Begrippenlijst psychodiagnostiek
Thema 1: introductie in PD
Deel 1: Situering
Psychodiagnostiek
EFPA Europian federation of psychologist’s association: koepel
allemaal nationale verenigingen van psychologen
Assessment Een systematische methode of procedure om psychologische
kenmerken van individuen, groepen of het gedrag van
individuen of groepen vast te stellen.
Chat gpt: beoordelen + evalueren van bepaalde kenmerken
6 centrale kenmerken van een 1. Soort proces of materiaal dat
psychologische test (Hogan) 2. Informatie oplevert over
3. Een steekproef zijn
4. Gedrag en cognitieve processen
5. Op een systematische en gestandaardiseerde wijze
6. Resulterend in 1 of andere kwantificatie
4 soorten bronnen of gegevens 1. S-data: self reported data
voor informatie over verschillen 2. O-data: observer reported data
tussen of binnen mensen 3. T-data: test data
4. L-data: life data
Deel 2: Belang van PD
Base rate Het referentiepunt voor het interpreteren van gegevens en
het beoordelen van de relevantie van bepaalde info in
verschillende contexten relevant bij het beoordelen van
nauwkeurigheid van diagnostische testen: je moet mee in
rekening nemen hoe vaak iets voorkomt
Deductie Als de premissen waar zijn dan is de conclusie geldig
Proces waarbij specifieke conclusies worden getrokken obv
algemene principes / premissen
Redenering die van het algemene naar het specifieke gaat
Inductie Afleiden van een wetmatigheid uit een aantal voorbeelden
Gevaar tot stigmatiseren
Abductie Terug redeneren vanuit de conclusie naar de premissen
Gevaar tot onvolledigheid
Besliskunde Kennis over hoe oordelen en beslissingen tot stand komen
Bias Stereotype neiging, onbewuste tendens of verborgen
, (voor)oordeel: ze vertekenen ons redeneren en beslissen
vaak gericht om ons zelfbeeld te beschermen of een
psychisch evenwicht te herstellen na inbreuk op ons
zelfbeeld. Het zijn cognitieve technieken waarmee we ons
comfortabel voelen
Bias is altijd fout!
Heuristieken Verkorte route voor het nemen van beslissingen (vaak op
ervaringen gebaseerd), ze kunnen ons helpen om snel te
beslissen maar leiden niet altijd tot correcte uitkomsten
(beslissing die goed genoeg is maar niet maximaal correct) ,
gaat vaak gepaard met het negeren van bepaalde info
Fundamentele attributiefout Bij positieve dingen schrijf je de oorzaak aan jezelf toe en bij
negatieve dingen leg je de oorzaak buitenaf. Bij positieve
dingen van de ander leg je de oorzaak buiten hun (vb geluk)
en bij negatieve dingen wijt je het aan hunzelf
Vals- consensuseffect Neiging om je eigen voorkeuren, overtuigingen en
gedragingen te overschatten en te denken dat deze meer
gangbaar zijn dan ze werkelijk zijn, het geloof dat de
meerderheid van de anderen hetzelfde denkt of handelt als
jezelf, ook al is dat niet zo
Illusoire correlaties Je denkt dingen te zien die je verwacht te zien, je verwijst
naar perceptie en samenhang tussen verbanden terwijl er in
werkelijkheid geen verband is
Illusie van controle Je eigen aandeel overschatten
Als a vaak bij b voorkomt, denken dat a b veroorzaakt = after
this, therefore because of this error
Beschikbaarheid Als er wordt gevraagd naar de waarschijnlijkheid van iets in
te schatten, laten ze zich leiden door het gemak waarmee ze
voorbeelden kunnen bedenken overschatten van
frequentie van datgene wat dicht in het geheugen zit,
onderschatten van frequentie van datgene wat ver in het
geheugen zit
Confirmation bias Enkel op zoek gaan naar eigen overtuigingen, hypothese
bevestigend kijken, info die onze gedachten tegenspreken
negeren
(je kan niet bewijzen dat iets waar is, maar wel dat iets niet
waar is dus je moet zoveel mogelijk info opzoeken die de
hypothese ontkrachten en als je echt niets vind dan is de
hypothese waar)
Verankeren Blijven focussen op de eerste info die je hebt gevonden en
de andere info negeren
Voorstelling De neiging zich te laten beïnvloeden door de manier waarop
, iets gepresenteerd of gekaderd wordt
6 potentiële voordelen tov het 1. Efficiëntie
subjectieve oordeel 2. Standaardisatie
3. Objectviteit
4. Betrouwbaarheid
5. Validiteit
6. Kwaliteit vd normgroep / normscores
Efficiëntie Het vermogen om via de beschikbare middelen effectief te
gebruiken om een nauwkeurige beoordeling te geven binnen
een redelijke tijdsperiode doeltreffende diagnostische
procedure zonder onnodige vertragingen of verspilling van
middelen
Standaardisatie Het afnemen van tests, de proefleiders, de context, de
onderzochte personen … zo constant mogelijk houden
werken met dezelfde verwoordingen etc.
Objectiviteit Proces waarbij het vastleggen van scores gestandaardiseerd
verloopt onafhankelijkheid van storende invloeden vanuit
de persoon de waarnemer de beoordelaar of de
interpretator
Deel 3: PD als proces
Procesmodellen Handvaten over hoe je een diagnostisch proces systematisch
kunt aanpakken
Psychodiagnostisch verslag Het tastbaar product van het psychodiagnostisch proces
De vier mogelijke actoren in een 1. De diagnosticus
psychodiagnostisch proces 2. De externe opdrachtgever
3. De cliënt
4. Het wetenschappelijk forum
Dialectische benadering Een wisselwerking en wederzijdse doordringing van factoren
centraal stellen holistisch benadering van de cliënt
waarbij rekening wordt gehouden met zowel acceptatie als
verandering als belangrijke componenten van het
therapeutische werk
Externe opdrachtgever Is een andere persoon die een motief heeft om de cliënt te
laten testen / doorgronden dan worden motieven en
impliciete verwachtingen bevraagd
De empirische cyclus 1. Observatie
2. Inductie
3. Deductie
4. Toetsing
Thema 1: introductie in PD
Deel 1: Situering
Psychodiagnostiek
EFPA Europian federation of psychologist’s association: koepel
allemaal nationale verenigingen van psychologen
Assessment Een systematische methode of procedure om psychologische
kenmerken van individuen, groepen of het gedrag van
individuen of groepen vast te stellen.
Chat gpt: beoordelen + evalueren van bepaalde kenmerken
6 centrale kenmerken van een 1. Soort proces of materiaal dat
psychologische test (Hogan) 2. Informatie oplevert over
3. Een steekproef zijn
4. Gedrag en cognitieve processen
5. Op een systematische en gestandaardiseerde wijze
6. Resulterend in 1 of andere kwantificatie
4 soorten bronnen of gegevens 1. S-data: self reported data
voor informatie over verschillen 2. O-data: observer reported data
tussen of binnen mensen 3. T-data: test data
4. L-data: life data
Deel 2: Belang van PD
Base rate Het referentiepunt voor het interpreteren van gegevens en
het beoordelen van de relevantie van bepaalde info in
verschillende contexten relevant bij het beoordelen van
nauwkeurigheid van diagnostische testen: je moet mee in
rekening nemen hoe vaak iets voorkomt
Deductie Als de premissen waar zijn dan is de conclusie geldig
Proces waarbij specifieke conclusies worden getrokken obv
algemene principes / premissen
Redenering die van het algemene naar het specifieke gaat
Inductie Afleiden van een wetmatigheid uit een aantal voorbeelden
Gevaar tot stigmatiseren
Abductie Terug redeneren vanuit de conclusie naar de premissen
Gevaar tot onvolledigheid
Besliskunde Kennis over hoe oordelen en beslissingen tot stand komen
Bias Stereotype neiging, onbewuste tendens of verborgen
, (voor)oordeel: ze vertekenen ons redeneren en beslissen
vaak gericht om ons zelfbeeld te beschermen of een
psychisch evenwicht te herstellen na inbreuk op ons
zelfbeeld. Het zijn cognitieve technieken waarmee we ons
comfortabel voelen
Bias is altijd fout!
Heuristieken Verkorte route voor het nemen van beslissingen (vaak op
ervaringen gebaseerd), ze kunnen ons helpen om snel te
beslissen maar leiden niet altijd tot correcte uitkomsten
(beslissing die goed genoeg is maar niet maximaal correct) ,
gaat vaak gepaard met het negeren van bepaalde info
Fundamentele attributiefout Bij positieve dingen schrijf je de oorzaak aan jezelf toe en bij
negatieve dingen leg je de oorzaak buitenaf. Bij positieve
dingen van de ander leg je de oorzaak buiten hun (vb geluk)
en bij negatieve dingen wijt je het aan hunzelf
Vals- consensuseffect Neiging om je eigen voorkeuren, overtuigingen en
gedragingen te overschatten en te denken dat deze meer
gangbaar zijn dan ze werkelijk zijn, het geloof dat de
meerderheid van de anderen hetzelfde denkt of handelt als
jezelf, ook al is dat niet zo
Illusoire correlaties Je denkt dingen te zien die je verwacht te zien, je verwijst
naar perceptie en samenhang tussen verbanden terwijl er in
werkelijkheid geen verband is
Illusie van controle Je eigen aandeel overschatten
Als a vaak bij b voorkomt, denken dat a b veroorzaakt = after
this, therefore because of this error
Beschikbaarheid Als er wordt gevraagd naar de waarschijnlijkheid van iets in
te schatten, laten ze zich leiden door het gemak waarmee ze
voorbeelden kunnen bedenken overschatten van
frequentie van datgene wat dicht in het geheugen zit,
onderschatten van frequentie van datgene wat ver in het
geheugen zit
Confirmation bias Enkel op zoek gaan naar eigen overtuigingen, hypothese
bevestigend kijken, info die onze gedachten tegenspreken
negeren
(je kan niet bewijzen dat iets waar is, maar wel dat iets niet
waar is dus je moet zoveel mogelijk info opzoeken die de
hypothese ontkrachten en als je echt niets vind dan is de
hypothese waar)
Verankeren Blijven focussen op de eerste info die je hebt gevonden en
de andere info negeren
Voorstelling De neiging zich te laten beïnvloeden door de manier waarop
, iets gepresenteerd of gekaderd wordt
6 potentiële voordelen tov het 1. Efficiëntie
subjectieve oordeel 2. Standaardisatie
3. Objectviteit
4. Betrouwbaarheid
5. Validiteit
6. Kwaliteit vd normgroep / normscores
Efficiëntie Het vermogen om via de beschikbare middelen effectief te
gebruiken om een nauwkeurige beoordeling te geven binnen
een redelijke tijdsperiode doeltreffende diagnostische
procedure zonder onnodige vertragingen of verspilling van
middelen
Standaardisatie Het afnemen van tests, de proefleiders, de context, de
onderzochte personen … zo constant mogelijk houden
werken met dezelfde verwoordingen etc.
Objectiviteit Proces waarbij het vastleggen van scores gestandaardiseerd
verloopt onafhankelijkheid van storende invloeden vanuit
de persoon de waarnemer de beoordelaar of de
interpretator
Deel 3: PD als proces
Procesmodellen Handvaten over hoe je een diagnostisch proces systematisch
kunt aanpakken
Psychodiagnostisch verslag Het tastbaar product van het psychodiagnostisch proces
De vier mogelijke actoren in een 1. De diagnosticus
psychodiagnostisch proces 2. De externe opdrachtgever
3. De cliënt
4. Het wetenschappelijk forum
Dialectische benadering Een wisselwerking en wederzijdse doordringing van factoren
centraal stellen holistisch benadering van de cliënt
waarbij rekening wordt gehouden met zowel acceptatie als
verandering als belangrijke componenten van het
therapeutische werk
Externe opdrachtgever Is een andere persoon die een motief heeft om de cliënt te
laten testen / doorgronden dan worden motieven en
impliciete verwachtingen bevraagd
De empirische cyclus 1. Observatie
2. Inductie
3. Deductie
4. Toetsing