Samenvatting Kinderen begeleiden: Gericht op doelen

Gericht op doelen:
1 Stimuleren v/d ontwikkeling:
 = optimaliseren van hun ontwikkelingsmogelijkheden
 Jonge kinderen ontwikkelen zich het best:
 Als ze veel concrete ervaringen kunnen opdoen
 Als ze betrokken bezig kunnen zijn
 Als ze zelf de activiteit als betekenisvol ervaren
 Als het spel een ruime plaats krijgt in het activiteitenaanbod
 Als ontwikkelingsgebieden in samenhang aan bod komen




1.1 Concreet ervaren:
 Concreet handelen, doen en ervaren is voor jonge kinderen een voorwaarde voor de
vorming van mentale begrippen
 Van praten, kijken en luisteren leren kinderen minder dan van handelen en doen
 Taal leer je niet enkel door te luisteren naar de begrippen --> met hun hele lijf en
zintuigen ervaren, krijgen deze een plek in hun denken




1.2 Betrokkenheid:
 Jonge kinderen ontwikkelen bijna vanzelf
 Als we aansluiten bij hun ontwikkelingsbehoefte, hun nieuwsgierigheid aanmoedigen
en hun helpen hun mogelijkheden steeds uitbreiden --> succesvol onderwijs
 Niet alleen om wat we aanbieden, maar afvragen of ons aanbod in staat zijn die
intense betrokkenheid te waarborgen
 Betrokkenheid speelt zich altijd af in de zone van naaste ontwikkeling
 Wat niet uitdagend genoeg is zal niet tot betrokkenheid leiden
 Zelfgekozen activiteiten bieden de beste garantie voor betrokkenheid
 Activiteiten waar de leerkracht initiatief neemt, kunnen ook tot betrokkenheid leiden
--> aansluiten bij wat de kinderen zelf ook willen kunnen en willen doen en bij wat
voor hen betekenis heeft
 Betrokkenheid leidt tot intense activiteit en creativiteit



1.3 Betekenisvolle onderwijsleersituaties:
 Jonge kinderen missen echter het vermogen om abstracte bezigheden een plek te
geven in het echte leven, waar ze die vaardigheid misschien nodig hebben
 Kennis en vaardigheden waaraan jonge kinderen geen betekenis aan kunnen
hechten, zullen niet lang bijblijven
 Betekenis zit voor jonge kinderen nog niet in het leren zelf --> ze leren nog niet
intentioneel, maar incidenteel




1

, 1.4 Spelend leren:
 Jonge kinderen spelen graag en hun spel brengt de beste
ontwikkelingsmogelijkheden
 Het spel creëert een zone van naaste ontwikkeling
 Kinderen leren hun eigen handelen sturen en bijsturen
 Om de mogelijkheden v/h spel optimaal te benutten, kan je suggesties geven en
hulpmiddelen bieden, kinderen helpen hun rol te verwoorden en nieuwe
rolmogelijkheden aanreiken
 Actieve participatie v/d leerkracht zal het spel o/e hoger niveau brengen en het effect
o/d ontwikkeling versterken




1.5 Samenhang in ontwikkeling:
 Denkontwikkeling en taalontwikkeling beïnvloeden elkaar en die ontwikkeling heeft
weer invloed op hoe kinderen sociaal functioneren
 Aan de manier waarop kinderen mensen uitbeelden of van tevoren plannen
bedenken, zien we hoe ver hun denkontwikkeling gevorderd is
 Ook bij rollenspel ontwikkelen kinderen meerdere gebieden tegelijkertijd
 Sociale vaardigheden
 Omgaan met emoties
 Symbolen gebruiken
 Mentale voorstellingen maken
 …
 In betekenisvolle activiteiten waar kinderen met betrokkenheid aan deelnemen,
komen altijd meerdere ontwikkelingsgebieden aan de orde
 Curriculum voor jonge kinderen moet niet aan ontwikkelingsgebieden gekoppeld zijn,
maar aan betekenisvolle inhouden --> ontwikkelingsgebieden komen o/e logische,
zinvolle manier aan de orde
 Impliciete benadering van ontwikkelingsstimulering behoedt ons voor een aanpak
vanuit volwassene logica --> voor kinderen betekenisloos




2 Waarom we doelen vooropstellen:
 Waarom werken we een aanbod uit voor de kleuters en waarom gaan we kleuters
daarbij begeleiden --> de kernvraag die je op weg helpt de doelen van je aanbod te
omschrijven
 De waaromvraag kunnen we ook beantwoorden door deze vragen te stellen:
2