Menstheorie 1B
2.1 Ontwikkelingspsychologie en sociaal emotionele ontwikkeling
Hoofdstuk 12 Psychosociale Ontwikkeling: de theorie van Erikson
Hoofdstuk 14 Identiteit
Definitie ontwikkelingspsychologie en pedagogiek:
Ontwikkeling =
Proces van groei en verandering dat wordt bepaald door
de interactie tussen erfelijkheid en omgeving
Gaat een leven lang door..
De meeste aandacht gaat uit naar de kindertijd en adolescentie
Psychologie =
Wetenschap van gedrag en mentale processen
Ontwikkelingspsychologie =
Bestudeert de psychologische veranderingen bij toenemende leeftijd.
Pedagogiek =
De wetenschap van het opvoeden
letterlijk: kinderleiding (Oud Grieks: Paidagoogia)
Opvoeden =
Het proces waarin een kind wordt gevormd naar de normen en waarden van
de opvoeders en de samenleving.
Relevantie ontwikkelingspsychologie voor het SW:
Je krijgt in je werk te maken met mensen van verschillende leeftijden
Zij zijn volgens Erikson allemaal met hun eigen specifieke ontwikkelingstaak
bezig
Het helpt om de kwetsbaarheid of problematiek van je cliënten te plaatsen in
het perspectief van hun levensloop
3 krachten van ontwikkeling:
Nature: Wat aangeboren is (genen)
Nurture: Deze zijn aangeleerd (door bijvoorbeeld de sociale omgeving of opvoeding)
Rijping: Veranderingen die voor een groot deel genetisch geregeld worden en
waarop omgevingsinvloeden een kleine invloed hebben
,Discontinu en continu verloop van ontwikkeling:
Continu verandering: Geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald
niveau voortvloeien uit die van de vorige niveaus. Continue verandering is
kwantitatief.
Discontinu verandering: Ontwikkeling in aparte stappen of stadia. Elk stadium
levert gedrag op dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.
Psychosociaal functioneren:
Psyche = geest > ons denken, voelen en gedrag
Sociaal > onze interactie met andere mensen
Hoe functioneer je in relatie tot anderen, vrienden, familie en buren? Welke rol
neem je in binnen je gezin, school of werk? Hoe zie jij je plek in de
samenleving
Opgroeien en ouder worden betekent je steeds opnieuw aanpassen aan
veranderende vermogens én verwachtingen van anderen
Psychosociale ontwikkeling volgens Erikson:
Mensen doorlopen 8 levensfasen van babytijd tot ouderdom
Iedere fase wordt afgesloten met een crisis (iets belangrijks wat je moet
doorlopen), een ontwikkelingstaak die typisch is voor die fase
Komen we er niet uit dan loopt de psychosociale ontwikkeling vast, de balans
slaat door naar het negatieve uiterste.
Ontwikkelingstaken Erikson:
● Baby (0-1,5)
Vertrouwen: Oppakken, knuffelen
Wantrouwen: Huilen, pijn, krampjes, slaap en aandacht tekort. Als je niet
reageert op de baby
Dit is de veiligheid en geborgenheid vinden
● Peuter (1,5 tot 3)
Autonomie vs schaamte en twijfel:
Ontwikkeling van zelfstandigheid, de wereld verkennen, dingen ‘zelf
doen’ = autonomie
Te veel kritiek of bescherming
leidt tot schaamte en twijfel aan zichzelf
, ● Kleuter (3 tot 6)
Initiatief vs schuldgevoel:
Ontwikkeling van geweten, eigen initiatieven ontplooien, zelf dingen in gang
zetten
Schuldgevoel door te hoge eisen en of correcties’
In deze levensfase waarin volgens Erikson de vorming van het geweten een
belangrijke plaats inneemt
● Schoolkind (6 tot 12)
Vlijt vs minderwaardigheid:
Gevoelens van competentie en zelfvertrouwen (vlijt) door successen en
aanmoediging van anderen
Laag zelfbeeld, minderwaardig voelen door mislukkingen, te veel kritiek of te
hoge eisen.
● Adolescentie
Identiteit vs rolverwarring:
Een antwoord vinden op de vraag
‘Wie ben ik?’
Identiteit = een doorleefd ik-gevoel dat eenheid aanbrengt in alle belevingen
Maar als je je geforceerd moet aanpassen en te strenge regels hebt thuis,
maak je misschien een keuze die niet bij je past
Vroege volwassenheid
Intimiteit vs isolement:
Aangaan van een intieme relatie (trouwen/samenwonen of hechte
vriendschap)
Jezelf open stellen voor anderen, kwetsbaar durven zijn
Eenzaamheid, isolement
2.1 Ontwikkelingspsychologie en sociaal emotionele ontwikkeling
Hoofdstuk 12 Psychosociale Ontwikkeling: de theorie van Erikson
Hoofdstuk 14 Identiteit
Definitie ontwikkelingspsychologie en pedagogiek:
Ontwikkeling =
Proces van groei en verandering dat wordt bepaald door
de interactie tussen erfelijkheid en omgeving
Gaat een leven lang door..
De meeste aandacht gaat uit naar de kindertijd en adolescentie
Psychologie =
Wetenschap van gedrag en mentale processen
Ontwikkelingspsychologie =
Bestudeert de psychologische veranderingen bij toenemende leeftijd.
Pedagogiek =
De wetenschap van het opvoeden
letterlijk: kinderleiding (Oud Grieks: Paidagoogia)
Opvoeden =
Het proces waarin een kind wordt gevormd naar de normen en waarden van
de opvoeders en de samenleving.
Relevantie ontwikkelingspsychologie voor het SW:
Je krijgt in je werk te maken met mensen van verschillende leeftijden
Zij zijn volgens Erikson allemaal met hun eigen specifieke ontwikkelingstaak
bezig
Het helpt om de kwetsbaarheid of problematiek van je cliënten te plaatsen in
het perspectief van hun levensloop
3 krachten van ontwikkeling:
Nature: Wat aangeboren is (genen)
Nurture: Deze zijn aangeleerd (door bijvoorbeeld de sociale omgeving of opvoeding)
Rijping: Veranderingen die voor een groot deel genetisch geregeld worden en
waarop omgevingsinvloeden een kleine invloed hebben
,Discontinu en continu verloop van ontwikkeling:
Continu verandering: Geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald
niveau voortvloeien uit die van de vorige niveaus. Continue verandering is
kwantitatief.
Discontinu verandering: Ontwikkeling in aparte stappen of stadia. Elk stadium
levert gedrag op dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.
Psychosociaal functioneren:
Psyche = geest > ons denken, voelen en gedrag
Sociaal > onze interactie met andere mensen
Hoe functioneer je in relatie tot anderen, vrienden, familie en buren? Welke rol
neem je in binnen je gezin, school of werk? Hoe zie jij je plek in de
samenleving
Opgroeien en ouder worden betekent je steeds opnieuw aanpassen aan
veranderende vermogens én verwachtingen van anderen
Psychosociale ontwikkeling volgens Erikson:
Mensen doorlopen 8 levensfasen van babytijd tot ouderdom
Iedere fase wordt afgesloten met een crisis (iets belangrijks wat je moet
doorlopen), een ontwikkelingstaak die typisch is voor die fase
Komen we er niet uit dan loopt de psychosociale ontwikkeling vast, de balans
slaat door naar het negatieve uiterste.
Ontwikkelingstaken Erikson:
● Baby (0-1,5)
Vertrouwen: Oppakken, knuffelen
Wantrouwen: Huilen, pijn, krampjes, slaap en aandacht tekort. Als je niet
reageert op de baby
Dit is de veiligheid en geborgenheid vinden
● Peuter (1,5 tot 3)
Autonomie vs schaamte en twijfel:
Ontwikkeling van zelfstandigheid, de wereld verkennen, dingen ‘zelf
doen’ = autonomie
Te veel kritiek of bescherming
leidt tot schaamte en twijfel aan zichzelf
, ● Kleuter (3 tot 6)
Initiatief vs schuldgevoel:
Ontwikkeling van geweten, eigen initiatieven ontplooien, zelf dingen in gang
zetten
Schuldgevoel door te hoge eisen en of correcties’
In deze levensfase waarin volgens Erikson de vorming van het geweten een
belangrijke plaats inneemt
● Schoolkind (6 tot 12)
Vlijt vs minderwaardigheid:
Gevoelens van competentie en zelfvertrouwen (vlijt) door successen en
aanmoediging van anderen
Laag zelfbeeld, minderwaardig voelen door mislukkingen, te veel kritiek of te
hoge eisen.
● Adolescentie
Identiteit vs rolverwarring:
Een antwoord vinden op de vraag
‘Wie ben ik?’
Identiteit = een doorleefd ik-gevoel dat eenheid aanbrengt in alle belevingen
Maar als je je geforceerd moet aanpassen en te strenge regels hebt thuis,
maak je misschien een keuze die niet bij je past
Vroege volwassenheid
Intimiteit vs isolement:
Aangaan van een intieme relatie (trouwen/samenwonen of hechte
vriendschap)
Jezelf open stellen voor anderen, kwetsbaar durven zijn
Eenzaamheid, isolement