Hoofdstuk 13 Zenuwstelsel DU
13.3 Diagnostisch onderzoek
● Lichamelijk onderzoek
○ Voornamelijk neurologisch onderzoek: Bewustzijn, pupilreactie, cognitieve
functies, sensibiliteit, motoriek, coördinatie en reflexen worden onderzocht.
● Laboratoriumonderzoek
○ INR en trombocyten
■ Opsporen van stollingsstoornissen
○ Lipidenspectrum
■ Na CVA, als onderdeel van cardiovasculair risico-onderzoek
○ Algemeen bloedonderzoek
■ Oorzaak neurologische symptomen opsporen
○ Lumbaalpunctie
■ Afname liquor voor onderzoek
● Beeldvormend onderzoek
○ CT-scan en MRI-scan
● Functie-onderzoek
○ EMG (elektromyografie): de spieractiviteit en zenuwgeleiding worden
gemeten.
○ EEG (elektro-encefalogram): registratie van de hersenactiviteit
○ Polysomnografie (slaaponderzoek): combinatie van functie-onderzoeken,
gemeten tijdens de slaap.
● Meet-instrumenten: de mate van pijn en neurologische uitval kan hiermee gemeten
worden.
○ GCS (glasgow coma scale): je kijkt naar de ogen, de reactie van de armen,
de verbale reactie en een mogelijk verschil tussen de linkerhelft en
rechterhelft.
○ FAST (Face, Arm, Speech, Time): er wordt gekeken of de 3
meestvoorkomende symptomen van een CVA aanwezig zijn.\
,13.4 Aandoeningen van de hersenen
13.4.1 Coma
● Diepe bewusteloosheid. Er kan een reactie zijn, dat ligt aan de diepte van de coma.
● De GCS-score is onder de 8.
● Behandeling is gericht op het veiligstellen van de vitale functies. De verdere
behandeling hangt af van de oorzaak van de coma.
13.7 Pijn
Er zijn verschillende soorten pijn:
● Nociceptieve pijn: Pijn als gevolg van weefselbeschadiging. Dit kan onder andere
komen door trauma, tumoren of een ontsteking. Er komen dan bepaalde stoffen vrij
die de vrije zenuwuiteinden prikkelen.
○ Somatische pijn: Nocireceptoren in de huid, slijmvliezen en diepe weefsels.
○ Viscerale pijn: Nocireceptoren in de organen.
■ Gerefereerde pijn: geprojecteerde pijn, de pijn is gelinkt aan iets op
een andere plek.
● Denk aan hartaanval, of pijn in schouder na colonoscopie.
, ○ Post-operatieve pijn
○ Doorbraakpijn
■ Bij kankerpatiënten
● Neuropathische pijn: pijn als gevolg van beschadiging van de neuronen in het
centrale of perifere zenuwstelsel.
Je kunt met verschillende meetinstrumenten de mate van pijn bepalen:
● VAS of NRS: geen pijn-ergst denkbaar of 0-10
● PACSLAC-D: gebruiken bij patiënten met dementie
Om effectief pijn te verlichten zijn er soms meerdere soorten medicatie nodig. Hiervoor is
dan ook een stappenplan:
1. Paracetamol
2. NSAID en Paracetamol
3. Tramadol en NSAID/Paracetamol
4. Sterkwerkende opioïden en NSAID/Paracetamol
Soms worden er stappen overgeslagen omdat de pijn zo hevig en acuut is.
● De werking van opiaten: Grijpen aan op de impulsoverdracht in het czs en kunnen
op deze manier de pijnsignalen afremmen. Tevens grijpen ze aan op pijnbeleving die
tot stand komt in de hersenen.
○ Bijwerkingen : verslavend, kunnen delaxerend werken. Ook als ze in grote
mate gegeven worden kan het vegetatieve stelsel geremd worden waardoor
de ademhaling verminderd wordt.
● De werking van NSAID’s: prostaglandine aanmaak remmen, wat koortswerend,
pijnstillend en ontstekingsremmend werkt.
○ Bijwerkingen: remming van trombocyten-aggregatie: Stolling, verminderde
aanmaak van slijm in de maag en daardoor kwetsbaarder maagslijmvlies.
Daarom krijg je vaak maagzuurremmers erbij.
Hoofdstuk 14 Psychiatrische aandoeningen DU
14.1 Inleiding in de psychiatrie
Wanneer is er sprake van een psychiatrische stoornis?
13.3 Diagnostisch onderzoek
● Lichamelijk onderzoek
○ Voornamelijk neurologisch onderzoek: Bewustzijn, pupilreactie, cognitieve
functies, sensibiliteit, motoriek, coördinatie en reflexen worden onderzocht.
● Laboratoriumonderzoek
○ INR en trombocyten
■ Opsporen van stollingsstoornissen
○ Lipidenspectrum
■ Na CVA, als onderdeel van cardiovasculair risico-onderzoek
○ Algemeen bloedonderzoek
■ Oorzaak neurologische symptomen opsporen
○ Lumbaalpunctie
■ Afname liquor voor onderzoek
● Beeldvormend onderzoek
○ CT-scan en MRI-scan
● Functie-onderzoek
○ EMG (elektromyografie): de spieractiviteit en zenuwgeleiding worden
gemeten.
○ EEG (elektro-encefalogram): registratie van de hersenactiviteit
○ Polysomnografie (slaaponderzoek): combinatie van functie-onderzoeken,
gemeten tijdens de slaap.
● Meet-instrumenten: de mate van pijn en neurologische uitval kan hiermee gemeten
worden.
○ GCS (glasgow coma scale): je kijkt naar de ogen, de reactie van de armen,
de verbale reactie en een mogelijk verschil tussen de linkerhelft en
rechterhelft.
○ FAST (Face, Arm, Speech, Time): er wordt gekeken of de 3
meestvoorkomende symptomen van een CVA aanwezig zijn.\
,13.4 Aandoeningen van de hersenen
13.4.1 Coma
● Diepe bewusteloosheid. Er kan een reactie zijn, dat ligt aan de diepte van de coma.
● De GCS-score is onder de 8.
● Behandeling is gericht op het veiligstellen van de vitale functies. De verdere
behandeling hangt af van de oorzaak van de coma.
13.7 Pijn
Er zijn verschillende soorten pijn:
● Nociceptieve pijn: Pijn als gevolg van weefselbeschadiging. Dit kan onder andere
komen door trauma, tumoren of een ontsteking. Er komen dan bepaalde stoffen vrij
die de vrije zenuwuiteinden prikkelen.
○ Somatische pijn: Nocireceptoren in de huid, slijmvliezen en diepe weefsels.
○ Viscerale pijn: Nocireceptoren in de organen.
■ Gerefereerde pijn: geprojecteerde pijn, de pijn is gelinkt aan iets op
een andere plek.
● Denk aan hartaanval, of pijn in schouder na colonoscopie.
, ○ Post-operatieve pijn
○ Doorbraakpijn
■ Bij kankerpatiënten
● Neuropathische pijn: pijn als gevolg van beschadiging van de neuronen in het
centrale of perifere zenuwstelsel.
Je kunt met verschillende meetinstrumenten de mate van pijn bepalen:
● VAS of NRS: geen pijn-ergst denkbaar of 0-10
● PACSLAC-D: gebruiken bij patiënten met dementie
Om effectief pijn te verlichten zijn er soms meerdere soorten medicatie nodig. Hiervoor is
dan ook een stappenplan:
1. Paracetamol
2. NSAID en Paracetamol
3. Tramadol en NSAID/Paracetamol
4. Sterkwerkende opioïden en NSAID/Paracetamol
Soms worden er stappen overgeslagen omdat de pijn zo hevig en acuut is.
● De werking van opiaten: Grijpen aan op de impulsoverdracht in het czs en kunnen
op deze manier de pijnsignalen afremmen. Tevens grijpen ze aan op pijnbeleving die
tot stand komt in de hersenen.
○ Bijwerkingen : verslavend, kunnen delaxerend werken. Ook als ze in grote
mate gegeven worden kan het vegetatieve stelsel geremd worden waardoor
de ademhaling verminderd wordt.
● De werking van NSAID’s: prostaglandine aanmaak remmen, wat koortswerend,
pijnstillend en ontstekingsremmend werkt.
○ Bijwerkingen: remming van trombocyten-aggregatie: Stolling, verminderde
aanmaak van slijm in de maag en daardoor kwetsbaarder maagslijmvlies.
Daarom krijg je vaak maagzuurremmers erbij.
Hoofdstuk 14 Psychiatrische aandoeningen DU
14.1 Inleiding in de psychiatrie
Wanneer is er sprake van een psychiatrische stoornis?