de UU in jaar 2. De uitwerkingen zijn gebaseerd op antwoorden van oefententamens,
werkgroepen, hoorcolleges en het boek. Op tentamens vragen ze eigenlijk alleen maar naar
deze leerstukken. Vaak wordt er in deze uitwerkingen verwezen naar een casus, zie dit als een
voorbeeld om te zien hoe bepaalde juridische dingen uit een casus blijken en welke dingen je
moet noemen uit de casus. De juridische vereisten moet je stampen, de rest is alleen om een
beeld te krijgen over hoe dingen op het tentamen worden gevraagd en hoe je dit moet
uitwerken.
In week 1 werden er niet echt volledige leerstukken gevraagd maar ging het meer over theorie
dus deze maken geen deel uit van het leerstukken overzicht.
Week 2
Causaal verband door proportionele toerekening
Introductie van het antwoord: rechter dient te beoordelen of er sprake is tussen gedraging van
verdachte en het gevolg. Gedragingen van anderen of gebeurtenissen die zich voordoen na de
initiële gedraging en ook van invloed kunnen zijn geweest op het intreden van het gevolg
kunnen in de weg staan aan het aannemen van causaal verband, maar dit hoeft niet, HR
Bloedvergiftiging r.o. 3.4. of er sprake is van causaal verband dient te worden beoordeeld aan
de hand van de maatstaf of het letsel redelijkerwijs aan de dader kan worden toegerekend,
door HR aanvaard in bvb bloedvergiftiging en Groningse Hiv.
CSQN is de ondergrens van de strafbaarheid, als in causale keten de gedraging kan worden
weggedacht en het gevolg alsnog zou zijn ingetreden, kan het gevolg niet aan de verachte
worden toegerekend.
1) De aard van de gedragingen.
Het gevolg wordt eerder aan de verdachte toegerekend als:
- De gedraging in haar aard geschikt is om het gevolg in het leven te
roepen
OF
- De kans op het intreden van dat gevolg wordt in significante mate
verhoogd door de gedraging
Take the victim as you find him, eierschaalarrest.
HR Groningse HIV 3.2.
2) Aanwezigheid van opzet of bewuste culpa bij de dader (subjectieve zijde delict).
- Als de opzet van de verdachte mede was gericht op het ingetreden
gevolg, kan deze vaststelling in zoverre toch bijdragen aan het oordeel
dat het gevolg in redelijkheid kan worden toegerekend aan de
gedraging van de verdachte.
- Let op geobjectiveerde bestanddelen.
3) Ratio van de delictsomschrijving (aard en strekking van het delict)
- Het rechtsbelang dat de desbetreffende delictsomschrijving zoekt te
beschermen. Kijken naar of hetgeen de delictsomschrijving tracht te
beschermen overeenkomt met het letsel dat is opgelopen.
, - Kijken of het als typisch gevolg kan worden gezien: gevolgen die in de
optiek van de wetgever typisch aan een bepaalde gedraging verbonden
zijn.
4) Complexiteit van de causale keten en het tijdsverloop (tussenkomende factoren).
i. Kijken of er sprake is van tussenkomende factoren die van belang
hebben kunnen zijn.
HR bloedvergiftiging r.o. 3.4 en punt 5 en 9 van AG. Als de
gedraging naar haar aard geschikt was het ingetreden gevolg teweeg
te brengen, doorbreken tussenkomende factoren de causale keten in
beginsel niet. Hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid van
alternatieve gang van zaken staat causaal verband niet in de weg.
Geen geintjes r.o. 2.4.2. Input van slachtoffer zelf die de situatie
verergert staat causaal verband niet in de weg.
Groningse HIV 2.4.2: gedrag verdachte onmisbare schakel in
gebeurtenissen die hebben geleid tot het gevolg.
ii. Kan alleen worden toegerekend als kan worden vastgesteld dat het
hoogst onwaarschijnlijk is dat de tussenkomende factor het gevolg
heeft veroorzaakt.
5) Ernst van het letsel, eierschaalarrest. Gebreken van het slachtoffer komen voor
rekening van de dader.
i. Vaak geeft casus geen aanleiding, ervan uit gaan dat hieraan is voldaan.
Let op: Groningse hiv vereisten uitwerken wanneer er sprake is van onduidelijkheid over de
oorzaak van de dood, als er tussenkomende factoren zijn dan wel dit schema uitwerken.
Belangrijke stof om naar te kijken buiten leerstukken: facetwederrechtelijkheid, materiële en
formele delicten.
Week 3
Voorwaardelijke opzet
Uitleggen waarom het geen volopzet is.
Voorwaardelijke opzet: verdachte heeft de aanmerkelijke kans van het intreden van bepaald
gevolg willens en wetens aanvaard.
Om te voldoen aan voorwaardelijk opzet, dient te worden voldaan aan drie vereisten:
Risico-element: er moet sprake zijn van een aanmerkelijke kans op het gevolg
De vraag of de kans op pijn/letsel bij de fokker aanmerkelijk was, dient te worden beantwoord
aan de hand van het arrest HR (HIV I), waarin de Hoge Raad in r.o. 3.6 oordeelde: ‘De
beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in
het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis
toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is
geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard
van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene
ervaringsregels aanmerkelijk is te achten’.