Vrij bewegingsspel:
1 Wat is een bewegingsspel?:
Spelen waarbij de klemtoon ligt op bewegen
Geen nieuwe vaardigheden of bewegingsvormen ‘leren’ in een bewegingsspel
Wel: gekende bewegingsvormen op verschillende manieren gebruiken, toepassen
1.1 Kenmerken van bewegingsspelen:
Hoge spelbeleving (betrokkenheid en welbevinden)
Omgaan met vrijheid --> kansen om zelf afspraken te maken in hun spel --> zelfbepaling
Spelen draagt bij tot bewegingsontwikkeling (bewegingsdrang kleuters)
Kleuter past beheerste bewegingsvormen flexibel toe
Kleuter leert per toeval een nieuwe bewegingsvorm
1.2 Structuur van bewegingsspel:
Vrij, gedeeld en gestuurd
De structuur v/h bewegingsspel wordt bepaald door:
Context (beschikbare ruimte, beschikbaar materiaal, tijdstip…)
Beginsituaties van de kleuters
De structuur:
Spelkader
Kernidee of speelkriebel
Regels
1.2.1 Het spelkader (voor vrij, gedeeld en gestuurd):
De situatie waarbinnen gespeeld zal worden
Spelkader bestaat uit:
Spelopzet: het letterlijke en figuurlijke bewegingslandschap
- Letterlijk bewegingslandschap: een combinatie van toestellen en
elementen
- Figuurlijk bewegingslandschap: de vloer is lava, bewegingsparcours
Spelvorm (bewegingsomloop, tikspel, vrij bewegingsspel…)
De manier waarop kleuters kunnen deelnemen: initiatiefnemer, hoofdrolspelers,
medespelers, toeschouwers
1.2.2 Het spelkader bij vrij bewegingsspel:
Spelopzet:
1
, Ruimte: zaal, klas (bewegingshoek), gang, buiten, speelplaats
Tijdstip: geen vastgestelde duur - context onderwijs
Materiaal: 1 soort tot alle mogelijke combinaties
Inkleding “figuurlijk bewegingslandschap”: fantasieaanzet meestal overbodig
(maar kan wel)
Deelnemers:
Initiatiefnemer:
- Kleuter alleen: zelf organisator
- Groepje: vaak 1 kleuter die een leidende rol op zich neemt
Hoofdrolspelers: elk kind spelfiguur in eigen spel/ groep: hoofdrolspelers en bijrol
(bv: de trainer en zijn team)
Medespelers en toeschouwers
1.2.3 Het kernidee = de speelkriebel (voor vrij, gedeeld en gestuurd)
= de essentie v/h spel
“Wat het spel doet spelen”
Lokt het spelgedrag, de spelhandelingen en interacties uit (tussen spelers of tussen
materiaal en spelers)
Mogelijke kernideeën:
Speels genietend herhalen van bewegingsvormen/spelgedrag
Kampend of zichzelf metend spelen
Plezier scheppen in het bewegend vormgeven
1.3 Kernidee en spelregels bij vrij bewegingsspel:
Kernidee:
Ligt vooraf niet vast, afhankelijk v/d kinderen
Spelregels:
Bij vrij bewegingsspel beperkt tot regels in functie van veiligheid en organisatie
Bijvoobeeld:
- Doe elkaar geen pijn. Zorg voor elkaar.
- Afbakening v/d ruimte en het materiaal: waar, waarmee en op welke
manier mag er gespeeld worden (bv: op het klimrek niet hoger dan het
sjaaltje, niet meer dan 2 kleuters op de wipplank)
- Zorg dragen voor materiaal
- Signaal afspreken om terug te verzamelen (wanneer, waar, wat)
2 Van ‘a play’ naar ‘a game’:
Vrij bewegingsspel Gestuurd bewegingsspel
2
1 Wat is een bewegingsspel?:
Spelen waarbij de klemtoon ligt op bewegen
Geen nieuwe vaardigheden of bewegingsvormen ‘leren’ in een bewegingsspel
Wel: gekende bewegingsvormen op verschillende manieren gebruiken, toepassen
1.1 Kenmerken van bewegingsspelen:
Hoge spelbeleving (betrokkenheid en welbevinden)
Omgaan met vrijheid --> kansen om zelf afspraken te maken in hun spel --> zelfbepaling
Spelen draagt bij tot bewegingsontwikkeling (bewegingsdrang kleuters)
Kleuter past beheerste bewegingsvormen flexibel toe
Kleuter leert per toeval een nieuwe bewegingsvorm
1.2 Structuur van bewegingsspel:
Vrij, gedeeld en gestuurd
De structuur v/h bewegingsspel wordt bepaald door:
Context (beschikbare ruimte, beschikbaar materiaal, tijdstip…)
Beginsituaties van de kleuters
De structuur:
Spelkader
Kernidee of speelkriebel
Regels
1.2.1 Het spelkader (voor vrij, gedeeld en gestuurd):
De situatie waarbinnen gespeeld zal worden
Spelkader bestaat uit:
Spelopzet: het letterlijke en figuurlijke bewegingslandschap
- Letterlijk bewegingslandschap: een combinatie van toestellen en
elementen
- Figuurlijk bewegingslandschap: de vloer is lava, bewegingsparcours
Spelvorm (bewegingsomloop, tikspel, vrij bewegingsspel…)
De manier waarop kleuters kunnen deelnemen: initiatiefnemer, hoofdrolspelers,
medespelers, toeschouwers
1.2.2 Het spelkader bij vrij bewegingsspel:
Spelopzet:
1
, Ruimte: zaal, klas (bewegingshoek), gang, buiten, speelplaats
Tijdstip: geen vastgestelde duur - context onderwijs
Materiaal: 1 soort tot alle mogelijke combinaties
Inkleding “figuurlijk bewegingslandschap”: fantasieaanzet meestal overbodig
(maar kan wel)
Deelnemers:
Initiatiefnemer:
- Kleuter alleen: zelf organisator
- Groepje: vaak 1 kleuter die een leidende rol op zich neemt
Hoofdrolspelers: elk kind spelfiguur in eigen spel/ groep: hoofdrolspelers en bijrol
(bv: de trainer en zijn team)
Medespelers en toeschouwers
1.2.3 Het kernidee = de speelkriebel (voor vrij, gedeeld en gestuurd)
= de essentie v/h spel
“Wat het spel doet spelen”
Lokt het spelgedrag, de spelhandelingen en interacties uit (tussen spelers of tussen
materiaal en spelers)
Mogelijke kernideeën:
Speels genietend herhalen van bewegingsvormen/spelgedrag
Kampend of zichzelf metend spelen
Plezier scheppen in het bewegend vormgeven
1.3 Kernidee en spelregels bij vrij bewegingsspel:
Kernidee:
Ligt vooraf niet vast, afhankelijk v/d kinderen
Spelregels:
Bij vrij bewegingsspel beperkt tot regels in functie van veiligheid en organisatie
Bijvoobeeld:
- Doe elkaar geen pijn. Zorg voor elkaar.
- Afbakening v/d ruimte en het materiaal: waar, waarmee en op welke
manier mag er gespeeld worden (bv: op het klimrek niet hoger dan het
sjaaltje, niet meer dan 2 kleuters op de wipplank)
- Zorg dragen voor materiaal
- Signaal afspreken om terug te verzamelen (wanneer, waar, wat)
2 Van ‘a play’ naar ‘a game’:
Vrij bewegingsspel Gestuurd bewegingsspel
2