2025
BOUWTECHNISCHE
ASPECTEN VAN
VASTGOEDBEHEER
BJORN DE ROUCK
LUNE DERDIN
,01_VOCHT
1. THEORETISCHE OPBOUW: ISOLATIE EN CONDENSATIE
1.1. INLEIDING
1.1.1. FUNCTIES BINNEN DE BOUWTECHNIEK
Op vlak van bouwtechniek, 4 belangrijke functies in een gebouw/ constructie:
1) Draagconstructies
Brengen diverse bealgstingen die op het gebouw inspelen over naar de funderingen /
stabiele ondergrond
2) Scheidingconstructies
Dienen om de inwendige ruimten onderling van elkaar te scheiden, resp. van de
buitenwereld af te schermen
o Focus op scheiding van warmte, vocht en lucht
3) Voorzieningen of installaties
Toevoegingen aan een gebouw die toelaten het comfort en het gebruik van het gebouw
op een regelbare manier te verbeteren
4) Afwerking
1.1.2. SCHEIDINGSCONSTRUCTIES
Grondslag van elke scheidingsconstructie = ISOLATIE FUNCTIE
Isoleren tegen de omringende natuur + storende zaken die door de medemens
geproduceerd worden
o Beschermen tegen zon + de warmte (of gebrek aan warmte)
o Beschermen tegen vocht
o Beschermen tegen wind
o Beschermen tegen hinder van geluid
1.1.3. ISOLEREN
I. WARMTE EN KOUDE
Thermisch isoleren: de doorgang van warmte doorheen de bouwschil vertragen
o De binnentemperatuur zo goed en zo kwaad mogelijk stabiel houden binnen een
comfortzone + afschermen van de neg. invloeden buitenaf
Enerzijds: binnenruimte wordt in de winter verwarmd,
Anderzijds: de binnenruimte beschermen tegen te hoge opwarming door blootstelling
aan de zonnestraling
Traditionele thermische isolatiematerialen zijn gebaseerd op de isolerende
eigenschappen van stilstaande droge lucht
o Werken met een structuur van gesloten cellen met daarin opgesloten droge
lucht of droge gassen
1
, • Vochtige lucht verliest een aanzienlijk deel van haar isolerende
eigenschappen → niet vochtdichte materialen moeten voldoende
geventileerd worden om de lucht toe te laten uit te drogen
o Werken met vochtdichte lagen in de constructie opbouw
II. WIND
Negatieve gevolgen van wind in een gebouw
o Ziektebevorderend
o Verlies van warmte
o Infiltratie van vocht
Volledig luchtdicht gebouw ook ONGEZOND
Ideaal gebouw: gecontroleerde binnen en buitgengang van lucht (gecontroleerde
ventilatie!)
III. REGEN
Alle regen die op tegen een gebouw valt moet buiten het gebouw blijven
IV. VOCHT EN DAMP
Waterdamp: extern en intern geproduceerd (intern: transpiratie, koken, wassen, …-
Vocht: opstijgend vocht
o Voldoende beschermingsmiddelen
1.2. BOUWFYSICA: WARMTE TRANSPORT
1.2.1. THERMISCHE GROOTHEDEN
Temperatuur: een kwalitatieve evaluatie van warmte (meting gebeurt via effecten van warmte op
materialen (uitzetting))
- Absolute temperatuur (T): Kelvin K
- Celsiustemperatuur (t): °C
- Fahrenheittemperatuur (t): °F
Warmtehoeveelheid (energie) (Q): de hoeveelheid warmte energie die overgedragen wordt van het ene
lichaam naar het andere (→ afh van de massa, temperatuur en grondstof)
- Joule
Warmetestroom (vermogen): de overdracht van warmte per tijdseenheid (→ de stroom loopt van hoog
naar laag)
- W = J/s
Warmtestroomdichtheid (q): de hoeveelheid warmte die per vierkante meter door een constructie
stroomt
- q = W/m2
2
, 1.2.2. NAAR EEN GLOBAAL ISOLATIEPEIL
Warmtegeleidingscoëfficiënt (): geeft aan hoe goed een materiaal warmte geleidt (hoe lager de
waarde, hoe beter het materiaal isoleert)
De hoeveelheid energie dat door een homogeen wanddeel met een opp van 1m2 en een
dikte van 1m gaat per graad Kelvin termperatuursverschil
Materialen hebben een andere lambda waarde in droge toestand als in vochtige toestand
- = W / mK
Wamteweerstand (R): geeft aan hoe goed een materiaal de warmtestroom tegenhoudt
De R-waarde is omgekeerd evenredig met de lambda waarde mits toevoeging van een
afstandsmaat
Hoe lagere de R waarde, hoe lager de isolatie
- = m2K / W
De overgangsweerstand (R): het temperatuursverschil tussen een oppervlakte en de luchtlaag
Rsi : interne
overgangsweerstand
(binnenzijde)
Rse : externe
overgangsweerstand
(buitenzijde)
De warmtedoorgangscoëfficiënt (U of k): geeft aan hoeveel warmte per s, per vierkante meter, per graad
temepratuursverschil door een constructie stroomt
- = W/ m2K
De volumecompactheid van de woning: het beschermd volume gedeeld door het totale verliesopp.
Een graaad van verhouding van het te verwarmen volume met het te verwachten
verliesopp.
Het globale isolatieniveau/ K-peil: geeft de isolatiegraaad van de woning aan
1.3. CONDENSATIE
1.3.1. BOUWFYSISCHE INLEIDING
Relatieve vochtigheid (RV): geeft aan hoeveel waterdamp er op een bepaald moment in de luchtzit, in
verhouding tot het maximum dat de lucht op die temperatuur kan bevatten
Warme lucht kan veel meer vasthouden dan koude lucht
Ons klimaat: de RV van de buitenlucht ligt meestal tussen de 70% en 90%
Condensatie: het overgaan van waterdamp naar vloeibaar water wanneer de lucht afkoelt tot onder haar
dauwpunt
Condensatie: RV = 100%
3
BOUWTECHNISCHE
ASPECTEN VAN
VASTGOEDBEHEER
BJORN DE ROUCK
LUNE DERDIN
,01_VOCHT
1. THEORETISCHE OPBOUW: ISOLATIE EN CONDENSATIE
1.1. INLEIDING
1.1.1. FUNCTIES BINNEN DE BOUWTECHNIEK
Op vlak van bouwtechniek, 4 belangrijke functies in een gebouw/ constructie:
1) Draagconstructies
Brengen diverse bealgstingen die op het gebouw inspelen over naar de funderingen /
stabiele ondergrond
2) Scheidingconstructies
Dienen om de inwendige ruimten onderling van elkaar te scheiden, resp. van de
buitenwereld af te schermen
o Focus op scheiding van warmte, vocht en lucht
3) Voorzieningen of installaties
Toevoegingen aan een gebouw die toelaten het comfort en het gebruik van het gebouw
op een regelbare manier te verbeteren
4) Afwerking
1.1.2. SCHEIDINGSCONSTRUCTIES
Grondslag van elke scheidingsconstructie = ISOLATIE FUNCTIE
Isoleren tegen de omringende natuur + storende zaken die door de medemens
geproduceerd worden
o Beschermen tegen zon + de warmte (of gebrek aan warmte)
o Beschermen tegen vocht
o Beschermen tegen wind
o Beschermen tegen hinder van geluid
1.1.3. ISOLEREN
I. WARMTE EN KOUDE
Thermisch isoleren: de doorgang van warmte doorheen de bouwschil vertragen
o De binnentemperatuur zo goed en zo kwaad mogelijk stabiel houden binnen een
comfortzone + afschermen van de neg. invloeden buitenaf
Enerzijds: binnenruimte wordt in de winter verwarmd,
Anderzijds: de binnenruimte beschermen tegen te hoge opwarming door blootstelling
aan de zonnestraling
Traditionele thermische isolatiematerialen zijn gebaseerd op de isolerende
eigenschappen van stilstaande droge lucht
o Werken met een structuur van gesloten cellen met daarin opgesloten droge
lucht of droge gassen
1
, • Vochtige lucht verliest een aanzienlijk deel van haar isolerende
eigenschappen → niet vochtdichte materialen moeten voldoende
geventileerd worden om de lucht toe te laten uit te drogen
o Werken met vochtdichte lagen in de constructie opbouw
II. WIND
Negatieve gevolgen van wind in een gebouw
o Ziektebevorderend
o Verlies van warmte
o Infiltratie van vocht
Volledig luchtdicht gebouw ook ONGEZOND
Ideaal gebouw: gecontroleerde binnen en buitgengang van lucht (gecontroleerde
ventilatie!)
III. REGEN
Alle regen die op tegen een gebouw valt moet buiten het gebouw blijven
IV. VOCHT EN DAMP
Waterdamp: extern en intern geproduceerd (intern: transpiratie, koken, wassen, …-
Vocht: opstijgend vocht
o Voldoende beschermingsmiddelen
1.2. BOUWFYSICA: WARMTE TRANSPORT
1.2.1. THERMISCHE GROOTHEDEN
Temperatuur: een kwalitatieve evaluatie van warmte (meting gebeurt via effecten van warmte op
materialen (uitzetting))
- Absolute temperatuur (T): Kelvin K
- Celsiustemperatuur (t): °C
- Fahrenheittemperatuur (t): °F
Warmtehoeveelheid (energie) (Q): de hoeveelheid warmte energie die overgedragen wordt van het ene
lichaam naar het andere (→ afh van de massa, temperatuur en grondstof)
- Joule
Warmetestroom (vermogen): de overdracht van warmte per tijdseenheid (→ de stroom loopt van hoog
naar laag)
- W = J/s
Warmtestroomdichtheid (q): de hoeveelheid warmte die per vierkante meter door een constructie
stroomt
- q = W/m2
2
, 1.2.2. NAAR EEN GLOBAAL ISOLATIEPEIL
Warmtegeleidingscoëfficiënt (): geeft aan hoe goed een materiaal warmte geleidt (hoe lager de
waarde, hoe beter het materiaal isoleert)
De hoeveelheid energie dat door een homogeen wanddeel met een opp van 1m2 en een
dikte van 1m gaat per graad Kelvin termperatuursverschil
Materialen hebben een andere lambda waarde in droge toestand als in vochtige toestand
- = W / mK
Wamteweerstand (R): geeft aan hoe goed een materiaal de warmtestroom tegenhoudt
De R-waarde is omgekeerd evenredig met de lambda waarde mits toevoeging van een
afstandsmaat
Hoe lagere de R waarde, hoe lager de isolatie
- = m2K / W
De overgangsweerstand (R): het temperatuursverschil tussen een oppervlakte en de luchtlaag
Rsi : interne
overgangsweerstand
(binnenzijde)
Rse : externe
overgangsweerstand
(buitenzijde)
De warmtedoorgangscoëfficiënt (U of k): geeft aan hoeveel warmte per s, per vierkante meter, per graad
temepratuursverschil door een constructie stroomt
- = W/ m2K
De volumecompactheid van de woning: het beschermd volume gedeeld door het totale verliesopp.
Een graaad van verhouding van het te verwarmen volume met het te verwachten
verliesopp.
Het globale isolatieniveau/ K-peil: geeft de isolatiegraaad van de woning aan
1.3. CONDENSATIE
1.3.1. BOUWFYSISCHE INLEIDING
Relatieve vochtigheid (RV): geeft aan hoeveel waterdamp er op een bepaald moment in de luchtzit, in
verhouding tot het maximum dat de lucht op die temperatuur kan bevatten
Warme lucht kan veel meer vasthouden dan koude lucht
Ons klimaat: de RV van de buitenlucht ligt meestal tussen de 70% en 90%
Condensatie: het overgaan van waterdamp naar vloeibaar water wanneer de lucht afkoelt tot onder haar
dauwpunt
Condensatie: RV = 100%
3