100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Anatomie en fysiologie, 8e editie

Rating
-
Sold
2
Pages
46
Uploaded on
15-04-2025
Written in
2024/2025

Deze samenvatting bevat enkel de theorie over hoofdstuk 1, 10, 12, 13, 15 en 18.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
1, 12, 13, 15, 18 en 10
Uploaded on
April 15, 2025
Number of pages
46
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

Anatomie en fysiologie

Hoofdstuk 1 – inleiding tot de anatomie en fysiologie
Terminologie

 Biologie: de wetenschap van de levende materie
 Pathologie: de leer van de veranderingen in weefsels en organen bij ziekte

 Anatomie: de studie van de inwendige en uitwendige structuren en de fysieke
relaties tussen lichaamsdelen.
o Macroscopische anatomie (zichtbaar met blote oog)
 Uitwendige anatomie (oppervlakte anatomie).
 Anatomie van gebieden (regionale anatomie): de studie van de
oppervlaktestructuren en inwendige structuren in een gebied.
 Anatomie van orgaanstelsels (systematische anatomie): de studie
van de structuur van belangrijke orgaanstelsels.
 Anatomie van doorsneden
o Microscopische anatomie
 Cytologie (celleer): de studie van de inwendige structuur van
afzonderlijke cellen.
 Histologie: de studie van de structuur van de weefsels

 Fysiologie: de studie van de manier waarop levende organismen hun vitale
functies uitvoeren (de leer van het functioneren van anatomische structuren).
o Pathofysiologie: de studie van de effecten van aandoeningen op het
functioneren van organen of stelsels.
o Celfysiologie: de studie van het functioneren van levende cellen (zowel
chemische processen in een cel als processen tussen verschillende cellen).
o Orgaanfysiologie: de studie van het functioneren van de organen.
o Systematische fysiologie: de studie van het functioneren van de stelsels.

Anatomie en fysiologie houden sterk verband met elkaar: uit anatomische informatie
komen aanwijzingen naar voren over mogelijke functies (fysiologische processen
kunnen vaak worden verklaard op basis van de achterliggende anatomie).

Organisatieniveaus
Het leven bestaan uit opeenvolgende niveaus van toenemende complexiteit:

 Chemisch of moleculair: atomen verbinden zich met elkaar tot moleculen.
 Cellulair: moleculen vertonen interactie, zodat grotere structuren ontstaan. Elk
type structuur heeft een specifieke functie in een cel (voorbeeld: hartspiercellen).
 Weefsel: groepen van gespecialiseerde cellen en cel producten werken samen bij
het uitvoeren van specifieke functies (voorbeeld: hartspierweefsel).
 Orgaan: twee of meerdere weefsels die samenwerken om een specifieke functie
uit te voeren (voorbeeld: het hart).
 Orgaanstelsel: een groep organen die samen op een gecoördineerde wijze
functioneren (voorbeeld: bloedvatenstelsel).
 Organisme: alle orgaanstelsels in het lichaam werken samen om het leven en de
gezondheid in stand te houden.

,Homeostase is het behouden van een stabiel inwendig milieu. Homeostatische regeling
is belangrijk, omdat fysiologische systemen binnen nauwkeurig gereguleerde grenzen
blijven, waardoor mogelijke schadelijke veranderingen van het interne milieu worden
voorkomen. De homeostatische regulering omvat meestal:

 een receptor (1) die gevoelig is voor een bepaalde prikkel.
 Een besturingscentrum (2) dat informatie van de receptor ontvangt en verwerkt.
 Een effector (3) die reageert op de signalen van het besturingscentrum en
waarvan de werking de prikkel tegengaat of versterkt.

Als de homeostase verstoord raakt, functioneren orgaanstelsels minder efficiënt.

Bij negatieve terugkoppeling heeft de effector, die door het besturingscentrum wordt
geactiveerd, een effect dat tegengesteld is aan de oorspronkelijke prikkel. Het
veroorzaakt een reactie die de situatie automatisch corrigeert.

Bij positieve terugkoppeling brengt de prikkel een reactie teweeg waardoor het wordt
versterkt. In het lichaam is het betrokken bij de regulering van mogelijk gevaarlijke
processen die snel moeten worden voltooid (voorbeeld: verwonding).

De taal van de anatomie
Bij een anatomische positie bevinden de handen zich naast het lichaam met de palmen
naar voren en de voeten bij elkaar (supine: rugligging en prone: buikligging)

Er zijn twee methode om de buik en bekken in kaart brengen, zie figuur 1-7.

Elke doorsnede door een driedimensionaal voorwerp kan worden beschreven ten
opzichte van drie primaire vlakken waarin de doorsnelde is gemaakt:

 Het transversale vlak staat loodrecht op de lengteas van het lichaam, hiermee
wordt het lichaam in een bovenste en onderste gedeelte verdeeld.
 Het frontaal vlak of coronale vlak loopt langs de lengteas van het lichaam,
hiermee wordt het lichaam verdeelt in een ventraal en een dorsaal gedeelte.
 Het sagittaal vlak loop ook langs de lengteas van het lichaam, maar het loopt van
ventraal naar dorsaal. Het verdeelt het lichaam in een linker en rechtergedeelte.
o midsagittale doorsnede: loopt door de middenlijn waardoor het lichaam in
een linker en rechterhelft verdeeld worden.
o Parasagittale doorsnede: loopt niet door de middenlijn maar verdeelt het
lichaam in ongelijke helften.

Zie figuur 1-8 en figuur 1-9.

Lichaamsholten
De romp van het lichaam is onderverdeeld in drie grote gebieden, die begrensd worden
door de lichaamswand. De ventrale lichaamsholten in de romp hebben twee belangrijke
functies: ze beschermen kwetsbare organen en stellen de inwendige organen die ze
omgeven in staat om van vorm en grootte te veranderen.

,  de borstholte of thorax bevat drie interne compartimenten:
o De pericardiale holte, waar het hart zich bevindt, ligt in het mediastinum.
o Er zijn twee pleurale holten, die elk een long omgeven. De sereuze
membranen die de pleuraholtes bekleden, worden pleurabladen genoemd.
 De buik en bekkenholte is onderverdeeld in de bovenste buikholte en onderste
bekkenholte. Het bevat de peritoneale ruimte, een compartiment dat met een
sereus membraan is bekleed (peritoneum of buikvlies).

Inwendig wordt de thoraxholte van de buik- en bekkenholte gescheiden door het
diafragma of het middenrif (zie figuur 1-10).

Radiologische technieken

 Röntgenstraling is hoogenergetische straling die door levende weefsels kan
doordringen. Voorwerpen die niet door röntgenstraling heen kunnen, worden
radiopaak genoemd. Het resultaat is een beeld waarbij radiopake weefsels wit
lijken en minder radiopake weefsels in grijs- tot zwarttinten verschijnen.
 CT-scanning (computertomografie) gebruikt computers om dwarsdoorsneden
van het lichaam te maken. Hierbij wordt ook röntgenstraling gebruikt, maar er is
minder straling nodig om een goed beeld te krijgen.
 Bij MRI (magnetisch resonantie imaging) wordt het lichaam omgeven door een
magnetisch veld. Het beeld is hierbij meer gedetailleerd.
 Bij echografie zendt een kleine zender die contact met de huid een korte, smalle
piek van geluid met hoge frequentie uit en detecteert daarna de echo’s. De
beelden zijn hierbij minder scherp, maar er zijn geen bijwerkingen bij.

Hoofstuk 12 – Het cardiovasculair systeem: het hart
De functies van het hart

De omstandigheden in de interstitiële vloeistof worden stabiel gehouden via een
voortdurende uitwisseling tussen de perifere weefsels en het circulerend bloed. Als het
bloed niet langer stroomt, raakt de toevoer van zuurstof en voedingsstoffen snel
uitgeput, kan het bloed niet langer afvalstoffen opnemen en kunnen hormonen en witte
bloedcellen hun doelcellen niet langer meer bereiken.

Bloed stroomt door een netwerk van bloedvaten die vanuit het hart naar de perifere
weefsels lopen. Deze bloedvaten worden onderverdeeld in (zie figuur 12-1):

 de kleine bloedsomloop (pulmonaire circulatie) waardoor bloed wordt vervoerd
van en naar de gaswisselingsoppervlakken van de longen.
 De grote bloedsomloop (systeemcirculatie) waardoor bloed wordt vervoerd van
en naar de rest van het lichaam.

Bloed dat vanuit de grote bloedsomloop naar het hart terugkeert, moet eerst de kleine
bloedsomloop doorlopen voordat het weer in de grote bloedsomloop wordt opgenomen.

Arteriën (slagaders of efferente bloedvaten) voeren bloed van het hart weg.
Venen (aders of afferente bloedvaten) voeren bloed naar het hart terug.

, Capillairen (haarvaten) zijn kleine bloedvaten tussen de kleinste slagaders en de
kleinste venen. Dankzij de dunne wanden van de capillairen kan een uitwisseling
plaatsvinden van voedingstoffen, opgeloste gassen en afvalstoffen tussen het bloed en de
omringde weefsels.

Het hart bevat vier musculaire compartimenten, twee voor elke bloedsomloop:

 Het rechteratrium of rechterboezem (1) ontvangt bloed uit de grote
bloedsomloop en geeft dat door aan het rechterventrikel of de rechterkamer (2),
die de kleine bloedsomloop in stuwt.
 Het linkeratrium (1) ontvangt bloed uit de grote bloedsomloop en geeft dat door
aan het linkerventrikel (2), die de kleine bloedsomloop in stuwt.

De anatomie en organisatie van het hart
Het hart bevindt zich in het mediastinum, de ruimte die de borstholte in 2 longholten
verdeelt. Het pericardium (hartzakje) omgeeft het hart en bestaat uit (zie figuur 12-3):

 Het buitenste vezelig pericardium stabiliseert de positie van het hart en de
daarmee verbonden bloedvaten binnen het mediastinum.
 Het binnenste sereus pericardium is een tweelagige membraan dat bestaat uit
o De pariëtale laag bekleedt de pericardiale zak.
o De viscerale laag (epicardium) bekleedt het oppervlak van het hart.
o De pericardiale ruimte bevat pericardiale vloeistof die werkt als glijmiddel
en vermindert de wrijving tussen de tegen elkaar gelegen oppervlakken.

De twee atria hebben betrekkelijk dunne, gespierde wanden en kunnen zich sterk
uitrekken. Als ze niet met bloed gevuld zijn, lopen de atria leeg en vormen ze een
kronkelige flap, dit rekbare verlengstuk van een atrium wordt een auricula genoemd.

 De ventrale interventriculaire groeve en de dorsale interventriculaire groeve
(ondiep) markeren de grens tussen het linker en het rechterventrikel.
 De atrioventriculaire groeve (diep) markeert de grens tussen de atria en de
ventrikels.

Deze groeven bevatten meestal een aanzienlijke hoeveelheid vetweefsel en belangrijke
arteriën en venen die bloed naar de hartspier voeren.

De grote vaten zijn verbonden met het bovenste uiteinde van het hart, de basis. Het
onderste, puntige uiteinde van het hart is de apex.

De wand van het hart bevat drie duidelijk herkenbare lagen (zie figuur 12-4):

 Een buitenste laag (epicardium of viscerale pericardium).
 Een middelste laag (myocardium of myocard): het spierweefsel van het myocard
zit gewikkeld rond het hart, hierdoor ontstaat er een stuwende en draaiende
samentrekking die het pomprendenment van het hart verhoogt.
 Een binnenste laag (endocardium of endocard): het endocard bestaat uit een
enkelvoudig plaveiselepitheel (endotheel). Het endotheel van het hart loopt door
in het endotheel van de bloedvaten.
$10.17
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
julievancampen

Get to know the seller

Seller avatar
julievancampen Plantijn Hogeschool van de provincie Antwerpen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
2
Member since
7 months
Number of followers
0
Documents
6
Last sold
5 months ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions