1 Naam ............................................................................................................................................... 2
2 Connotaties ..................................................................................................................................... 2
3 Definitie........................................................................................................................................... 3
4 Differentiatie ................................................................................................................................... 4
5 In Vlaanderen: Gent ........................................................................................................................ 5
6 Stromingen: Nederlandstalig .......................................................................................................... 6
7 Stromingen: Duitstalige gebieden .................................................................................................. 8
8 Stromingen: andere gebieden ........................................................................................................ 8
9 Organisatorische orthopedagogiek................................................................................................. 9
9.1 Ideologie ................................................................................................................................ 9
9.2 Modellen................................................................................................................................ 9
9.3 Management ....................................................................................................................... 10
9.3.1 Structureel....................................................................................................................... 10
9.3.2 Principieel ........................................................................................................................ 10
9.3.3 Functioneel...................................................................................................................... 11
1
,Les 1: Geschiedenis van de
Orthopedagogiek 13/03
(gebaseerd op slides en ideeën van Eric Broekaert, oprichter TG De Kiem)
1 Naam
• Heilopvoedkunde
o Eerste term was dit
o ‘Heil’ = helen, genezen → medische aspect van ortho ~ klinische ortho
o Kijken naar beperking als: we moeten dit genezen en oplossen: probleem ligt bij
individu
o Vooral nu nog in Duitsland gebruikt
o Negatieve connotatie ~ naziregime → kritiek vanaf WOII-periode
Aktion T4 was de naam die na de oorlog werd gebruikt voor het
eugenetische programma van nazi-Duitsland op basis van
"genadedoding" en verplichte sterilisatie. Het programma werd
in oktober 1939 gestart op bevel van Adolf Hitler
• Pedologie
o De studie van het kind
o Tegenbeweging van heilopvoedkunde (medische beweging)
o Hoe kind vanuit verschillende perspectieven bestuderen? → bredere kijk op het kind
▪ Niet enkel medisch, ook sociaal cultureel, psychologisch perspectief
o Nu nog vooral in Nederland gebruikt
• Orthopedagogiek (1949) (deel van de Pedagogische Wetenschappen)
o ‘Orthos’ (Grieks) = iets wat scheef is, rechttrekken
o Pedagogiek → opvoedkundige aspect
o Orthopedagogische wortels vooral in Duitstalige gebieden ~ kopstukken (Duits,
Zwitsers)
o 1e keer naam gebruikt: 1949 (na WOII), toen 2e internationale congres voor
orthopedagogiek georganiseerd → Paul Moor
https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_spo/details.php?cps=10 (Nederland, pedologie)
2 Connotaties
• Heilopvoedkunde
2
, o Associatie met naziregime
• Speciale pedagogiek
o Verbijzonderende pedagogiek
o HB bijzondere orthopedagogiek →
orthopedagogiek als handelingswetenschap
▪ Opdeling in HB: alle hoofdstukken
afzonderlijk over
beperkingen/stoornissen (didactische reden) → verbijzondering van
groepen
▪ Indelen in verschillende doelgroepen
▪ In jaren 80-90: bijkomende professionalisering in ortho → altijd maar meer
kennis en onderzoek naar specifieke beperkingen → hokjesdenken
• Kritisch naar kijken, gaat over mensen die niet zo gemakkelijk in
hokjes te definiëren zijn (dit zie je al vaak bij comorbiditeit)
• Orthopedagogiek (→ klinische orthopedagogiek en disability studies)
o Klinische orthopedagogiek is gekke naam want zegt 2x hetzelfde; tautologie
o Wetgevend kader 2016: erkend gezondheidszorgberoep
o Gelijkgeschakeld aan klinische psychologie
o Klinische orthopedagogiek & Disability studies: verschillende stromingen tegen
elkaar maar blijven samen bestaan
▪ KO: ondersteunen, diagnosticeren, meer binnen hokjesdenken
▪ DS: maatschappelijk perspectief rond beperkingen binnenbrengen, kritischer
kijken naar omgeving en maatschappelijke structuren → wat hieraan
veranderen zodat iedereen kan participeren en zich welkom voelt
• Maatschappij doet te kort, niet het individu
In het Engels als term: department of special needs education → dekt niet helemaal de lading (gaat
eerder over bijzonder onderwijs, terwijl orthopedagogiek over veel meer gaat)
3 Definitie
= Het methodisch, doelgericht en zinvol handelen in moeilijke opvoedingssituaties (Eric Broekaert)
• Methodisch
o Aan de slag gaan met evidence based methodieken, waarover we weten/denken dat
ze effectief zijn → betere kwaliteit van leven, hogere participatie in samenleving
o Evidence based methodieken opzoeken is niet altijd evident
o Hierdoor recentelijk: practise based evidence = gelijkwaardige vorm van kennis,
kennis die vertrekt vanuit de praktijk
• Doelgericht
o Als orthopedagoog je richten op bepaalde doelen
o Handelingsplannen: met doelen (KT en LT) werken op verschillende
ontwikkelingsniveaus
▪ Ontwikkeling kind: sociale vaardigheden, school, motoriek …
▪ SMART
3
, ▪ Belangrijk voor inspectie: zij gaan na of organisaties tegemoetkomen aan die
doelstellingen
▪ Taak van orthopedagoog om die doelstellingen te formuleren, bij te sturen
en op te volgen
• Zinvol
o Goed, ethisch handelen → hangt af van maatschappelijke situatie, waarden en
normen die we vooropstellen, de kennis die we nu hebben, eigen referentiekader …,
niet makkelijk om zwart op wit te zeggen wat ‘zinvol’ is.
o Moet bijdragen aan meer levenskwaliteit, inclusieve samenleving met meer
participatie
o Die ideeën veranderen doorheen de tijd → heel dynamisch, continu in beweging
▪ Bv. Guislain-instituut: patiënten in bad met water dagen laten zitten om hen
te genezen, nu denken we hierover heel anders
• Handelen
o Kern van orthopedagogiek
o Dingen doen, samen met mensen aan de slag gaan
o Niet achter je bureau zitten, maar in praktijk, in het hier en nu
o Hoe dit handelen vorm krijgt, kan enorm verschillen vanuit je achtergrond
▪ Welke opleiding heb je gevolgd?
• Psycho-analyse: ons handelen krijgt vorm door driften, in het
onderbewuste die die driften aanstuurt, ons handelen krijgt
hierdoor vorm
• Gedragstherapie: gedrag is aangeleerd, gevormd door omgeving en
gedrag kunnen we dus aanpassen, het ligt niet vast omwille van je
driften
• Neuroscience: Swaab ‘wij zijn ons brein’ → alles ligt al vast tijdens
de zwangerschap, bepaalt welke keuzes we later maken, dus is er
eig wel een vrije wil, kunnen we nog autonome keuzes maken?
• Moeilijke
o Situaties die als ‘moeilijk’ ervaren worden
o Machtsverhouding: wie bepaalt welke situatie moeilijk is?
▪ Het gezin zelf, jeugdrechter, orthopedagoog? → spanning
• Opvoedingssituaties
o Leefsituaties
o Gaat ook over volwassenen
4 Differentiatie
• Organisatorische orthopedagogiek
o Niet zoveel les meer over, ‘verloren veld’
o Beleidsmatig het OP indelen + hoe heeft op-denken invloed op een organisatie?
▪ Hoe worden organisaties opgebouwd en gestructureerd? Hoe zien de teams
eruit? Hoe worden die gefinancierd?
o Vaak focus op: verschuiving van grote organisaties naar kleinere organisaties
4