100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Taal niveau 2 kennistoets (Portaal)

Rating
-
Sold
-
Pages
5
Uploaded on
19-06-2025
Written in
2024/2025

Samenvatting voor de kennistoets van taal over Taalbeschouwing, Begrijpend lezen en Stellen

Institution
Course









Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
June 19, 2025
Number of pages
5
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

 Betekenis van taal
SAMENVATTI  Woordbetekenissen (woordenschat)


1. TAALBESCHOUWING –
14pt.  Het regent buiten
 Opa gaf de pijp aan Maarten
1.0 Wat is taalbeschouwing?  Het is hier best koud vs. Doe het raam dicht
 Taalbeschouwing
 Reflectie op alle aspecten van taal  Pragmatisch
 Het kijken naar taal (vorm, gebruik en functie)  Hoe gebruik je taal in een bepaalde situatie?
 Verschijnselen ontdekken in taal  ‘Mag ik effe naar de plee?’
 Spelen met taal  Eufemismen  verzachtende uitdrukking  ‘hij is
 Praten en denken over taal heen gegaan’

 Taalbeschouwing op school  Orthografisch
 Spellen  Hoe spel je de taal die je hoort en spreekt?
 Grammatica  Homoniemen: woorden lijken op elkaar maar
 Taalgebruik betekenen iets anders
 Reflecteren op taal  Homofonen: Steil en Stijl. Klinkt hetzelfde betekent
wat anders. HomoFOON  geluid is zelfde
 Belang van taalbeschouwingsonderwijs  Homografen: Bank. Kan meerdere betekenissen
 Betrokkenheid bij taal en cultuur hebben. HomoGRAAF  grafie is zelfde
 Vorm van wereldoriëntatie
 Heeft een culturele betekenis
2
 Nieuwsgierigheid en plezier in taal 1.2 Taalbeschouwigsstrategieën
vrag
 Systematiek  Hoe taal is opgebouwd
 Analyseren
 Metataal  Gebruik je om over taal te praten
 Zoeken naar stukjes
 Metalinguïstisch bewustzijn  snappen hoe taal
 Uit elkaar halen van een woord, zin of tekst
werkt
 Onwillekeurig: sluitbaar  sluit+baar niet sl+uitbaar
 Op basis van voorkennis van andere woorden
2  Nodig bij spelling en het schrijven van woorden
1.1 Niveaus van vrag
taalbeschouwing  Relateren
 Fonologisch  Waar zegt het iets over
 Uitspraak  Verbanden leggen tussen woord, zin of zinsdelen
 ‘Kom jaai uit Rjottejdom don?’  Signaalwoorden  richtingwijzers
 Restaurant, zeven, auto, puzzel, tram  Voegwoorden  plakwoorden
 Verschil: boom  bom  Samenstellingen
 Grammaticale betekenis  verwijzen met hij/zij bijv.
 Morfologisch  Nodig om verbanden tussen delen tekst begrijpen
 Opbouw van woorden  Relatie tussen onderwerp en persoonsvorm
 Hij loop vs. Ik loopt
 Neologismen  recent ontstaan woord: influencer  Vergelijken
 Morfeem  betekenisdragend stukje(s) woord  Zoeken naar overeenkomsten en verschillen in taal
 Vrij morfeem  woord op zich: fiets, boek  ‘Welke hoort er niet bij’
 Gebonden morfeem  niet zelf: -je, -heid, on-  Wij schrijf je anders dan wei maar klinkt hetzelfde
 Het gebruik van ‘u’ en ‘jij’
 Syntactisch  Standaard taal en dialect
 Structuur en opbouw van zinnen  Figuurlijk en letterlijk taalgebruik
 ‘Blinde brouwen zien meeste mannen niet zitten’
 ‘Een aantal mensen zijn boos geworden’  Classificeren
 In het Nederlands persoonsvorm op 2e plek  Waar hoort het bij
 Indelen in groepen
 Semantisch  Nodig bij correct spellen van woorden
 Nodig bij bepalen doel en verband in een tekst

,  Kenmerken van taalcategorieën onderbrengen: 4. Regels formuleren
woordsoorten, sterke en zwakke werkwoorden,  Welke regels kan je formuleren bij categorieën?
tekstsoorten, type signaalwoorden  Bijv. wanneer je ‘c’ uitspreekt als ‘s’ of ‘k’

 Generaliseren 5. Check
 Algemene regel ontdekken in taal  Kijk terug op eerder verzamelde woorden
 Kinderen doen dat vanzelf  Pas nieuwe regels toe
 Bij lessen bewust regels bedenken  In hoeverre klopt deze regel?
 Tegen vreemden zeg je niet eerlijk hoe ze eruit zien
 In een vragende zin staat de persoonsvorm voorop
 In samenstelling zegt rechterdeel over algemene 1.6 Analogiestrategie vs.
soort waar het naar verwijst, stadsbus.
Algoritmische strategie
 Herordenen Strategieën voor het aanleren van werkwoordspelling.
 Taal op andere manier bekijken  Analogiestrategie
 Vorm van taalspel  Werken met voorbeeldwerkwoorden (kapstok)
 Vervrouwelijken: Arnhem  Arnhaar  Het is hij smurft dus ook hij vindt
 Woorden met dierennaam: probeersel, gezellig  Verblinden is net zo’n werkwoord als branden dus
ook met -dde
 Relatief snel zelfstandig spelling onder de knie
 Koppelen aan juiste voorbeeld kan fout gaan
1.3 Inductief vs. Deductief  Leerlingen krijgen niet echt inzicht in spellingsregels
lesgeven
 Inductief  Algoritmische strategie
 Leraar legt regel uit en stuurt proces  Stappenplan/schema
 Leerlingen passen de geleerde regel toe Is het een persoonsvorm? Ja
 Directe instructie, meer uitleg en controle Staat het in t.t. of v.t.? V.t.
 Duidelijk, snel en gestructureerd Staat het in e.v. of m.v.? M.v.
 Minder ruimte voor ontdekking, kan passief zijn  Meest effectieve strategie
 Stappen overslaan of in verkeerde volgorde is risico
 Deductief  Zelfstandig stappen zetten duurt lang
 Leraar begeleidt om zelf regel te ontdekken
 Kinderen ontdekken de regel zelf
 Leerlinggerichte ontdekking, actief betrokken
 Vergroot zelfstandig leren
 Kan meer tijd kosten, mogelijk verwarrend voor
2. BEGRIJPEND LEZEN –
kinderen die structuur missen 18pt.
2.0 Waarom is het lastig?
 Verschillende redenen
1.5 De Lusles  Tekst is niet motiverend
 Wat is het?  Te veel strategieën die worden
 Vorm van inductieve didactiek van taalbeschouwing aangeboden
 Doel: kinderen laten reflecteren op taal  Begrijpend lezen is een les op zich
 Bestaat uit 5 stappen: geworden
 Strategieën worden niet toegepast bij
1. Taalverschijnsel signaleren ander vak
 Wat zie je en wat valt je op  ‘Modeling’ vaak niet toegepast
 Bijvoorbeeld ‘afbeelding van een circus’  Veel individueel gewerkt
 Onvoldoende technisch lezen
2. Voorbeelden verzamelen  Er wordt te vroeg mee gestart
 Kan je meer woorden verzinnen met de letter ‘c’?
 Het is inductief dus laat het de kinderen zelf doen  Kinderen motiveren door:
 Het betekenisvol te maken
3. Voorbeelden vergelijken  Denk aan aansluiten bij belevingswereld
 Actuele teksten
 Hoe orden je voorbeelden in categorieën?
 Het moet interesse opwekken
 Je krijgt paar minuten om zelf te doen

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
mijkem
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
15
Member since
3 year
Number of followers
10
Documents
11
Last sold
4 weeks ago

4.0

2 reviews

5
0
4
2
3
0
2
0
1
0

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions