RECHT
Examen: 40 meer keuze vragen over ALLE leerstof en actuliteit (90% cursus EN 10%
actualiteit- zie canvas, met telkens 4 opties/ geen giscorrectie) = 75%
RECHT.................................................................................................................................................... 1
DEEL 1: INLEIDING TOT RECHT: ALGEMENE INLEIDING ...................................................................... 1
1. algemene inleiding .......................................................................................................................... 1
verantwoording (lezen) ............................................................................................................................ 1
Wat is recht? ............................................................................................................................................. 3
2. Indelingen van het recht ................................................................................................................ 3
3. bronnen van recht........................................................................................................................... 5
Wetgeving sensu lato ............................................................................................................................... 5
Rechtspraak .............................................................................................................................................. 8
rechtsleer .................................................................................................................................................. 9
Gewoonte ................................................................................................................................................. 9
4. structuren en instellingen............................................................................................................... 9
Enkele algemene beginselen .................................................................................................................... 9
Federale politieke instellingen ............................................................................................................... 10
Parlement = weerspiegeling van de federale staatsstructuur.................................................................. 10
Federale politieke instellingen ............................................................................................................... 11
5. rechtshandhaving ......................................................................................................................... 14
Privaatrechtelijk procesrecht – procedure in eerste aanleg .................................................................... 14
Privaatrechtelijk procesrecht – procedure in eerste aanleg (accusatoriaal) ........................................... 14
Strafrechtelijk procesrecht – procedure in eerste aanleg (inquisitoriaal) ............................................... 15
Privaatrechtelijk procesrecht – Rechtsmiddelen .................................................................................... 15
Bevoegdheid van de rechtbanken........................................................................................................... 16
Rechtbanken en hoven ........................................................................................................................... 16
Indeling van misdrijven (OUD!) ............................................................................................................ 20
Wijziging van kwalificatie ..................................................................................................................... 20
Bijzondere instellingen........................................................................................................................... 21
DEEL 1: INLEIDING TOT RECHT: ALGEMENE INLEIDING
1. ALGEMENE INLEIDING
VERANTWOORDING (LEZEN)
- Recht is zaak van alle burgers
- Iedereen wordt met recht geconfronteerd
- Recht ≠ moraal,
- Recht ≠ godsdienstige regels (toch is het duidelijk dat religie het recht beïnvloedt.
Het is niet toevallige dat veel betaalde feestdagen christelijke-kerkelijke feestdagen
zijn zoals Kerstmis, Paasmaandag, …
- Recht is niet altijd rechtvaardig, en omgekeerd (kijk links in de PWP)
1
,NEURENBERG PRINCIPES
De Neurenberg Principes werden in 1950 vastgesteld door de Verenigde Naties als
juridische basis om individuen te berechten voor oorlogsmisdaden, misdaden tegen de
menselijkheid en agressieoorlogen. Ze bepalen dat niemand boven de wet staat, ook
regeringsleiders en militairen niet.
ARTIKEL I – PERSOONLIJKE AANSPRAKELIJKHEID
Iedereen die een handeling verricht die als misdaad onder internationaal recht geldt, is
daar persoonlijk verantwoordelijk voor en kan worden gestraft.
ARTIKEL II – INTERNATIONAAL RECHT BOVEN NATIONAAL RECHT
Het feit dat een bepaalde handeling niet strafbaar is volgens nationale wetten, betekent niet
dat de dader vrijuit gaat. Internationaal recht heeft voorrang.
ARTIKEL III – GEEN IMMUNITEIT VOOR LEIDERS
Staatshoofden, ministers en andere regeringsfunctionarissen kunnen niet ontsnappen aan
aansprakelijkheid door zich op hun functie te beroepen.
Vanaf hier niet meer kennen
ARTIKEL IV – GEEN VRIJSPRAAK DOOR BEVELEN
Het excuus "ik volgde alleen bevelen op" is geen geldige verdediging, tenzij de persoon
een morele keuze had om te weigeren.
ARTIKEL V – RECHT OP EEN EERLIJK PROCES
Iedereen die beschuldigd wordt van een internationale misdaad heeft recht op een eerlijk
proces op basis van feiten en internationaal recht.
ARTIKEL VI – DRIE CATEGORIEËN VAN MISDADEN
De Neurenberg Principes definiëren drie hoofdtypen van misdaden:
2
, 1. Misdaden tegen de vrede
o Het plannen, starten of voeren van een aanvalsoorlog in strijd met
internationale verdragen.
2. Oorlogsmisdaden
o Schendingen van de wetten van oorlog, zoals:
§ Moord en mishandeling van burgers of krijgsgevangenen
§ Deportaties en slavernij
§ Plundering en onnodige vernietiging van steden en dorpen
3. Misdaden tegen de menselijkheid
o Daden zoals:
§ Moord, genocide en uitroeiing
§ Slavernij en deportatie
§ Vervolging op basis van ras, religie of politiek
ARTIKEL VII – MEDEPLEGEN IS STRAFBAAR
Niet alleen directe daders, maar ook personen die meewerken of samenzweren om deze
misdaden te plegen, zijn strafbaar onder internationaal recht.
WAT IS RECHT?
• Het recht omvat een geheel van gedragsregels en normen
- Verbodsbepalingen – gebodsbepalingen – normen die toelating bevatten –
organieke regels
- Dwingend recht (louter en absoluut)– aanvullend recht
- Algemene normen – individuele normen
• Deze gedragsregels en normen hebben tot doel het maatschappelijk leven te ordenen
• De regels worden opgelegd door de overheid
• De regels zijn afdwingbaar
2. INDELINGEN VAN HET RECHT
OBJECTIEF RECHT – SUBJECTIEF RECHT
OBJECTIEF RECHT: geheel van normen die de menselijke activiteiten, de onderlinge
verhouding tussen mensen en hun verhouding tot de gemeenschap regelen
SUBJECTIEF RECHT: aanspraken die een persoon tegenover een ander laat gelden
- Rechtsmisbruik: subjectieve rechten mogen niet onbeperkt worden aangewend
MATERIEEL – FORMEEL RECHT
MATERIEEL RECHT: regels die rehten toekennen en plichten opleggen
FORMEEL RECHT: geeft aan hoe de naleving van het materiële recht verzekerd kan
worden
3
Examen: 40 meer keuze vragen over ALLE leerstof en actuliteit (90% cursus EN 10%
actualiteit- zie canvas, met telkens 4 opties/ geen giscorrectie) = 75%
RECHT.................................................................................................................................................... 1
DEEL 1: INLEIDING TOT RECHT: ALGEMENE INLEIDING ...................................................................... 1
1. algemene inleiding .......................................................................................................................... 1
verantwoording (lezen) ............................................................................................................................ 1
Wat is recht? ............................................................................................................................................. 3
2. Indelingen van het recht ................................................................................................................ 3
3. bronnen van recht........................................................................................................................... 5
Wetgeving sensu lato ............................................................................................................................... 5
Rechtspraak .............................................................................................................................................. 8
rechtsleer .................................................................................................................................................. 9
Gewoonte ................................................................................................................................................. 9
4. structuren en instellingen............................................................................................................... 9
Enkele algemene beginselen .................................................................................................................... 9
Federale politieke instellingen ............................................................................................................... 10
Parlement = weerspiegeling van de federale staatsstructuur.................................................................. 10
Federale politieke instellingen ............................................................................................................... 11
5. rechtshandhaving ......................................................................................................................... 14
Privaatrechtelijk procesrecht – procedure in eerste aanleg .................................................................... 14
Privaatrechtelijk procesrecht – procedure in eerste aanleg (accusatoriaal) ........................................... 14
Strafrechtelijk procesrecht – procedure in eerste aanleg (inquisitoriaal) ............................................... 15
Privaatrechtelijk procesrecht – Rechtsmiddelen .................................................................................... 15
Bevoegdheid van de rechtbanken........................................................................................................... 16
Rechtbanken en hoven ........................................................................................................................... 16
Indeling van misdrijven (OUD!) ............................................................................................................ 20
Wijziging van kwalificatie ..................................................................................................................... 20
Bijzondere instellingen........................................................................................................................... 21
DEEL 1: INLEIDING TOT RECHT: ALGEMENE INLEIDING
1. ALGEMENE INLEIDING
VERANTWOORDING (LEZEN)
- Recht is zaak van alle burgers
- Iedereen wordt met recht geconfronteerd
- Recht ≠ moraal,
- Recht ≠ godsdienstige regels (toch is het duidelijk dat religie het recht beïnvloedt.
Het is niet toevallige dat veel betaalde feestdagen christelijke-kerkelijke feestdagen
zijn zoals Kerstmis, Paasmaandag, …
- Recht is niet altijd rechtvaardig, en omgekeerd (kijk links in de PWP)
1
,NEURENBERG PRINCIPES
De Neurenberg Principes werden in 1950 vastgesteld door de Verenigde Naties als
juridische basis om individuen te berechten voor oorlogsmisdaden, misdaden tegen de
menselijkheid en agressieoorlogen. Ze bepalen dat niemand boven de wet staat, ook
regeringsleiders en militairen niet.
ARTIKEL I – PERSOONLIJKE AANSPRAKELIJKHEID
Iedereen die een handeling verricht die als misdaad onder internationaal recht geldt, is
daar persoonlijk verantwoordelijk voor en kan worden gestraft.
ARTIKEL II – INTERNATIONAAL RECHT BOVEN NATIONAAL RECHT
Het feit dat een bepaalde handeling niet strafbaar is volgens nationale wetten, betekent niet
dat de dader vrijuit gaat. Internationaal recht heeft voorrang.
ARTIKEL III – GEEN IMMUNITEIT VOOR LEIDERS
Staatshoofden, ministers en andere regeringsfunctionarissen kunnen niet ontsnappen aan
aansprakelijkheid door zich op hun functie te beroepen.
Vanaf hier niet meer kennen
ARTIKEL IV – GEEN VRIJSPRAAK DOOR BEVELEN
Het excuus "ik volgde alleen bevelen op" is geen geldige verdediging, tenzij de persoon
een morele keuze had om te weigeren.
ARTIKEL V – RECHT OP EEN EERLIJK PROCES
Iedereen die beschuldigd wordt van een internationale misdaad heeft recht op een eerlijk
proces op basis van feiten en internationaal recht.
ARTIKEL VI – DRIE CATEGORIEËN VAN MISDADEN
De Neurenberg Principes definiëren drie hoofdtypen van misdaden:
2
, 1. Misdaden tegen de vrede
o Het plannen, starten of voeren van een aanvalsoorlog in strijd met
internationale verdragen.
2. Oorlogsmisdaden
o Schendingen van de wetten van oorlog, zoals:
§ Moord en mishandeling van burgers of krijgsgevangenen
§ Deportaties en slavernij
§ Plundering en onnodige vernietiging van steden en dorpen
3. Misdaden tegen de menselijkheid
o Daden zoals:
§ Moord, genocide en uitroeiing
§ Slavernij en deportatie
§ Vervolging op basis van ras, religie of politiek
ARTIKEL VII – MEDEPLEGEN IS STRAFBAAR
Niet alleen directe daders, maar ook personen die meewerken of samenzweren om deze
misdaden te plegen, zijn strafbaar onder internationaal recht.
WAT IS RECHT?
• Het recht omvat een geheel van gedragsregels en normen
- Verbodsbepalingen – gebodsbepalingen – normen die toelating bevatten –
organieke regels
- Dwingend recht (louter en absoluut)– aanvullend recht
- Algemene normen – individuele normen
• Deze gedragsregels en normen hebben tot doel het maatschappelijk leven te ordenen
• De regels worden opgelegd door de overheid
• De regels zijn afdwingbaar
2. INDELINGEN VAN HET RECHT
OBJECTIEF RECHT – SUBJECTIEF RECHT
OBJECTIEF RECHT: geheel van normen die de menselijke activiteiten, de onderlinge
verhouding tussen mensen en hun verhouding tot de gemeenschap regelen
SUBJECTIEF RECHT: aanspraken die een persoon tegenover een ander laat gelden
- Rechtsmisbruik: subjectieve rechten mogen niet onbeperkt worden aangewend
MATERIEEL – FORMEEL RECHT
MATERIEEL RECHT: regels die rehten toekennen en plichten opleggen
FORMEEL RECHT: geeft aan hoe de naleving van het materiële recht verzekerd kan
worden
3