Begrippenlijst: Neuropedagogiek
HFDST 0: Voorkennis
Astrocyten Stervormige cellen die zorgen voor de
structurele verstevigingen van de neuronen
en die schade hersteld
Oligodendrocyten Cellen met weinig vertakkingen die de
myeline rond de axonen gaat verder dragen
Neuronen De bouwstenen van het zenuwstelsel =
zenuwcellen
Het cellichaam Deel van het neuron: Bevat de celkern die de
genetische informatie van een organisme
draagt
De dendrieten Deel van het neuron: een netwerk van smalle
vezels die vanuit het cellichaam komen en die
signalen van andere cellen ontvangt
Het axon Deel van het neuron: een lange, dunne vezel
die vanuit het cellichaam vertrekt en die aan
het einde splitst in een waaier van uiteinden
(de axonen van verschillende cellen
groeperen zich en vormen een zenuw)
Elektrochemische proces Scheikundige processen / chemische
processen in de axonen leiden tot elektrische
signalen
De axonheuvel Plaats in het neuron waar de axon begint en
die verschillende signalen bij elkaar voegt. Bij
het overschrijden van een waarde dan vuurt
de cel het elektrisch signaal
Actiepotentiaal Het elektrisch signaal wat door de axonheuvel
wordt gevuurd: loopt vanuit de axonheuvel
naar alle axonuiteinden
Myelineschede Dun, wit vetlaagje dat rond het axon is
Knoop van Ranvier De inkneping die op regelmatige afstand rond
het axon ligt
Synaps De plaats waar een zenuwimpuls van het ene
, neuron aan het andere doorgegeven wordt
Synaptische spleet De kleine opening tussen twee neuronen
Neurotransmitter Een chemische stof die in kleine
hoeveelheden in de synaptische spleet wordt
vrijgelaten
Neurotransmissie Het proces van communicatie dmv
neurotransmitters
Receptor Gespecialiseerde receptoren in het membraan
van het ontvangende neuron: interageren
met de aankomende neurotransmitters en
lokken een reactie uit in de ontvangende cel
die zal zorgen voor een plaatselijke
verandering in het membraam
Excitatorisch signaal De verandering in
membraandoorlaatbaarheid verhoogt de kans
op een actiepotentiaal in de ontvangende cel
Inhibitorisch signaal De verandering in
membraandoorlaatbaarheid verlaagt de kans
op een actiepotentiaal in de ontvangende cel
Zenuwstelsel Het geheel van neuronen in het lichaam
opgedeeld in twee onderdelen: het centrale
en het perifere zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel De hersennen en het ruggenmerg
Hersenvocht Een vloeistof waarin de hersenen drijven en
die hen beschermt tegen schokken
Hersenen Staat in voor alle gecompliceerde functies, vb
denken
Ruggenmerg Een smalle buis die zich over de hele lengte
van de rug uitstrekt, van de onderkant van de
schedel tot aan de heup. Controleert
eenvoudige reflexen en motorische functies
Perifere zenuwstelsel Alles wat buiten de hersenen en het
ruggenmerg valt: bevat sensorische neuronen
en motorneuronen. Bestaat uit twee delen:
het somatische en autonome zenuwstelsel
Sensorische neuronen Bevat info uit het lichaam en brengt deze
naar de hersenen
, Motorneuronen Informatie van het centrale zenuwstelsel naar
spieren en andere organen in het lichaam
overbrengen
Somatische zenuwstelsel Controleert de interacties van het lichaam
met de buitenwereld, kan bewuste controle
zijn (dus ook willekeurig zenuwstelsel):
- Sensorische neuronen: brengen
boodschappen aan vanuit de
waarnemingsorganen
- Motorische neuronen: activeren de
skeletspieren
Autonome zenuwstelsel Controleert het inwendige van het lichaam,
hier is geen of weinig controle over (dus ook
onwillekeurig zenuwstelsel):
- Sensorische neuronen: voeren info van
de inwendige organen naar het centrale
zenuwstelsel
- Motorische neuronen: activeren de
spieren van inwendige organen en
regelt de werking van de klieren
Bevat 2 zenuwbanen die instaan voor
situaties in actie en rust nl. het sympathische
stelsel en het parasympatische stelsel
Sympathische stelsel Actief wanneer er actie wordt uitgevoerd,
regelt de energie die we gebruiken
Parasympathische Actief wanneer er het lichaam in rust is, regelt
stelsel activiteiten die de energie herstellen en
bewaren
Relatieve positie Hoe structuren zich positioneren tov elkaar
Ventrale positie Gebieden die onderaan liggen = inferior
positie
Dorsale positie Gebieden de bovenaan liggen = superior
positie
Anterior positie Gebieden die vooraan liggen = rostraal
positie
Posterior positie Gebieden die achteraan liggen = caudaal
positie
Lateraal positie Gebieden aan de buitenzijde van de hersenen
Mediaal positie Gebieden aan de binnenzijde van de
HFDST 0: Voorkennis
Astrocyten Stervormige cellen die zorgen voor de
structurele verstevigingen van de neuronen
en die schade hersteld
Oligodendrocyten Cellen met weinig vertakkingen die de
myeline rond de axonen gaat verder dragen
Neuronen De bouwstenen van het zenuwstelsel =
zenuwcellen
Het cellichaam Deel van het neuron: Bevat de celkern die de
genetische informatie van een organisme
draagt
De dendrieten Deel van het neuron: een netwerk van smalle
vezels die vanuit het cellichaam komen en die
signalen van andere cellen ontvangt
Het axon Deel van het neuron: een lange, dunne vezel
die vanuit het cellichaam vertrekt en die aan
het einde splitst in een waaier van uiteinden
(de axonen van verschillende cellen
groeperen zich en vormen een zenuw)
Elektrochemische proces Scheikundige processen / chemische
processen in de axonen leiden tot elektrische
signalen
De axonheuvel Plaats in het neuron waar de axon begint en
die verschillende signalen bij elkaar voegt. Bij
het overschrijden van een waarde dan vuurt
de cel het elektrisch signaal
Actiepotentiaal Het elektrisch signaal wat door de axonheuvel
wordt gevuurd: loopt vanuit de axonheuvel
naar alle axonuiteinden
Myelineschede Dun, wit vetlaagje dat rond het axon is
Knoop van Ranvier De inkneping die op regelmatige afstand rond
het axon ligt
Synaps De plaats waar een zenuwimpuls van het ene
, neuron aan het andere doorgegeven wordt
Synaptische spleet De kleine opening tussen twee neuronen
Neurotransmitter Een chemische stof die in kleine
hoeveelheden in de synaptische spleet wordt
vrijgelaten
Neurotransmissie Het proces van communicatie dmv
neurotransmitters
Receptor Gespecialiseerde receptoren in het membraan
van het ontvangende neuron: interageren
met de aankomende neurotransmitters en
lokken een reactie uit in de ontvangende cel
die zal zorgen voor een plaatselijke
verandering in het membraam
Excitatorisch signaal De verandering in
membraandoorlaatbaarheid verhoogt de kans
op een actiepotentiaal in de ontvangende cel
Inhibitorisch signaal De verandering in
membraandoorlaatbaarheid verlaagt de kans
op een actiepotentiaal in de ontvangende cel
Zenuwstelsel Het geheel van neuronen in het lichaam
opgedeeld in twee onderdelen: het centrale
en het perifere zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel De hersennen en het ruggenmerg
Hersenvocht Een vloeistof waarin de hersenen drijven en
die hen beschermt tegen schokken
Hersenen Staat in voor alle gecompliceerde functies, vb
denken
Ruggenmerg Een smalle buis die zich over de hele lengte
van de rug uitstrekt, van de onderkant van de
schedel tot aan de heup. Controleert
eenvoudige reflexen en motorische functies
Perifere zenuwstelsel Alles wat buiten de hersenen en het
ruggenmerg valt: bevat sensorische neuronen
en motorneuronen. Bestaat uit twee delen:
het somatische en autonome zenuwstelsel
Sensorische neuronen Bevat info uit het lichaam en brengt deze
naar de hersenen
, Motorneuronen Informatie van het centrale zenuwstelsel naar
spieren en andere organen in het lichaam
overbrengen
Somatische zenuwstelsel Controleert de interacties van het lichaam
met de buitenwereld, kan bewuste controle
zijn (dus ook willekeurig zenuwstelsel):
- Sensorische neuronen: brengen
boodschappen aan vanuit de
waarnemingsorganen
- Motorische neuronen: activeren de
skeletspieren
Autonome zenuwstelsel Controleert het inwendige van het lichaam,
hier is geen of weinig controle over (dus ook
onwillekeurig zenuwstelsel):
- Sensorische neuronen: voeren info van
de inwendige organen naar het centrale
zenuwstelsel
- Motorische neuronen: activeren de
spieren van inwendige organen en
regelt de werking van de klieren
Bevat 2 zenuwbanen die instaan voor
situaties in actie en rust nl. het sympathische
stelsel en het parasympatische stelsel
Sympathische stelsel Actief wanneer er actie wordt uitgevoerd,
regelt de energie die we gebruiken
Parasympathische Actief wanneer er het lichaam in rust is, regelt
stelsel activiteiten die de energie herstellen en
bewaren
Relatieve positie Hoe structuren zich positioneren tov elkaar
Ventrale positie Gebieden die onderaan liggen = inferior
positie
Dorsale positie Gebieden de bovenaan liggen = superior
positie
Anterior positie Gebieden die vooraan liggen = rostraal
positie
Posterior positie Gebieden die achteraan liggen = caudaal
positie
Lateraal positie Gebieden aan de buitenzijde van de hersenen
Mediaal positie Gebieden aan de binnenzijde van de