Mens onder spanning – HC 5
Autisme
Misverstand 1
“mensen met autisme willen geen sociaal contact”
Het misverstand: Omdat mensen met autisme soms moeite hebben met sociale interactie,
wordt vaak aangenomen dat ze geen behoefte hebben aan contact of vriendschappen.
De realiteit: Veel mensen met autisme hebben wél behoefte aan sociale contacten en hechten
zich aan anderen, maar kunnen moeite hebben met het navigeren van sociale situaties, het
interpreteren van non-verbale signalen, of het beginnen van gesprekken. Ze hebben vaak
andere, unieke manieren om relaties op te bouwen, en sommige vormen van communicatie
voelen natuurlijker voor hen dan andere.
Ook mensen met autisme hebben nood aan sociaal contact
Misverstand 2
“mensen met autisme hebben geen empathie”
Het misverstand: Er wordt vaak gedacht dat mensen met autisme geen empathie kunnen
voelen of tonen.
De realiteit: Veel mensen met autisme ervaren juist sterke emoties en empathie, maar hebben
soms moeite met het lezen van subtiele sociale signalen of het uiten van hun emoties op een
manier die anderen meteen herkennen. Dit betekent niet dat ze geen empathie hebben; hun
manier van communiceren en uiten kan alleen anders zijn. Er wordt onderscheid gemaakt
tussen cognitieve empathie (het begrijpen van wat iemand voelt) en affectieve empathie (het
meevoelen met iemand), en sommige mensen met autisme kunnen vooral moeite hebben met
cognitieve empathie, terwijl affectieve empathie intact is
Komt voor uit een te “eng” begrip van empathie
Misverstand 3
“autisme wordt veroorzaakt door een slechte opvoeding of vaccinatie”
Het misverstand: Er is lang gedacht dat autisme veroorzaakt werd door slechte opvoeding
(zoals de theorie van de "koelkastmoeder", die stelde dat autisme ontstaat door een gebrek aan
liefdevolle zorg) of door vaccinaties, specifiek het BMR-vaccin.
De realiteit: Wetenschappelijk onderzoek heeft geen bewijs gevonden voor de rol van opvoeding
of vaccinaties in het ontstaan van autisme. Autisme is grotendeels genetisch bepaald, met een
complexe interactie van genetische en omgevingsfactoren tijdens de vroege ontwikkeling.
Vaccinaties zijn veilig en beschermen kinderen tegen ernstige ziekten; de link met autisme is
gebaseerd op ontkrachte studies en misleidende informatie.
1
,Misverstand 4
“mensen met autisme zijn altijd goed in wiskunde of hebben uitzonderlijk talent”
Het misverstand: Autisme wordt vaak geassocieerd met het stereotype van de "savante" die
een uitzonderlijk talent heeft, zoals een hoge wiskundige of muzikale begaafdheid.
De realiteit: Hoewel er mensen met autisme zijn die specifieke, bijzondere vaardigheden of
talenten hebben (zoals een uitzonderlijk geheugen of talent voor een specifiek vakgebied), geldt
dit slechts voor een kleine minderheid. De meeste mensen met autisme hebben geen savant-
vaardigheden, en hun sterke punten en interesses zijn net zo divers als bij mensen zonder
autisme.
Iedereen is een beetje autistische
Een beetje autistisch bestaat niet. Of je hebt autisme, of je hebt het niet.
In wetenschappelijke literatuur lees je soms over 'het bredere fenotype van autisme'. Ruim
vijftien jaar geleden promoveerde Maretha de Jonge daarop. Met het bredere fenotype werden
kenmerken van autisme bedoeld, die soms voorkomen bij familieleden van mensen met
autisme. Die zouden kunnen samenhangen met genetische invloeden, zonder dat deze
invloeden hebben geleid tot het complete beeld van autisme.
'Het bredere fenotype' bleek een nuttig concept te zijn voor wetenschappelijk onderzoek naar
genetische invloeden. Het toonde aan dat er karaktertrekken zijn die voorkomen bij autistische
en niet-autistische mensen. Het toonde echter ook aan dat een of meer karaktertrekken niet
hetzelfde zijn als de ontwikkelingsproblemen die mensen met autisme ervaren.
Maretha de Jonge: "Een autismespectrumstoornis is een naam voor een combinatie van een
aantal kenmerken. Om deze benaming toe te kennen, is goed onderzoek nodig."
2
, Symptomatologie
Geschiedenis
Autisme is een relatief recente diagnose.
Uiteraard waren er ook vroeger kinderen die men als vreemd ervaarde . Maar men dacht toen
vaak dat deze kinderen leden aan een vroege vorm van psychose of schizofrenie.
Bleuler introduceerde het woord autisme in 1911 als onderdeel van zijn beschrijving van
schizofrenie. Bleuler zag schizofrenie als een groep aandoeningen die zich uiten in verschillende
symptomen, waaronder hallucinaties, wanen en cognitieve verstoringen. Hij beschreef vier
"primaire symptomen", die hij de vier A's noemde:
- Associatieverstoring: Problemen met het logisch samenvoegen van gedachten.
- Affectvervlakking: Verminderde emotionele expressie.
- Ambivalentie: Tegengestelde gevoelens of gedachten over hetzelfde onderwerp.
- Autisme: Terugtrekking in de eigen innerlijke wereld. (In de context van schizofrenie
beschreef hij autisme als een symptoom waarbij iemand zich terugtrekt in de eigen
wereld, met weinig interesse of contact met de externe realiteit.)
Halfweg de jaren 40 van de vorige eeuw beschreven Leo Kanner en kinderarts Hans Asperger
onafhankelijk van elkaar een aantal kinderen uit hun praktijk. De kinderen waren anders dan de
andere kinderen. Zij introduceerden autisme als een aparte stoornis die te onderscheiden was
van de andere stoornissen.
De kinderen beschreven door Leo Kanner beantwoorden aan het beeld van klassiek autisme.
De kinderen beschreven door Asperger aan het Asperger syndroom (psychopathisch had toen
andere betekenis, eerder sociaal niet aangepast)
3
, Lora Wing, moeder van een dochter met autisme, onderscheidde als eerste de drie
basiskenmerken
Een triade van moeilijkheden die alle mensen met autisme delen, hoe verschillend ze voor de
rest ook zijn.
1. Moeite om met anderen om te gaan
2. Moeite in communicatie
3. Moeite met verbeelding waardoor ze stroef denken en handelen
Asperger, autistisch, autismespectrumstoornis of neurodivergent?
In het verleden (Tot en met DSM 5 in 2013) waren verschillende diagnostische
benamingen gangbaar:
1. autistische stoornis,
2. syndroom van Asperger,
3. Syndroom van rett
4. Pervasieve ontwikkelingsstoornis PDD-NOS,
5. Desintegratiestoornis
De praktijk leerde ons echter dat er weinig evidentie is om subtypes te onderscheiden.
Syndroom van Rett hoort hier niet thuis, want is een medische diagnose (met
ruggengraatverkromming en ademhalingsmoeilijkheden) waarbij autistische gedragingen
voorkomen.
Net zo voor het desintegratiesyndroom: kinderen die plots na 2 tot 4 jaar een terugval vertonen
in vaardigheden. Maar het is een groot vraagteken of dit wel autisme is.
4
Autisme
Misverstand 1
“mensen met autisme willen geen sociaal contact”
Het misverstand: Omdat mensen met autisme soms moeite hebben met sociale interactie,
wordt vaak aangenomen dat ze geen behoefte hebben aan contact of vriendschappen.
De realiteit: Veel mensen met autisme hebben wél behoefte aan sociale contacten en hechten
zich aan anderen, maar kunnen moeite hebben met het navigeren van sociale situaties, het
interpreteren van non-verbale signalen, of het beginnen van gesprekken. Ze hebben vaak
andere, unieke manieren om relaties op te bouwen, en sommige vormen van communicatie
voelen natuurlijker voor hen dan andere.
Ook mensen met autisme hebben nood aan sociaal contact
Misverstand 2
“mensen met autisme hebben geen empathie”
Het misverstand: Er wordt vaak gedacht dat mensen met autisme geen empathie kunnen
voelen of tonen.
De realiteit: Veel mensen met autisme ervaren juist sterke emoties en empathie, maar hebben
soms moeite met het lezen van subtiele sociale signalen of het uiten van hun emoties op een
manier die anderen meteen herkennen. Dit betekent niet dat ze geen empathie hebben; hun
manier van communiceren en uiten kan alleen anders zijn. Er wordt onderscheid gemaakt
tussen cognitieve empathie (het begrijpen van wat iemand voelt) en affectieve empathie (het
meevoelen met iemand), en sommige mensen met autisme kunnen vooral moeite hebben met
cognitieve empathie, terwijl affectieve empathie intact is
Komt voor uit een te “eng” begrip van empathie
Misverstand 3
“autisme wordt veroorzaakt door een slechte opvoeding of vaccinatie”
Het misverstand: Er is lang gedacht dat autisme veroorzaakt werd door slechte opvoeding
(zoals de theorie van de "koelkastmoeder", die stelde dat autisme ontstaat door een gebrek aan
liefdevolle zorg) of door vaccinaties, specifiek het BMR-vaccin.
De realiteit: Wetenschappelijk onderzoek heeft geen bewijs gevonden voor de rol van opvoeding
of vaccinaties in het ontstaan van autisme. Autisme is grotendeels genetisch bepaald, met een
complexe interactie van genetische en omgevingsfactoren tijdens de vroege ontwikkeling.
Vaccinaties zijn veilig en beschermen kinderen tegen ernstige ziekten; de link met autisme is
gebaseerd op ontkrachte studies en misleidende informatie.
1
,Misverstand 4
“mensen met autisme zijn altijd goed in wiskunde of hebben uitzonderlijk talent”
Het misverstand: Autisme wordt vaak geassocieerd met het stereotype van de "savante" die
een uitzonderlijk talent heeft, zoals een hoge wiskundige of muzikale begaafdheid.
De realiteit: Hoewel er mensen met autisme zijn die specifieke, bijzondere vaardigheden of
talenten hebben (zoals een uitzonderlijk geheugen of talent voor een specifiek vakgebied), geldt
dit slechts voor een kleine minderheid. De meeste mensen met autisme hebben geen savant-
vaardigheden, en hun sterke punten en interesses zijn net zo divers als bij mensen zonder
autisme.
Iedereen is een beetje autistische
Een beetje autistisch bestaat niet. Of je hebt autisme, of je hebt het niet.
In wetenschappelijke literatuur lees je soms over 'het bredere fenotype van autisme'. Ruim
vijftien jaar geleden promoveerde Maretha de Jonge daarop. Met het bredere fenotype werden
kenmerken van autisme bedoeld, die soms voorkomen bij familieleden van mensen met
autisme. Die zouden kunnen samenhangen met genetische invloeden, zonder dat deze
invloeden hebben geleid tot het complete beeld van autisme.
'Het bredere fenotype' bleek een nuttig concept te zijn voor wetenschappelijk onderzoek naar
genetische invloeden. Het toonde aan dat er karaktertrekken zijn die voorkomen bij autistische
en niet-autistische mensen. Het toonde echter ook aan dat een of meer karaktertrekken niet
hetzelfde zijn als de ontwikkelingsproblemen die mensen met autisme ervaren.
Maretha de Jonge: "Een autismespectrumstoornis is een naam voor een combinatie van een
aantal kenmerken. Om deze benaming toe te kennen, is goed onderzoek nodig."
2
, Symptomatologie
Geschiedenis
Autisme is een relatief recente diagnose.
Uiteraard waren er ook vroeger kinderen die men als vreemd ervaarde . Maar men dacht toen
vaak dat deze kinderen leden aan een vroege vorm van psychose of schizofrenie.
Bleuler introduceerde het woord autisme in 1911 als onderdeel van zijn beschrijving van
schizofrenie. Bleuler zag schizofrenie als een groep aandoeningen die zich uiten in verschillende
symptomen, waaronder hallucinaties, wanen en cognitieve verstoringen. Hij beschreef vier
"primaire symptomen", die hij de vier A's noemde:
- Associatieverstoring: Problemen met het logisch samenvoegen van gedachten.
- Affectvervlakking: Verminderde emotionele expressie.
- Ambivalentie: Tegengestelde gevoelens of gedachten over hetzelfde onderwerp.
- Autisme: Terugtrekking in de eigen innerlijke wereld. (In de context van schizofrenie
beschreef hij autisme als een symptoom waarbij iemand zich terugtrekt in de eigen
wereld, met weinig interesse of contact met de externe realiteit.)
Halfweg de jaren 40 van de vorige eeuw beschreven Leo Kanner en kinderarts Hans Asperger
onafhankelijk van elkaar een aantal kinderen uit hun praktijk. De kinderen waren anders dan de
andere kinderen. Zij introduceerden autisme als een aparte stoornis die te onderscheiden was
van de andere stoornissen.
De kinderen beschreven door Leo Kanner beantwoorden aan het beeld van klassiek autisme.
De kinderen beschreven door Asperger aan het Asperger syndroom (psychopathisch had toen
andere betekenis, eerder sociaal niet aangepast)
3
, Lora Wing, moeder van een dochter met autisme, onderscheidde als eerste de drie
basiskenmerken
Een triade van moeilijkheden die alle mensen met autisme delen, hoe verschillend ze voor de
rest ook zijn.
1. Moeite om met anderen om te gaan
2. Moeite in communicatie
3. Moeite met verbeelding waardoor ze stroef denken en handelen
Asperger, autistisch, autismespectrumstoornis of neurodivergent?
In het verleden (Tot en met DSM 5 in 2013) waren verschillende diagnostische
benamingen gangbaar:
1. autistische stoornis,
2. syndroom van Asperger,
3. Syndroom van rett
4. Pervasieve ontwikkelingsstoornis PDD-NOS,
5. Desintegratiestoornis
De praktijk leerde ons echter dat er weinig evidentie is om subtypes te onderscheiden.
Syndroom van Rett hoort hier niet thuis, want is een medische diagnose (met
ruggengraatverkromming en ademhalingsmoeilijkheden) waarbij autistische gedragingen
voorkomen.
Net zo voor het desintegratiesyndroom: kinderen die plots na 2 tot 4 jaar een terugval vertonen
in vaardigheden. Maar het is een groot vraagteken of dit wel autisme is.
4