,Inhoud
Hoofdstuk 1 Inleiding op gedrag in organisaties ................................................................................... 3
Hoofdstuk 2 Diversiteit in organisaties ................................................................................................. 5
Hoofdstuk 3 Attitude en werktevredenheid ....................................................................................... 10
Hoofdstuk 4 Persoonlijkheid en waarden ........................................................................................... 14
Hoofdstuk 5 Besluitvorming en perceptie ........................................................................................... 18
Hoofdstuk 6 Basisbegrippen van motivatie ........................................................................................ 22
Hoofdstuk 7 Motivatie: van begrip naar toepassing........................................................................... 26
Hoofdstuk 8 Stemmingen, emoties en gedrag .................................................................................... 30
Hoofdstuk 9 Gedrag in groepen ........................................................................................................... 34
Hoofdstuk 10 Teams............................................................................................................................. 38
Hoofdstuk 11 Communicatie ............................................................................................................... 43
Hoofdstuk 12 Leiderschap.................................................................................................................... 46
Hoofdstuk 13 Macht en politiek .......................................................................................................... 52
Hoofdstuk 14 Conflicten en onderhandelingen .................................................................................. 57
Hoofdstuk 15 Fundamenten van organisatiestructuur ....................................................................... 63
Hoofdstuk 16 Organisatiecultuur......................................................................................................... 69
Hoofdstuk 17 Organisatieverandering en organisatieontwikkeling................................................... 74
,Hoofdstuk 1 Inleiding op gedrag in organisaties
1.1 Het terrein van gedrag in organisaties
Gedrag in organisaties: het wetenschappelijk onderzoek naar menselijk gedrag in arbeidssituaties.
Het bestudeert de invloed van de individuele factoren, groepsprocessen en organisatiestructuren op
menselijk gedrag in organisaties.
GIO is een toegepaste wetenschap met als belangrijkste doel de effectiviteit van de organisaties te
verbeteren.
GiO is specifiek gericht op arbeidssituaties, legt de nadruk op gedrag in arbeidsorganisaties: functies,
taakuitvoering, verzuim, verloop, productiviteit, menselijke prestaties en management.
GiO houdt zich vooral met de volgende onderwerpen bezig:
- Motivatie
- Leiderschapsgedrag en macht
- Interpersoonlijke communicatie
- Groepsstructuur en groepsprocessen
- Attitudeontwikkeling en perceptie
- Persoonlijkheid, emoties en waarden
- Veranderingsprocessen
- Conflicten en onderhandelingen
- Werkstructurering
1.2 Intuïtie aanvullen met systematisch onderzoek
Gedrag is over het algemeen voorspelbaar. Systematische besturing van gedrag zal op den duur de
nauwkeurigheid van onze voorspellingen steeds verder verbeteren.
Systematisch onderzoek:
- Het onderzoeken van verbanden tussen verschijnselen
- Het onderscheiden van oorzaken en gevolgen
- Conclusies baseren op wetenschappelijk bewijs
Systematisch wetenschappelijk onderzoek kan je intuïtieve kennis aanvullen. Lang niet alles wat je op
een onsystematische manier (intuïtief) bent gaan geloven wordt weerlegd door een systematische
aanpak. Een verstandige beslisser houdt rekening met extra informatie, een zuiver intuïtieve beslisser
doet dat niet.
1.3 Bijdragen van uiteenlopende takken van wetenschap
Gedrag in organisaties is een toegepaste gedragswetenschap en is gebaseerd op de bijdragen van de
fundamentele wetenschappen, waaronder psychologie en sociale psychologie, sociologie en
antropologie.
Psychologie: de wetenschap die het gedrag van mensen wil meten, verklaren en soms ook
veranderen. → individueel gedrag.
Sociale psychologie: Bestudeerd hoe mensen in groepen elkaars gedrag beïnvloeden.
Sociologie: Bestudeerd mensen en hun gedrag in relatie tot hun sociale omgeving of cultuur,
onderzoekt de menselijke samenleving en haar verschijnselen.
Antropologie: Wetenschap die verschillende samenlevingen vergelijkt om meer te weten te komen
over mensen en hun activiteiten.
1.4 GiO: weinig absolute uitspraken
Er zijn redelijk nauwkeurige verklaringen en voorspellingen voor menselijk gedrag mogelijk, op
voorwaarde dat aangegeven wordt onder welke omstandigheden een voorspelling geldig is.
Contingentievariabelen: Contextuele factoren die de relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke
variabelen beïnvloeden
Contingentie: De invloed van de context waarbinnen iets gebeurt op uitkomsten.
, GiO als wetenschap past algemene theoretische concepten toe op een specifieke situatie, persoon of
groep.
1.5 Uitdagingen en kanen voor GiO
1.5.1 Reageren op economisch zware tijden
In goede tijden: Begrijpen hoe werknemers te belonen, tevredenstellen en vast te houden.
In slechte tijden: Zaken als stress, besluitvorming en omgaan met moeilijke situaties op de voorgrond.
1.5.2 Omgaan met globalisering
Nu de wereld een global village is geworden, veranderen ook de taken van managers en professionals.
- Meer kans op detachering in het buitenland
- Werken met mensen uit andere culturen
- Omgaan met sociale tegenkrachten
- De verplaatsing van banen naar lagelonenlanden
Reshoring: Het terughalen van werkzaamheden naar de westerse wereld
Managementpraktijken moeten rekening houden met culturele diversiteit in de wereld.
1.5.3 Leidinggeven aan een divers personeelsbestand
Bij positief inhaken op diversiteit:
- Innovatie en creativiteit toenemen
- Voordeel bij besluitvorming vanwege diversiteit aan visies op problemen
Wanneer diversiteit niet goed gemanaged wordt:
- Kans op meer verloop
- Moeizamere communicatie
- Meer interpersoonlijke conflicten
1.5.4 Innovatie en verandering stimuleren
Om als organisatie uiteindelijk als overwinnaar uit de strijd te komen:
- Flexibel blijven
- Continu werken aan kwaliteitsverbetering
- Concurrenten voor zijn met een constante stroom van innovatieve producten en diensten
1.5.5 Werknemers en het juiste evenwicht tussen werk en privéleven
Organisaties die mensen niet helpen om een evenwicht tussen werk en privéleven te vinden, zullen
het steeds moeilijker krijgen om de meest capabele en gemotiveerde werknemers te werven en te
behouden.
1.5.6 Ethischer gedrag
De moderne manager moet een ethisch gezond klimaat scheppen waarin mensen productief kunnen
werken en waar duidelijkheid heerst over welk gedrag goed of fout is.
1.5.7 Een positieve werkomgeving scheppen
In plaats van nog een slag harder te gaan werken, kiezen sommige organisaties ervoor
concurrentievoordeel te creëren met een positievere werkomgeving.
1.6 Toepassing in de organisatiepraktijk
De hedendaagse rationele bedrijfsvoering vraagt om toepassing van evidence-based
wetenschappelijke kennis. Bijdrage GiO hieraan → Het aandragen van kennis en methoden om de
relatie tussen mens en bedrijf te optimaliseren.