Kennisclips 1.1 t/m 4.4. en hoorcolleges 1 t/m 7
Kennisclip 1.1:
Essentiële ingrediënten:
• Actor/kiezer/individu: Eenheid die aan besluitvorming deelneemt. Iemand
moet een keuze maken.
o Materieel: een persoon/individu.
o Formeel: Individu als eenheid (land, organisatie).
• Voorkeuren: Individu kent een persoonlijke ordening aan alternatieven. Het
ordenen van voorkeuren noemen we een nutsfunctie.
o Voorkeuren ordenen van alternatieven.
o Compleetheid: er is voor beide producten een ordening te maken.
▪ Of X > Y of Y > X, dit is ‘compleet’.
o Bij 3 producten kan het anders: X > Y en Y > Z, dan is X > Z. Dit leidt tot
een ordening van X > Y > Z, dit is transitiviteit.
• Rationaliteit: Individu kiest het alternatief dat hij/zij het meest waardeert.
o Materieel: beoordeling van gedrag van anderen op basis van je eigen
denkkader.
▪ Hoe zou ik handelen in deze situatie?
▪ Irrationeel hier: je begrijpt het niet, of de persoon maakt
volgens jou een verkeerde keuze.
o Formeel (instrumentele): kiest het alternatief dat het meest wordt
gewaardeerd.
▪ Afspraak -> je houd je aan de ordening van voorkeuren die je
hebt gemaakt.
• Multi-actor setting: Politiek of collectieve besluitvorming is het resultaat van
meerdere individuen.
o Keuzes met meerdere individuen.
▪ Keuzes met meerdere individuen betekenen dat de
uiteindelijke beslissing wordt beïnvloed door de voorkeuren,
, belangen en acties van verschillende mensen of groepen.
Bijvoorbeeld, bij verkiezingen stemmen duizenden mensen, en
hun keuzes leiden gezamenlijk tot een keuze voor een
bepaalde politieke partij.
Rationaliteit: individu kiest het alternatief dat hij/zij het meest waardeert. Hiervan
bestaan twee vormen. Ten eerste het materiële rationaliteitsbegrip: beoordeling
van gedrag van anderen o.b.v. het eigen denkkader. Irrationaliteit verwijst dan naar
het gebrek aan begrip (want men kan het niet plaatsen in het eigen denkkader).
Ten tweede het formele rationaliteitsbegrip: een individu kiest het alternatief dat
het meeste wordt gewaardeerd. Hierdoor ontstaat er een instrumentele
rationaliteit, wat kan worden begrepen als een soort afspraak over het
selectieprincipe. Indien men namelijk een ordening maakt, kiest men het meest
gewaardeerde alternatief.
Methodologisch individualisme: uitgaan van formele individuen, let op
aggregatieproblemen.
Individualisme: uitgaan van empirische individuen, moeilijk om in praktijk
mee te werken -> je kijkt veel naar emoties en moeilijk schaalbaar. Menselijke
beslissingen moeilijker voorspelbaar en minder eenvoudig te modelleren.
▪ Minder aggregatieproblemen, want je onderzoekt meer
waarom individuen zich zo gedragen dan hoe hun gedrag
moet worden samengevoegd tot een collectieve beslissing.
,Methodologisch Individualisme Empirisch individualisme
Theorie: Mensen stemmen Praktijk: Mensen stemmen op gevoel,
rationeel op basis van voorkeuren. vriendenadvies of onbekendheid.
Interne conflicten of persoonlijke meningen
Een bedrijf verhoogt prijzen om
van managers kunnen de beslissing
winst te maximaliseren.
beïnvloeden.
Belangrijke vragen van economische theorie van politiek:
▪ Kan een keuze gemaakt worden?
▪ Welke?
▪ Wat is de rol van instituties?
Public choice en rational choice theory zijn nauw verwant, maar niet precies
hetzelfde.
• Rational Choice Theory is een bredere theoretische benadering die wordt
gebruikt in de sociale wetenschappen (economie, politicologie, sociologie)
om menselijk gedrag te analyseren. Het uitgangspunt is dat individuen
rationele actoren zijn die keuzes maken op basis van hun eigen belangen en
kosten-batenanalyses.
• Public Choice Theory is een specifieke toepassing van rational choice binnen
de politieke economie. Het onderzoekt hoe politieke actoren (kiezers,
politici, bureaucraten, belangengroepen) zich gedragen als rationele
individuen met eigenbelang, in plaats van als altruïstische dienaren van het
algemeen belang. Public choice kijkt bijvoorbeeld naar waarom politici zich
op herverkiezing richten, waarom bureaucratieën groeien en hoe
lobbygroepen invloed uitoefenen op beleid.
, • Public choice-theorie kijkt naar hoe politieke actoren – zoals kiezers, politici,
ambtenaren en belangengroepen zich gedragen.
• Politici → Willen herkozen worden, dus nemen ze beslissingen die hen
populair maken, niet per se de beste beslissingen voor het land.
Kiezers → Wegen kosten en baten af: stemmen ze of niet? Informeren ze
zich goed of niet?
Ambtenaren → Willen vaak meer budget en macht voor hun eigen
departement.
Belangengroepen → Proberen via lobbyen beleid in hun voordeel te
beïnvloeden.
• Public choice ziet politiek als een markt: iedereen volgt zijn eigenbelang, net
zoals in de economie. Het gaat dus niet uit van een ideaalbeeld waarin
iedereen alleen maar het algemeen belang nastreeft.
Rational choice-theorie kijkt naar alle mensen en hun keuzes, zowel binnen als
buiten de politiek.
In de economie → Mensen kopen producten op basis van kosten en baten.
In sociale relaties → Mensen kiezen vrienden of partners op basis van wat hen
gelukkig maakt.
In misdaad → Criminelen plegen misdaden als de verwachte voordelen groter
zijn dan de risico’s.
In politiek → Kiezers, politici en ambtenaren maken keuzes op basis van hun
eigenbelang (hier komt public choice om de hoek kijken).
Rational choice is de brede theorie over hoe mensen keuzes maken, en public
choice past dit specifiek toe op politiek.
Plan
1.Wortels en genealogie van
Rational Choice Theory