100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting H2 t/m H8 + H11, Introduction to biotechnology

Rating
3.5
(2)
Sold
5
Pages
24
Uploaded on
27-05-2014
Written in
2013/2014

Handige samenvatting voor het keuzevak biotechnologie in jaar 1 van biologie aan de Universiteit Utrecht.

Institution
Course









Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Unknown
Uploaded on
May 27, 2014
Number of pages
24
Written in
2013/2014
Type
Summary

Subjects

Content preview

Chapter 2 An Introduction to Genes and Genomes

Eukaryote cellen versus prokaryote cellen
Eukaryote cellen zijn veel groter dan prokaryote cellen en hebben een kern en organellen.

Organellen van een eukaryote cel:
Mitochondria (ATP synthese), ribosomen (eiwit synthese), RER (vesicles/suikers), SER (vet
synthese/detoxificatie), Golgi (modificaties), lysosomen (intracellulaire vertering), peroxisomen
(detoxificatie), microtubuli (steun/vorm/beweging), microfilamenten (contractie/beweging/
cytoskelet), intermediate filaments (cytoskelet), centrioles (mitose), nucleus (genetische informatie).

Verschillen tussen RNA en DNA
1. DNA is dubbelstrengs, RNA enkelstrengs.
2. RNA heeft uracil, DNA thymine.
3. RNA bevat ribose, DNA deoxyribose.

Chromosomen
p en q arm: p is de korte arm, q de lange arm van het chromosoom.
Telomeren: repetitieve uiteinden chromosoom; binding aan nucleaire envelop; worden korter.

Karyotype
Cellen worden verspreid op een microscopische plaat en behandelt met chemicaliën zodat de
chromosomen vrijkomen en kleuren.
G-banding: DNA bindende kleur (Giemsa) creëert een serie licht en donker gekleurde banden
op de chromosomen dat uniek is voor elk chromosoom.
Spectral karyotyping: incorporeert specifieke probes in chromosomen om deze te kleuren.

DNA replicatie
1. DNA helicase: ontwindt de twee DNA strengen -> replicatievorken en origins of replication.
2. Single strand binding proteins binden aan de strengen en voorkomen basenparing.
3. Toevoegen van RNA primers, gesynthetiseerd door primase/DNA polymerase α.
4. DNA polymerase III/δ: bindt aan primers en synthetiseert een nieuw stuk DNA.
5. Lagging strand: okazaki fragmenten; DNA ligase vormt covalente bindingen tussen okazaki
fragmenten en RNA primers.

Transcriptie
1. RNA polymerase bindt met behulp van transcriptiefactoren en enhancers aan de promotor.
2. RNA polymerase ontwindt de DNA helix en vormt een RNA streng aan de template strand.
3. Terminatie: RNA wordt losgemaakt van het DNA -> pre-mRNA.
Afhankelijk van het type RNA polymerase wordt tRNA, mRNA of rRNA gevormd.

mRNA processing
RNA splicing: introns worden uit het pre-mRNA geknipt;
Alternative splicing: exons behandelt als introns; dit resulteert in meerdere eiwitten per gen.
5’ cap: toevoeging guanine base met een methylgroep en drie fosfaatgroepen (ribosoomherkenning).
Polyadenylation: 100 tot 300 adenine nucleotiden vormen een poly-A staart aan het mRNA.

Translatie
1. Initiatie: kleine subunit bindt aan de 5’ cap van het mRNA en beweegt naar het startcodon.
2. Grote subunit bindt ook aan dit complex (kleine subunits, initiatiefactoren, mRNA en tRNA).
3. Elongatie: polypeptide wordt gevormd (peptidyl transferase katalyseert peptidebinding).
4. Terminatie: ribosomaal complex komt bij een stopcodon terecht -> releasing factors.

1

, Peptidyl tRNA: tRNA, gebonden aan de groeiende peptideketen.
Aminoacyl transfer tRNA: aminoacyl tRNA synthases vormen deze door ze met aminozuren te ‘laden’.

Centraal dogma: DNA -> RNA -> eiwit (en RNA -> DNA).

Genregulatie: niveaus van genexpressie
Transcriptionele regulatie; RNA processing; transport van mRNA naar cytoplasma; afbraak van
mRNA; translationale regulatie; afbraak van eiwitten en uitpakken van DNA (methylering, acetylering
van histonen).
Transcriptieregulatie
TATA box en CAAT box: 30 nucleotiden upstream, respectievelijk 80 van de promotor, in eukaryoten.
Enhancers: regulatorische sequenties; meestal 50 basenparen upstream, maar kunnen ook
downstream zijn gelokaliseerd. Enhancers binden activators: deze interacteren met
transcriptiefactoren en RNA polymerase (bijvoorbeeld hormonen zoals testosteron).
Transcriptie initiatie complex: RNA polymerase, activators, enhancers, transcriptiefactoren en
promotor.

Operons in bacteriën clusters van verschillende gerelateerde genen, gereguleerd door één promotor.
Lac operon: in de afwezigheid van lactose, bindt de lac repressor aan de operator waardoor
geen transcriptie kan plaatsvinden. In de aanwezigheid van lactose bindt lactose aan de
repressor en inhibeert hiermee de werking van de repressor.
-> LacZ (β-galactosidase), lacY (permease) en lacA (acetylase).

MicroRNA (miRNA) en short interfering RNA (siRNA)
Beiden kleine RNA moleculen (21-22 nucleotiden) die niet coderen voor eiwitten en genexpressie
reguleren (siRNA in C. elegans).
MicroRNA: door enzymen (Drosha en Dicer) bewerkt tot korte RNA strengen; het enzym Dicer knipt
de haarspeldjes in het pri-RNA in enkelstrengse miRNA’s. Vervolgens binden deze aan een
ribonucleoproteïnecomplex (RISC), welke dan aan een mRNA streng bindt door basenparing.
Wanneer deze basenparing exact complementair is wordt het mRNA afgebroken, anders wordt de
translatie ervan geinhibeerd.

RNA interference (RNAi)
RNA gebaseerde mechanismen om genen niet tot expressie te laten komen (‘gene silencing’).

Mutaties geïntroduceerd tijdens DNA replicatie, door mutagenen of UV-straling
Puntmutaties: een enkele nucleotide verandert -> single-nucleotide polymorphisms (SNP’s).
Silent mutation: geen effect op aminozuurvolgorde.
Missense mutation: er wordt gecodeerd voor een ander aminozuur (hoeft niet perse de structuur
van het eiwit te veranderen en kan dus silent zijn).
Nonsense mutation: er wordt nu gecodeerd voor een stopcodon; abnormaal kort eiwit.
Frameshift mutation: door insertie of deletie worden alle komende aminozuren anders.

- Sikkelcelanemie: basenpaar substitutie waardoor op de plek van glutaminezuur een valine
aminozuur terecht komt in het hemoglobine eiwit, waardoor zuurstof er slecht aan bindt.
- De meeste variatie in het humaan genoom wordt veroorzaakt door SNP’s. Vaak niet gevaarlijk
omdat ze in introns voorkomen, maar veroorzaakt bijvoorbeeld wel sikkelcelanemie.

Epigenoom
Modificaties in chromatine structuur die geen betrekking hebben op mutaties in de DNA sequence.
Kunnen geërfd zijn, maar kunnen ook van generatie op generatie verschillen. Het epigenoom kan
beïnvloed worden door dieet en de omgeving.

2

Reviews from verified buyers

Showing all 2 reviews
5 year ago

can be more extensive

9 year ago

3.5

2 reviews

5
0
4
1
3
1
2
0
1
0
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
MirnaKlaassen Universiteit Utrecht
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
168
Member since
11 year
Number of followers
127
Documents
9
Last sold
9 months ago

3.4

27 reviews

5
4
4
8
3
10
2
4
1
1

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions