0. Inleiding
1. Infantpsychiatrie
2. Gedragsstoornissen
3. Ticstoornissen en trichotillomanie
4. ADHD
5. Autisme Spectrum Stoornissen
6. Angststoornissen
7. Obsessieve compulsieve stoornis (OCS)
8. Emile Verhaeren leerstoel (lezing Prof Paul Plener) (= Suïcidaliteit)
9. Zelfverwonding
10. Trauma bij kinderen
11. Stemmingsstoornissen
12. Middelenmisbruik
13. Somatisch-symptoom – en aanverwante stoornissen
14. Eetstoornissen
15. Casussen
Diagnostiek is ter kadering, maar is geen te kennen leerstof! Ook prevalentie moet je niet in detail
kennen, maar je moet wel in de grote lijnen weten wat meer voor komt dan andere zaken ect.!
!!! EXAMEN – 3 open vragen (schriftelijk, gesloten boek):
(1) Reproductie vraag – handboek/slides (7 punten)
(2) Inzichtsvraag – koppeling tussen hoofdstukken. De inzichtsvraag gaat heel vaak gelinkt
zijn aan de etiologie (risicofactoren, protectieve factoren, …) en die koppelen aan 1 van
de modellen die we in het begin hebben gezien (7 punten).
(3) Casusvraag – klinisch beeld herkennen: primaire, secundaire hypothesen, en eventueel
differentiaal diagnose (6 punten).
* KIP = Komt In Proefwerk
,Prof. Jurgen Lemiere 2024 – 2025
PSYCHOPATHOLOGIE VAN KINDEREN EN ADOLESCENTEN
INLEIDING
1. A%bakening
1.1. Psychopathologie van kinderen en adolescenten
= theoretische en empirische kennis van psychische stoornissen bij kinderen en adolescenten en
processen die tot stoornissen leiden.
Ontwikkelingspsychopathologie = studie van de ontwikkeling van psychische stoornissen/
problemen die het dagelijks functioneren ernstig beperken = geheel aan opvattingen, methoden en
vraagstellingen om beter begrip te krijgen van afwijkend gedrag in relatie tot ontwikkelingstaken,
stadia en processen die menselijke groei kenmerken en de klinische implicaties van de verworven
inzichten voor diagnostiek en behandeling
• abnormale ontwikkeling waardoor kinderen en jongeren in functioneren beperkt worden
• criteria om te kunnen spreken van psychopathologie:
(1) beperking is stoornis? ernsttaxatie om te beoordelen of voldoende ernstig
(2) symptomen moeten impact hebben op functioneren
(Klinische) ontwikkelingspsychologie = bestudering van de normale ontwikkeling
Wat normaal is voor een bepaalde levensfase, kan afwijkend zijn wanneer het optreedt in andere
levensfasen: kennis van ontwikkelingspsychologie is hierbij zinvol = kleuter die zich moeilijk op
taakjes kan richten is vb. perfect normaal (daarom nooit vaststelling van ADHD voor leeftijd van 6 jaar)
Er zijn een aantal stoornissen die speci?iek zijn voor de levensfasen t.e.m. de adolescentie
Sommige stoornissen kunnen ook op volwassen leeftijd voorkomen met eventueel een
specidieke uitingsvorm in kinder- en jeugdjaren
• stoornissen die voorkomen op volwassen leeftijd en soms vroeg begin hebben zoals een
depressie, angststoornis of psychose
• klachten kunnen bij kinderen (zeer) verschillend zijn; zo klagen kinderen eerder over
buikpijn of hoofdpijn bij emotionele problemen, is de stemming vaker prikkelbaar dan
depressief en kan angst zich uiten in woede-uitbarstingen en huilbuien
Verschijnselen die normaal zijn in een bepaalde ontwikkelingsfase van een kind maar die
afwijkend worden als die fase voorbij is – bv. op jonge leeftijd is het normaal om denkbeeldige
speelkameraadjes te hebben of milde dwangverschijnselen, irreë le angsten zijn ook niet altijd afwijkend
Psychische problematiek kan deel uitmaken van normale ontwikkeling (koppigheidsfase peuter)
1.2. a?bakening: Andere verschillen t.o.v. psychopathologie volwassenen
Kinderen en jongeren/adolescenten zijn een specidieke doelgroep:
• zoeken meestal niet zelf hulp voor hun problemen (is naar diagnostiek en beoordelen van het
gedrag van het kind belangrijk = het gaat altijd ook om andere personen dan kind zelf)
1
, • afhankelijk van hun gezin en hun functioneren houdt vaak direct verband met gezins-
situatie
• ontwikkeling speelt een cruciale rol (weten wat je kan verwachten op bepaalde leeftijden is heel
belangrijk bij een kind = ontwikkelingspsychologische kennis)
• bij diagnostisch onderzoek bij K&A meestal andere informanten dan bij volwassenen
(soms zijn er ouders, leerkrachten… bij betrokken (die vb. vragenlijst invullen)
• interventietechnieken en organisaties van zorg voor K&A zijn anders dan bij volwassenen
1.3. Ontwikkelingspsychologie vs pathologie
Wanneer spreken we van psychische stoornis?
Aanwezigheid van een ‘abnormaal’ verschijnsel: afwijkend van een sociale norm (niet zoals bij
geneeskunde, waarbij je vanaf bepaalde drempelwaarde stoornis/ ziekte hebt)
• lastig om bij kinderen vast te stellen omdat ze nog in ontwikkeling zijn – soms is het oké
om nog geen diagnose te stellen omdat er nog niet genoeg impact is van het probleem op
het kind
• Het gaat hier om een sociale norm, die beïnvloedt diagnostiek en het kijken naar
stoornissen; norm wordt stukje bepaald door wat er maatschappelijk leeft; we gaan kind
niet vergelijken met andere cultuur… maar met eigen omgeving en maatschappij
Veroorzaakt ongemak, lijden of bezorgdheid bij de betrokkene (kind zelf) en/ of de omgeving
• omgeving: bijvoorbeeld de ouders (of leerkracht) doen vaak de aanmelding
• een jong kind kan ongemak en verdriet nog niet goed aangeven
Gedrag past binnen een psychopathologisch begrippenkader
• als de context is dat kind heel zwaar is gevallen en het begint zich raar te gedragen na de
val, of het heeft ‘gesnoept’ van medicijnen van ouders, dan is het niet de bedoeling dat je
als ouder naar de psycholoog of psychiater gaat, maar eerst naar arts, eerstehulppost, …
1.5. Criteria van Rutter
• Leeftijdsadequaat
• Duur van het probleem
• Omstandigheden (begrijpelijk gezien de omstandigheden?)
• Socioculturele setting
• Hoeveelheid en frequentie
• Type problemen en mate van voorkomen in de populatie
• Intensiteit
• Verandering van het gedrag (was de verandering te verwachten?)
• Situatiegebondenheid (één of meer situaties?)
• Belemmerend
1.6. Psychopathologie
= sociale consensus: DSM-5.
Nog steeds veel discussie over welke criteria te hanteren voor diagnose.
2
,Rosenhan and Seligman (1989) propose seven major features of abnormality that appear in abnormal
behaviour as opposed to normal behaviour; the more of these features that are possessed by the individual,
the more likely they are to be considered abnormal
- suffering: most abnormal individuals (fe. anxiety disorders) report that they are suffering; however
normal people can suffer at times in their lives and some abnormal individuals, such as those with
personality disorders, treat others badly but do not appear to suffer themselves
- maladaptiveness: behaviour that prevents an individual from achieving major life goals, from
having fulfilling relationships with others or working effectively (fe. an agrophobic will not venture
out of the house due to fear)
- vividness and unconventionality: behaviour that differs substantially from the way in which you
would expect normal people to behave in similar situations; however, there are many people who
behave in this way that are not deemed to be abnormal.
- unpredictability and loss of control
- irrationality and incomprehensibility: there appears to be no good reason why person should choose
to behave in that way
- observer discomfort: social behaviour is governed by several unspoken rules about behaviour, such
as the way we maintain eye contact or personal space; when others break these rules, we
experience discomfort; but this does not necessarily indicate abnormal behaviour, fe. different
cultures may well have different social rules about behaviour.
- violation of moral and ideal standards
One of the problems with using the seven features of abnormality is that they rely on subjective judgements,
and it can be quite difPicult to decide which of the features are present in a person’s behaviour. One family
may try to commit an elderly relative because of eccentric behaviour which other people may Pind harmless.
Main features of most dePinitions—the four Ds – Comer (2009, 7th edition of Abnormal Psychology) suggests
that most dePinitions of abnormality include four features:
- deviance: behaviour that varies from what is acceptable by virtue of social norms.
- distress: behaviour that causes suffering to the individual or others.
- dysfunction: behaviour that is so disordered that people cannot care for themselves or their
dependents or do any productive work over a prolonged period.
- danger: behaviour that is a threat to themselves or others.
However, Comer considers that these criteria are often vague and subjective; the question of what is
abnormal is therefore difPicult if not impossible to answer.
Classi?icerende diagnostiek
• Probleemanalyse: wat is er aan de hand? gaat het hier om een probleem of een stoornis?
• Clustering van symptomen: samenvatten in fenomenen/syndromen
• Diagnose is geen vaststaand feit en is gebaseerd op kwaliteitsvolle diagnostiek
Belang van classidicerend diagnosticeren?
• communicatie: zorgt voor een gemeenschappelijke taal
• ‘etiket’ kan soms ook verklaring zijn van wat er aan de hand is met K/A (maar niet zo dat
vb. ADHD verklaring is voor hyperactief gedrag = denkfout want DSM is beschrijvende diagnostiek
en geen verklarende; wordt niet naar etiologie gekeken, behalve bij hechtingsstoornissen)
• indicatiestelling en verwijzing (kan vb. zorgen voor extra ondersteuning op school, thuis…)
• ruwe handvatten voor interventie
• geeft een algemeen zicht op prognose
• geeft zicht op prevalentie
3
, Kritiek op categorisch denken
(1) Sociaal-culturele bepaaldheid van psychiatrische stoornissen (vanuit het Westers denkbeeld)
(2) Comorbiditeit, symptoomshifting (er is een algemene P-factor! Mensen die vatbaar zijn voor een
psychopathologische aandoening zijn vaak ook meer vatbaar voor andere aandoeningen)
• comorbiditeit = stoornis komt zelden alleen voor; betekent dat naast je primaire diagnose
waaraan je merendeel van klachten kan toeschrijven, ook nog andere symptomen
observeert die je niet kunt begrijpen vanuit primaire diagnose; komt tegemoet aan de
complexe realiteit bv. primaire diagnose ADHD, waarmee je vss symptomen kan begrijpen;
maar vaak zijn bij ADHD ook leer- of angststoornissen secundaire diagnoses omdat er hiervan
symptomen zijn die je niet kan begrijpen vanuit de diagnose ADHD
• symptoomshifting = soms verschuiven sommige symptomen – bv. iemand heeft
angststoornis en we gaan daaraan werken via gedragstherapie; daarna veranderen symptomen
van die van angstproblematiek naar een depressieve stoornis ® toont dat stoornis een
beschrijving is van symptomen en als je erop inwerkt, deze kunnen verschuiven
(3) Vage omschrijvingen, wat is grens pathologie/normaliteit (om in team te werken en te overleggen)
(4) We leven hierdoor in een label-maatschappij (bv. ADHD’ers) (is niet altijd positief)
(5) Geen rekening gehouden met onderliggende transdiagnostische mechanismen (zie figuren)
⇒ omwille van didactische redenen werken we toch vaak met DSM, ook al heeft die ook beperkingen
kindertijd vaak 1ste periode waarin diagnose gesteld
best wel veel kinderen met meer dan é én diagnose
= comorbiditeit is veelvoorkomend
onderste Piguur = kinderen die op bepaalde leeftijd
gediagnosticeerd zijn en die op latere leeftijd nog
andere diagnose hebben gekregen = heel veel
kinderen switchen van diagnose & blijven dus niet bij
de initië le diagnose die hen werd gegeven
hier zie je ook weer dat veel kinderen switchen van
ene diagnose naar een andere op latere leeftijd
diagnose is dus geen statisch gegeven en kan
evolueren over tijd omwille van transdiagnostische
factoren die onderliggend aanwezig zijn + vaak komt
stoornis zelden geı̈soleerd voor
4