Toets 3: Musculoskeletaal (spieren)
1. Welke van de volgende spieren behoort tot de rotatormanchet?
1.1. m. teres minor
2. De m. deltoideus geeft
2.1. abductie van de arm
3. Welke spier heeft zijn oorsprong aan de crista iliaca en het daaraan grenzend bindweefsel
3.1. de m.obliquus internus abdominis
4. Volgende pezen lopen door de tarsale tunnel
4.1. Tibialis posterior, flexor digitorum longus, flexor hallucis longis
5. Wat is de origo van de m. pectoralis minor
5.1. het voorste oppervlak van de ribben 3-5
6. Welke spier heeft zijn insertie in een peesblad
6.1. m. palmaris longus
7. De oppervlakkige flexorpezen van de onderarm hechten aan ter hoogte van
7.1. het proximaal interphalangeaal gewricht
8. Welke van de volgende spieren is geen thoraxspier
8.1. de musculus platysma
9. De spier die ontspringt over de volle lengte van de linea aspera van het femur is de
9.1. m. vastus medialis
10. Welk van volgende spier is geen hoofd- en halsspier
10.1. m. popliteus
11. Welk van de volgende spieren geeft flexie van de vingergewrichten en de pols
11.1. de m. flexor digitorum
12. De spier die ontspringt aan het bovenste oppervlak van het os pubis, rond de symfyse, is
12.1. m. rectus abdominis
13. Tom heeft problemen met de dorsiflexie en de inversie van zijn rechtervoet. Welke spier speelt
waarschijnlijk een rol bij dit probleem?
13.1. de m. tibialis anterior
14. De spier die insereert in de tractus iliotibialis en de tuberositas gluttealis van het femur is de
14.1. m. gluteus maximus
15. Het processus transversus van de eerste vier halswervels vormt de oorsprong van de
15.1. m. levator scapulae
16. Welke spier insereert in de sulcus intertubercularis van de humerus en verzorgt extensie, adductie en
mediale rotatie van de scapula?
16.1. de m. latissimus dorsi
17. welke van volgende spiergroepen behoren niet tot de diepe rugspieren?
17.1. m. rhomboideus major
18. Stelling 1: de schuine buikspieren van het abdomen zijn exclusief de m.obliquus externus en internus
Stelling 2: de musculus rectus abdominis is geen schuine buikspier
18.1. fout en juist
19. Welke spier(en) is een flexor van de wervelkolom en hecht aan op de laatste rib en het processus
transversus van de lumbale wervels?
19.1. m. quadratus lumborum
20. Een spier die aanhecht aan de tuberositas radialis, zal waarschijnlijk de volgende functie hebben:
20.1. flexie van de elleboog
21. Welke van volgende spieren behoort niet tot de rotatorcuff
21.1. m. triceps brachii
22. De spier die met de m. gastrocnemius via de tendo calcaneaus insereert aan de calcaneus is de
22.1. m. soleus
1. Welke van de volgende spieren behoort tot de rotatormanchet?
1.1. m. teres minor
2. De m. deltoideus geeft
2.1. abductie van de arm
3. Welke spier heeft zijn oorsprong aan de crista iliaca en het daaraan grenzend bindweefsel
3.1. de m.obliquus internus abdominis
4. Volgende pezen lopen door de tarsale tunnel
4.1. Tibialis posterior, flexor digitorum longus, flexor hallucis longis
5. Wat is de origo van de m. pectoralis minor
5.1. het voorste oppervlak van de ribben 3-5
6. Welke spier heeft zijn insertie in een peesblad
6.1. m. palmaris longus
7. De oppervlakkige flexorpezen van de onderarm hechten aan ter hoogte van
7.1. het proximaal interphalangeaal gewricht
8. Welke van de volgende spieren is geen thoraxspier
8.1. de musculus platysma
9. De spier die ontspringt over de volle lengte van de linea aspera van het femur is de
9.1. m. vastus medialis
10. Welk van volgende spier is geen hoofd- en halsspier
10.1. m. popliteus
11. Welk van de volgende spieren geeft flexie van de vingergewrichten en de pols
11.1. de m. flexor digitorum
12. De spier die ontspringt aan het bovenste oppervlak van het os pubis, rond de symfyse, is
12.1. m. rectus abdominis
13. Tom heeft problemen met de dorsiflexie en de inversie van zijn rechtervoet. Welke spier speelt
waarschijnlijk een rol bij dit probleem?
13.1. de m. tibialis anterior
14. De spier die insereert in de tractus iliotibialis en de tuberositas gluttealis van het femur is de
14.1. m. gluteus maximus
15. Het processus transversus van de eerste vier halswervels vormt de oorsprong van de
15.1. m. levator scapulae
16. Welke spier insereert in de sulcus intertubercularis van de humerus en verzorgt extensie, adductie en
mediale rotatie van de scapula?
16.1. de m. latissimus dorsi
17. welke van volgende spiergroepen behoren niet tot de diepe rugspieren?
17.1. m. rhomboideus major
18. Stelling 1: de schuine buikspieren van het abdomen zijn exclusief de m.obliquus externus en internus
Stelling 2: de musculus rectus abdominis is geen schuine buikspier
18.1. fout en juist
19. Welke spier(en) is een flexor van de wervelkolom en hecht aan op de laatste rib en het processus
transversus van de lumbale wervels?
19.1. m. quadratus lumborum
20. Een spier die aanhecht aan de tuberositas radialis, zal waarschijnlijk de volgende functie hebben:
20.1. flexie van de elleboog
21. Welke van volgende spieren behoort niet tot de rotatorcuff
21.1. m. triceps brachii
22. De spier die met de m. gastrocnemius via de tendo calcaneaus insereert aan de calcaneus is de
22.1. m. soleus