HC 1: basisprincipes van het Grondwettelijk recht
De evolutie van het Staatsrecht van de middeleeuwen tot 1831
- Eenheidsstaat:
● deconcentratie
● decentralisatie
➔ territoriale
➔ functionele
- Federale staat:
● autonomie
● participatie
● coöperatie
- Confederatie:
● verdrag
De eenheidsstaat
- Staat waar de soevereiniteit onverdeeld bij centrale OH ligt ( = 1 machtscentrum ).
- Algemeen hiërarchisch toezicht op alle diensten.
- Oefent bevoegdheid uit zonder toestemming te houden met territoriale omschrijving
binnen staat ( vb: Jacobijnse centralisme na de Franse Revolutie ).
1. Deconcentratie
- Administratieve beheersvorm die een verdeling vd taken binnen een gecentraliseerde dienst
inhoudt.
- Hogere OH wijst organen de bevoegdheid toe om bepaalde rechtshandelingen te stellen.
- Hogere OH houdt hiërarchisch toezicht.
● Intern: ambtenaren vh centraal bestuur ( vb: delegatie van handtekening door een minister
aan het hoofd van zijn departement ).
● Extern: ambtenaren van buitendiensten vh bestuur ( vb: de belastingdiensten ).
2. Decentralisatie
- Aparte rechtspersoon en administratief toezicht.
- Vorm van gezagssplitsing, waar autonome OH of diensten over bepaalde bevoegdheden
beschikken.
- Gecentraliseerde overheden of diensten hebben eigen rechtspersoonlijkheid.
- Hogere OH oefent administratief ( wettigheidstoezicht en opportuniteit toezicht ( algemeen
belang ) ) toezicht uit <-> rechterlijk toezicht ( enkel wettigheidstoezicht en niet opportuniteit ).
- Soorten:
● Territoriale of politieke decentralisatie: bevoegdheden zijn algemeen omschreven en
komen voor een bepaald gedeelte van het grondgebied toekomen aan zelfstandig
publiekrechtelijke lichamen die gesteund zijn op een politieke vertegenwoordiging (
gemeenten en provincies ) ( art. 41 lid 1 en 161 GW ).
● Functionele of dienstgewijze decentralisatie: bevoegdheden zijn precies omschreven
en komen toe aan een OH dienst die over organieke autonomie en zelfstandige
beslissingsbevoegdheid beschikt en niet op politieke vertegenwoordiging steunt (
organisaties ).
De federale staat of bondstaat
Art. 1 GW: België is een Federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en gewesten.
1. Begrip en ontstaanswijze
1
, Bevoegdheden verdeeld tussen 2 onderscheiden en autonome rechtsordeningen ( niet
ondergeschikt ).
- 2 soorten:
● Centripetaal of agregatief federalisme: bondsstaat die ontstaat uit de vrijwillige
aaneensluiting van voorheen onafhankelijke staten, die doelstellingen op bepaalde
vlakken in een groter staatkundiggebied te realiseren.
● Centrifugaal of segregatief federalisme: ontstaat een federale staat uit de afkalving van
een gedecentraliseerde eenheidsstaat, waarin de samenstellende delen een steeds
ruimere autonomie verwerven.
2. De drie wetten van het federalisme
2.1 Autonomie van de deelstaten ( self-rule )
- Deelstaten zijn zelfstandige rechtspersonen met eigen organen, eigen bevoegdheden en
eigen financiële middelen.
- Afzonderlijke rechtsordening: grondwetgevende macht + 3 klassieke staatsmachten.
- Meeste federale GW bevatten limitatieve opsomming vd bevoegdheden die aan de federale
OH zijn voorbehouden ( enumerated powers ).
- Eigen bevoegdheden:
● Residuaire bevoegdheden: niet voor de OH.
● Concurrerende bevoegdheden: federale staat kan herroepen ( Duitsland ).
➔ Integrale of eigenlijk: deelstaten mogen handelen zolang de federale OH niet
is opgetreden, zodra de federale OH een regel aanneemt, worden de vroegere
deelstatelijke normen van rechtswege opgeheven en is aan de deelstaten
verboden nog in die domeinen op te treden.
➔ Beperkte of oneigenlijk: de federale OH stelt basisregels ( Rahmengesetze )
vast en de deelstaten kunnen deze basisregels verder aanvullen, mits deze te
eerbiedigen.
➔ In beide gevallen geldt het beginsel Bundesrecht bricht Landesrecht, volgens
hetwelk in het kader van concurrerende bevoegdheden het federale recht
voorrang heeft op het deelstatelijke recht.
● Exclusieve bevoegdheden: normen van beide rechtsordeningen hebben een
gelijke rechtskracht en zijn dus “nevengeschikt” i.p.v. “ondergeschikt”. Er wordt
nagegaan of de normen de bevoegdheidsverdeling vastgelegd id federale GW en
uitvoeringswetten eerbiedigen.
➔ Grondwettigheidstoetsing door hooggerechtshof ( GWH = arbitragehof ):
➢ Waakt over naleving vd bevoegdheidsverdeling tussen federatie en
deelstaten.
➢ Toetst federale en deelstatelijke wetten op hun grondwettigheid.
➢ Controleren de eerbiediging vd fundamentele rechten en vrijheden id
federale GW.
➢ Common law landen ( VS, Canada, Australië ) kennen een diffuus stelsel vd
grondwettigheidstoetsing, waarbij de bevoegdheid aan elke rechter
toekomt en het hooggerechtshof aan de top van de piramide vd gewone
rechterlijke macht staat.
➢ In Europa geldt het “Kelseniaanse model” of het gecentraliseerde stelsel
van grondwettigheidstoetsing waarbij een specifiek en buiten de gewone
rechterlijke macht staand GWH het monopolie vd
grondwettigheidstoetsing heeft.
➔ Financiering:
➢ Voldoende financiële middelen en ruime bestedingsautonomie.
➢ Beperkte verwervingsautonomie ( fiscale bevoegdheid ) en
verantwoordelijkheid.
2.2 Participatie van de deelstaten ( shared-rule )
2
, - Waarborgt dat de federale GW die de bevoegdheidsverdeling bevat en de federale
wetgeving m.b.t. het statuut van de deelstaten, niet eenzijdig tegen hun wil in kunnen
worden gewijzigd.
● Tweekamerstelsel ( Kamer en Senaat ):
➔ Eerste Kamer vertegenwoordigt de hele staat.
➔ Tweede Kamer vertegenwoordigt de deelstaten ( gelijk aantal = gewaarborgd
aantal vertegenwoordigers ).
➔ Er is een mogelijkheid dat de Tweede Kamer de regering niet ten val kan
brengen of niet dezelfde bevoegdheid als de Eerste Kamer inzake federale
wetgeving heeft.
➔ Ze hebben dezelfde bevoegdheid voor de herziening van de Federale GW en
de totstandkoming vd federale wetgeving m.b.t. het statuut vd deelstaten.
2.3 Coöperatie
- Oorspronkelijke opvatting vh duaal federalisme: bevoegdheidssferen van federatie en
deelstaten naast en totaal los van elkaar staan.
- MAAR volmaakte scheiding is onmogelijk en er is een onvermijdbare
interdependentie en een wederzijdse beïnvloeding bij de beleidsuitoefening ->
ontstaan coöperatief federalisme.
● Toenemende samenwerking tussen deelstaten ( horizontaal ) en deelstaten met
OH ( verticaal ).
● Meestal op uitvoerend vlak waarbij de parlementaire controle derwijze
gemarginaliseerd kan zijn dat men ter zake van een “oligarchisch federalisme”
heeft gesproken.
● Niet duidelijk wie bevoegd is dus akkoorden sluiten.
Parlementaire monarchie
Parlementaire monarchie Presidentieel stelsel
Koning = erfelijk -> geen democratische legitimiteit. President = rechtstreeks verkozen.
- Koning heeft geen feitelijke macht, maar de
regering wel ( = onbekwaam ).
- Koning onschendbaar ( burgerrechtelijk,
strafrechtelijk en politiek ) ( art. 88 GW ).
- Koning onverantwoordelijk -> wordt gedekt
door minister/regering.
- Geen macht, wel invloed.
- Regentschap.
● Advies koning aan regering is niet
bindend.
● Rol van de Koning kan belangrijker zijn dan
in andere landen met een grondwettelijke
monarchie
➔ Kiesstelsel van evenredige
vertegenwoordiging heeft als gevolg dat
België sinds 1921 altijd coalitieregeringen
heeft gehad.
➔ Culturele, economische en politieke
verschillen tussen N en Z ->
bemiddelende rol.
- Uitzonderlijk: besluitwetten.
● WOI: wetgevende macht uitgeoefend
door de Koning en ministers.
3
, ● WOII: verenigde ministers.
Regering verantwoording verschuldigd aan Regering verantwoording verschuldigd
parlement ( art. 101 lid 1 GW ): wetgevende macht ( parlement en
- Algemeen. regering = strikte machtenscheiding ).
- Geldt voor alle handelingen van de koning zodra - Regering is politiek verantwoordelijk
die ook maar de geringste politieke weerslag tegenover president.
hebben: - President benoemt en ontslaat
● Toespraken. ministers.
● Reizen. - Parlement kan niet vroegtijdig
● Audiënties. ontbonden worden.
● Medeondertekening ( art. 106 GW ).
- Parlement en regering zijn wederzijds
afhankelijkheid van elkaar.
- Regering is politiek verantwoordelijk t.a.v. het
parlement.
- Parlement kan regering tot ontslag dwingen
- Regering kan parlement vroegtijdig ontbinden.
Samenwerking der machten. Strikte scheiding der machten.
- Gerationaliseerd presidentieel stelsel:
● Duitsland.
● Oog op stabiliteit.
● Federale regering in bepaalde gevallen tot ontslag kan worden gedwongen.
● Federale parlement in bepaalde gevallen kan worden ontbonden.
Het Franse publiekrecht ( filosofische invloeden )
Scheding der machten ( 1 )
- Montesquieu
- Waarom?
● Individuele/burgerlijke vrijheid niet in gevaar brengen.
● Willekeur vermijden
- Scheiding der machten is niet absoluut -> checks and balances & onderlinge samenwerking.
Volkssoevereiniteit
- Rousseau
- Alle machten gaan uit van het volk.
- Tegenpool Montesquieu.
- Kenmerken:
● Volk is collectieve soeverein waaraan elk ander staatsorgaan volledig onderworpen is.
● Soeverein drukt algemene wil uit ( de la volonté générale ).
● Soeverein handelt altijd juist, want deze is gericht op het algemeen welzijn.
● Soevereiniteit is onvervreemdbaar en ondeelbaar.
➔ Volk kan enkel afgevaardigden aanstellen.
● Voorrang politieke vrijheid -> individuele vrijheid eventueel opgeofferd.
- Du Contrat Social: hij verwerpt het bestaan van meerdere zelfstandige machten.
De souveraineté nationale
- Sieyès
4
De evolutie van het Staatsrecht van de middeleeuwen tot 1831
- Eenheidsstaat:
● deconcentratie
● decentralisatie
➔ territoriale
➔ functionele
- Federale staat:
● autonomie
● participatie
● coöperatie
- Confederatie:
● verdrag
De eenheidsstaat
- Staat waar de soevereiniteit onverdeeld bij centrale OH ligt ( = 1 machtscentrum ).
- Algemeen hiërarchisch toezicht op alle diensten.
- Oefent bevoegdheid uit zonder toestemming te houden met territoriale omschrijving
binnen staat ( vb: Jacobijnse centralisme na de Franse Revolutie ).
1. Deconcentratie
- Administratieve beheersvorm die een verdeling vd taken binnen een gecentraliseerde dienst
inhoudt.
- Hogere OH wijst organen de bevoegdheid toe om bepaalde rechtshandelingen te stellen.
- Hogere OH houdt hiërarchisch toezicht.
● Intern: ambtenaren vh centraal bestuur ( vb: delegatie van handtekening door een minister
aan het hoofd van zijn departement ).
● Extern: ambtenaren van buitendiensten vh bestuur ( vb: de belastingdiensten ).
2. Decentralisatie
- Aparte rechtspersoon en administratief toezicht.
- Vorm van gezagssplitsing, waar autonome OH of diensten over bepaalde bevoegdheden
beschikken.
- Gecentraliseerde overheden of diensten hebben eigen rechtspersoonlijkheid.
- Hogere OH oefent administratief ( wettigheidstoezicht en opportuniteit toezicht ( algemeen
belang ) ) toezicht uit <-> rechterlijk toezicht ( enkel wettigheidstoezicht en niet opportuniteit ).
- Soorten:
● Territoriale of politieke decentralisatie: bevoegdheden zijn algemeen omschreven en
komen voor een bepaald gedeelte van het grondgebied toekomen aan zelfstandig
publiekrechtelijke lichamen die gesteund zijn op een politieke vertegenwoordiging (
gemeenten en provincies ) ( art. 41 lid 1 en 161 GW ).
● Functionele of dienstgewijze decentralisatie: bevoegdheden zijn precies omschreven
en komen toe aan een OH dienst die over organieke autonomie en zelfstandige
beslissingsbevoegdheid beschikt en niet op politieke vertegenwoordiging steunt (
organisaties ).
De federale staat of bondstaat
Art. 1 GW: België is een Federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en gewesten.
1. Begrip en ontstaanswijze
1
, Bevoegdheden verdeeld tussen 2 onderscheiden en autonome rechtsordeningen ( niet
ondergeschikt ).
- 2 soorten:
● Centripetaal of agregatief federalisme: bondsstaat die ontstaat uit de vrijwillige
aaneensluiting van voorheen onafhankelijke staten, die doelstellingen op bepaalde
vlakken in een groter staatkundiggebied te realiseren.
● Centrifugaal of segregatief federalisme: ontstaat een federale staat uit de afkalving van
een gedecentraliseerde eenheidsstaat, waarin de samenstellende delen een steeds
ruimere autonomie verwerven.
2. De drie wetten van het federalisme
2.1 Autonomie van de deelstaten ( self-rule )
- Deelstaten zijn zelfstandige rechtspersonen met eigen organen, eigen bevoegdheden en
eigen financiële middelen.
- Afzonderlijke rechtsordening: grondwetgevende macht + 3 klassieke staatsmachten.
- Meeste federale GW bevatten limitatieve opsomming vd bevoegdheden die aan de federale
OH zijn voorbehouden ( enumerated powers ).
- Eigen bevoegdheden:
● Residuaire bevoegdheden: niet voor de OH.
● Concurrerende bevoegdheden: federale staat kan herroepen ( Duitsland ).
➔ Integrale of eigenlijk: deelstaten mogen handelen zolang de federale OH niet
is opgetreden, zodra de federale OH een regel aanneemt, worden de vroegere
deelstatelijke normen van rechtswege opgeheven en is aan de deelstaten
verboden nog in die domeinen op te treden.
➔ Beperkte of oneigenlijk: de federale OH stelt basisregels ( Rahmengesetze )
vast en de deelstaten kunnen deze basisregels verder aanvullen, mits deze te
eerbiedigen.
➔ In beide gevallen geldt het beginsel Bundesrecht bricht Landesrecht, volgens
hetwelk in het kader van concurrerende bevoegdheden het federale recht
voorrang heeft op het deelstatelijke recht.
● Exclusieve bevoegdheden: normen van beide rechtsordeningen hebben een
gelijke rechtskracht en zijn dus “nevengeschikt” i.p.v. “ondergeschikt”. Er wordt
nagegaan of de normen de bevoegdheidsverdeling vastgelegd id federale GW en
uitvoeringswetten eerbiedigen.
➔ Grondwettigheidstoetsing door hooggerechtshof ( GWH = arbitragehof ):
➢ Waakt over naleving vd bevoegdheidsverdeling tussen federatie en
deelstaten.
➢ Toetst federale en deelstatelijke wetten op hun grondwettigheid.
➢ Controleren de eerbiediging vd fundamentele rechten en vrijheden id
federale GW.
➢ Common law landen ( VS, Canada, Australië ) kennen een diffuus stelsel vd
grondwettigheidstoetsing, waarbij de bevoegdheid aan elke rechter
toekomt en het hooggerechtshof aan de top van de piramide vd gewone
rechterlijke macht staat.
➢ In Europa geldt het “Kelseniaanse model” of het gecentraliseerde stelsel
van grondwettigheidstoetsing waarbij een specifiek en buiten de gewone
rechterlijke macht staand GWH het monopolie vd
grondwettigheidstoetsing heeft.
➔ Financiering:
➢ Voldoende financiële middelen en ruime bestedingsautonomie.
➢ Beperkte verwervingsautonomie ( fiscale bevoegdheid ) en
verantwoordelijkheid.
2.2 Participatie van de deelstaten ( shared-rule )
2
, - Waarborgt dat de federale GW die de bevoegdheidsverdeling bevat en de federale
wetgeving m.b.t. het statuut van de deelstaten, niet eenzijdig tegen hun wil in kunnen
worden gewijzigd.
● Tweekamerstelsel ( Kamer en Senaat ):
➔ Eerste Kamer vertegenwoordigt de hele staat.
➔ Tweede Kamer vertegenwoordigt de deelstaten ( gelijk aantal = gewaarborgd
aantal vertegenwoordigers ).
➔ Er is een mogelijkheid dat de Tweede Kamer de regering niet ten val kan
brengen of niet dezelfde bevoegdheid als de Eerste Kamer inzake federale
wetgeving heeft.
➔ Ze hebben dezelfde bevoegdheid voor de herziening van de Federale GW en
de totstandkoming vd federale wetgeving m.b.t. het statuut vd deelstaten.
2.3 Coöperatie
- Oorspronkelijke opvatting vh duaal federalisme: bevoegdheidssferen van federatie en
deelstaten naast en totaal los van elkaar staan.
- MAAR volmaakte scheiding is onmogelijk en er is een onvermijdbare
interdependentie en een wederzijdse beïnvloeding bij de beleidsuitoefening ->
ontstaan coöperatief federalisme.
● Toenemende samenwerking tussen deelstaten ( horizontaal ) en deelstaten met
OH ( verticaal ).
● Meestal op uitvoerend vlak waarbij de parlementaire controle derwijze
gemarginaliseerd kan zijn dat men ter zake van een “oligarchisch federalisme”
heeft gesproken.
● Niet duidelijk wie bevoegd is dus akkoorden sluiten.
Parlementaire monarchie
Parlementaire monarchie Presidentieel stelsel
Koning = erfelijk -> geen democratische legitimiteit. President = rechtstreeks verkozen.
- Koning heeft geen feitelijke macht, maar de
regering wel ( = onbekwaam ).
- Koning onschendbaar ( burgerrechtelijk,
strafrechtelijk en politiek ) ( art. 88 GW ).
- Koning onverantwoordelijk -> wordt gedekt
door minister/regering.
- Geen macht, wel invloed.
- Regentschap.
● Advies koning aan regering is niet
bindend.
● Rol van de Koning kan belangrijker zijn dan
in andere landen met een grondwettelijke
monarchie
➔ Kiesstelsel van evenredige
vertegenwoordiging heeft als gevolg dat
België sinds 1921 altijd coalitieregeringen
heeft gehad.
➔ Culturele, economische en politieke
verschillen tussen N en Z ->
bemiddelende rol.
- Uitzonderlijk: besluitwetten.
● WOI: wetgevende macht uitgeoefend
door de Koning en ministers.
3
, ● WOII: verenigde ministers.
Regering verantwoording verschuldigd aan Regering verantwoording verschuldigd
parlement ( art. 101 lid 1 GW ): wetgevende macht ( parlement en
- Algemeen. regering = strikte machtenscheiding ).
- Geldt voor alle handelingen van de koning zodra - Regering is politiek verantwoordelijk
die ook maar de geringste politieke weerslag tegenover president.
hebben: - President benoemt en ontslaat
● Toespraken. ministers.
● Reizen. - Parlement kan niet vroegtijdig
● Audiënties. ontbonden worden.
● Medeondertekening ( art. 106 GW ).
- Parlement en regering zijn wederzijds
afhankelijkheid van elkaar.
- Regering is politiek verantwoordelijk t.a.v. het
parlement.
- Parlement kan regering tot ontslag dwingen
- Regering kan parlement vroegtijdig ontbinden.
Samenwerking der machten. Strikte scheiding der machten.
- Gerationaliseerd presidentieel stelsel:
● Duitsland.
● Oog op stabiliteit.
● Federale regering in bepaalde gevallen tot ontslag kan worden gedwongen.
● Federale parlement in bepaalde gevallen kan worden ontbonden.
Het Franse publiekrecht ( filosofische invloeden )
Scheding der machten ( 1 )
- Montesquieu
- Waarom?
● Individuele/burgerlijke vrijheid niet in gevaar brengen.
● Willekeur vermijden
- Scheiding der machten is niet absoluut -> checks and balances & onderlinge samenwerking.
Volkssoevereiniteit
- Rousseau
- Alle machten gaan uit van het volk.
- Tegenpool Montesquieu.
- Kenmerken:
● Volk is collectieve soeverein waaraan elk ander staatsorgaan volledig onderworpen is.
● Soeverein drukt algemene wil uit ( de la volonté générale ).
● Soeverein handelt altijd juist, want deze is gericht op het algemeen welzijn.
● Soevereiniteit is onvervreemdbaar en ondeelbaar.
➔ Volk kan enkel afgevaardigden aanstellen.
● Voorrang politieke vrijheid -> individuele vrijheid eventueel opgeofferd.
- Du Contrat Social: hij verwerpt het bestaan van meerdere zelfstandige machten.
De souveraineté nationale
- Sieyès
4