: rotenon, paraquat, MPTP)
• Dieet (verontreinigende stoffen)
• Genetische aanleg (mutaties in a-synucleïne, LRRK2, GBA)
o 10-20% van de patiënten hebben een genetische afwijking waardoor ze een grotere
kans hebben op Parkinson
• Hersentrauma, beroerte, virale ontsteking (toegenomen kwetsbaarheid)
Oxidatieve stress vernietigt mitochondriën -> apoptose (celdood) van dopaminerge cellen.
,Pathofysiologie
Karakteristieke kenmerken:
1. Verlies van dopaminerge neuronen in de pars compacta van de substantia nigra
GEEN algemene macroscopische atrofie van de hersenen, maar degeneratie in bepaalde
soorten neuronen binnen bepaalde hersengebieden.
Bijv. PD in een vroeg stadium: verlies van dopaminerge neuronen beperkt tot VL substantia
nigra
eindstadium PD: meer wijdverspreid verlies
➔ Resulterend in een vermindering van de neurotransmitter dopamine in de basale ganglia
2. Wijdverspreide eiwit (a-synucleïne) accumulatie ("Lewy Bodies") in neuronen
De basale ganglia
Anatomie
5 onderling verbonden subcorticale kernen:
I. Nucleus Caudatus
II. Putamen
III. Globe Pallidus
IV. Nucleus Subthalamicus
V. Substantia Nigra
Functie
• Motorische besturing
• Cognitieve processen
• Emotionele/gedragsmatige processen
➔ Controle van doelgerichte en gebruikelijke acties (automatisch bewegingen kunnen
uitvoeren)
Basale gangliastoornissen manifesteren zich door abnormale beweging en een aantal
neuropsychiatrische stoornissen.
Connectiviteit
Ingangskernen van de BG:
• Nucleus Caudatus
• Putamen
• Subthalamische Nucleus
Uitgangskernen van de BG:
• Globus Pallidus (pars intern)
• Substantia Nigra (pars reticulata)
Verbindingen met andere cerebrale structuren
Cortico-Basal-Ganglia-Thalamo-Cortiical Loop – CBGTC Lus
, Het frontostriataal netwerk
Evolutionaire interpretatie
Organismen hebben twee systemen nodig voor gedragscontrole:
1. Routinematige reacties op bekende omgevingsprikkels: voorgeprogrammeerd gedrag,
stimulusgebaseerd, procedureel, automatisch
➔ Basale ganglia
2. Reflectief, probleemoplossend gedrag in nieuwe situaties (meer actief bij situaties dat je hard
moet nadenken)
➔ Frontale cortex
Deze twee systemen zijn geïntegreerd in het frontostriataal netwerk
Circuits
Direct traject
➔ NET: excitatoir effect op Cortex
Indirect traject
➔ NET: inhiberend effect op Cortex
Onbalans in neuronale circuits bij PD
Directe route (netto = excitatie van cortex)
Cortex – striatum – globus pallidus pars interna – thalamus – cortex
Indirecte route (netto = inhibitie van cortex)
Cortex – striatum – globus pallidus pars externa – nucleus subthalamicus – globus pallidus pars
interna – thalamus – cortex
PD: Dopamine-uitputting veroorzaakt onbalans tussen directe (exciterende) en indirecte
(inhiberende) routes
➔ Thalamus wordt geinhibeerd
➔ Bewegingsstoornissen
Motorische en niet-motorische symptomen van PD
Symptomen van PD
Motorische aandoeningen
Theoretische achtergrond
Ziekte van Parkinson
Chronische progressieve degeneratieve hersenaandoening
Snelst groeiende neurologische aandoening
Tweede meest voorkomende neurodegeneratieve aandoening
• 2-3% van de bevolking ≥65 jaar
Oorzaak: degeneratie van dopamine-producerende cellen in de substantia nigra van de basale
ganglia (Degeneratieve celveranderingen die telkens erger en erger worden. het verlies aan
dopamine veroorzaakt een cascade van veranderingen in motorische symptomen en niet motorische
symptomen. De motorische kernsymptomen zijn tremoren, rigiditeit, posturale instabiliteit en
bradykinine (freezing).)
Effect: typische motorische symptomen, niet-motorische kenmerken en neurogedragsafwijkingen
Epidemiologie
Geschatte wereldwijde incidentie: 5 tot 230 nieuwe gevallen per 100.000 personen per jaar.
Zelden voor de leeftijd van 50 jaar
Incidentie 5 tot 10-voudig van 60-90 jaar Wereldwijde prevalentie geschat op 0,3%
• Stijgt tot >3% in >80 jaar
Meestal: aanvang tussen de leeftijd van 60-70 Genetische variant: Young Onset PD
• 5-20% van de personen met PD
Man:Vrouw distributie ± 1.5:1 (vrouwelijke hormonen zullen waarschrijnlijk protectief werken)
Etiologie
De meeste gevallen: idiopathisch (geen bekende oorzaak)
Hoogstwaarschijnlijk een combinatie van factoren:
• Leeftijd
• Milieu (toxines, pesiticiden, insecticiden: rotenon, paraquat, MPTP)
• Dieet (verontreinigende stoffen)
• Genetische aanleg (mutaties in a-synucleïne, LRRK2, GBA)
o 10-20% van de patiënten hebben een genetische afwijking waardoor ze een grotere
kans hebben op Parkinson
• Hersentrauma, beroerte, virale ontsteking (toegenomen kwetsbaarheid)
Oxidatieve stress vernietigt mitochondriën -> apoptose (celdood) van dopaminerge cellen.
,Pathofysiologie
Karakteristieke kenmerken:
1. Verlies van dopaminerge neuronen in de pars compacta van de substantia nigra
GEEN algemene macroscopische atrofie van de hersenen, maar degeneratie in bepaalde
soorten neuronen binnen bepaalde hersengebieden.
Bijv. PD in een vroeg stadium: verlies van dopaminerge neuronen beperkt tot VL substantia
nigra
eindstadium PD: meer wijdverspreid verlies
➔ Resulterend in een vermindering van de neurotransmitter dopamine in de basale ganglia
2. Wijdverspreide eiwit (a-synucleïne) accumulatie ("Lewy Bodies") in neuronen
De basale ganglia
Anatomie
5 onderling verbonden subcorticale kernen:
I. Nucleus Caudatus
II. Putamen
III. Globe Pallidus
IV. Nucleus Subthalamicus
V. Substantia Nigra
Functie
• Motorische besturing
• Cognitieve processen
• Emotionele/gedragsmatige processen
➔ Controle van doelgerichte en gebruikelijke acties (automatisch bewegingen kunnen
uitvoeren)
Basale gangliastoornissen manifesteren zich door abnormale beweging en een aantal
neuropsychiatrische stoornissen.
Connectiviteit
Ingangskernen van de BG:
• Nucleus Caudatus
• Putamen
• Subthalamische Nucleus
Uitgangskernen van de BG:
• Globus Pallidus (pars intern)
• Substantia Nigra (pars reticulata)
Verbindingen met andere cerebrale structuren
Cortico-Basal-Ganglia-Thalamo-Cortiical Loop – CBGTC Lus
, Het frontostriataal netwerk
Evolutionaire interpretatie
Organismen hebben twee systemen nodig voor gedragscontrole:
1. Routinematige reacties op bekende omgevingsprikkels: voorgeprogrammeerd gedrag,
stimulusgebaseerd, procedureel, automatisch
➔ Basale ganglia
2. Reflectief, probleemoplossend gedrag in nieuwe situaties (meer actief bij situaties dat je hard
moet nadenken)
➔ Frontale cortex
Deze twee systemen zijn geïntegreerd in het frontostriataal netwerk
Circuits
Direct traject
➔ NET: excitatoir effect op Cortex
Indirect traject
➔ NET: inhiberend effect op Cortex
Onbalans in neuronale circuits bij PD
Directe route (netto = excitatie van cortex)
Cortex – striatum – globus pallidus pars interna – thalamus – cortex
Indirecte route (netto = inhibitie van cortex)
Cortex – striatum – globus pallidus pars externa – nucleus subthalamicus – globus pallidus pars
interna – thalamus – cortex
PD: Dopamine-uitputting veroorzaakt onbalans tussen directe (exciterende) en indirecte
(inhiberende) routes
➔ Thalamus wordt geinhibeerd
➔ Bewegingsstoornissen
Motorische en niet-motorische symptomen van PD
Symptomen van PD
Motorische aandoeningen