AFP 5
College 1:
heeft kennis van de algemene psychiatrie zoals staat beschreven in Clijsen e.a hoofdstuk 1 &
2 van leerboek psychiatrie (Koenen & Van Pierre, 2015) en kan ervaringen, voorkennis
benoemen over psychiatrie binnen de werk-les.
verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een zorgvrager en kan
hierbij de verschillende domeinen benoemen voor observatie.
heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld en weet deze toe te passen
binnen casuïstiek (KBS) in de werk-les.
is in staat het ontstaan van afwijkend gedrag te verklaren vanuit het bio psychosociaal model
en kan dit vertalen naar het stress – kwetsbaarheidsmodel. Hierdoor kan de student het
ontstaan en voortduren van afhankelijk gedrag verklaren.
kent het verschil tussen classificeren (DSM) en diagnosticeren. De student kan aangeven wat
DSM classificatie is en wat het doel is van de DSM en wat de voor-en nadelen van de DSM
zijn ( classificatiesysteem voor psychische aandoeningen).
heeft kennis van ontwikkelingspsychologie volgens literatuur.
https://www.gezondheidsuniversiteit.nl/sites/gezondheidsuniversiteit/files/
lesmateriaal_avond_3.pdf
Daly’s
Disability adjusted life years= de uitdrukking van ziektelast door de som van
aantal verkorte levensjaren door ziekte (vroegtijdige sterfte)
ziektejaarequivalenten = verlies aan kwaliteit van leven door ziekte.
Diagnostiek psychiatrie
Klinische diagnostiek klinisch oordeel door onderzoek
Oordelen veranderen in de loop der jaren bijv multiculturele verandering, homofiliteit wordt
tegenwoordig als normaal gezien terwijl vorige eeuw werd het nog als afwijkend gedrag gezien.
Wanneer is gedrag normaal, wanneer afwijkend en wanneer pathologisch?
Automutilatie = verleggen van emotie naar fysieke pijn.
Psychiatrisch onderzoek
Anamnese, heteroanamnese, psychologische tests, neuropsychologisch onderzoek met gebruik van
psychiatrische meetinstrumenten.
Doelen:
vaststellen psychiatrische symptomen en hun beloop op zogenoemde statis mentalis.
Opsporen van oorzaken, lichamelijke oorzaken, erfelijke belasting, sociale factoren en
kwetsbaarheid. Die ertoe bij hebben gedragen dat een psychiatrisch ziektebeeld ontstond, of
die ertoe bijdragen dat het voort bestaat.
, Vaststellen van ernst vd gevolgen van psychiatrische symptomen: de beperkingen en
handicaps voor de patiënt.
Hoofdgroepen
Eerste indrukken
Uiterlijk, verzorgd, stank, gebit, stelt hij zich voor, ziektebesef, ziekte-inzicht, ziektegedrag,
gevoelens en reactie onderzoeker, leeftijd schatting
Cognitieve functies
Aandacht, concentratie, intellectuele functies (decorumverlies) , inprenting en geheugen,
waarneming, denken , zelfbeleving, agnosie.
Affectieve functies
Stemming en affect, expressie, somatische stemmings en angstequivalenten,
pseudoneurologische klachten (niet verklaarbare klachten).
Conatieve functies
Psychomotoriek , mimiek en gestiek (gebaren), spraak, driftleven, wilsleven,
persoonlijkheidstrekken (A vreemd, B dramatisch, C angstig), afweermechanismen (Humor,
alles weglachen), dissociëren ( Wegraken door een trigger uit het verleden, uit de situatie
treden en in een andere situatie stappen).
Persoonlijkheid
Klinisch redeneren psychiatrie
Kijkt verder dan klachten
Samenvoegen van factoren die wel/niet tot de ziektedrempel kunnen leiden.
Kwetsbaarheden worden in beeld gebracht.
,Structuurdiagnose
SSKK = stress , steun, kracht en kwetsbaarheid faliciterend of inhiberend
Balans draagkracht / draaglast.
Bio- psychosociaal model
, Biologische benadering
Psychologische benadering
Sociale benadering
Interacties tussen elkaar in de ontwikkeling van afwijkend gedrag.
Biologisch perspectief
Medisch model
Hersenziekte
Intrede pathologisch anatomisch onderzoek
Monocausaal denken ( psychiatrie uit een oorzaak)
Biologische grondslagen van afwijkend gedrag.
Stoornis heeft lichamelijke oorzaak
Zit in de genen
Lichamelijke oorzaak, behandeling en symptoombestrijding met medicatie.
Psychologisch perspectief
Kreaplin afscheiding psychiatrie en neurologie
Freud psychoanalyse , bewustmaken innerlijke conflicten
Psychodynamische modellen (onbewuste conflicten en motieven als oorzaak van afwijkend
gedrag).
Leer theoretische modellen (invloed van leerervaringen op de ontwikkelingen van afwijkend
gedrag). Bijv angst voor de tandarts, moeder vind het eng dus jij als kind ook.
Cognitieve modellen (verkeerd denken als oorzaak van afwijkend gedrag).
Fouten in bewustzijn en het denken
gebrekkige ontwikkeling als oorzaak afwijkende denkpatronen en gedragingen
bijvoorbeeld: ontstaan depressie door verkeerde hechting met je moeder.
Sociologisch perspectief
Maatschappelijke factoren (armoede, werkloosheid, racisme)
Oog voor resocialisatie de- institutionalisering (aangepast gedrag aan de omgeving, zo
snel mogelijk iemand de deuren uit en iemand thuis behandelen).
College 1:
heeft kennis van de algemene psychiatrie zoals staat beschreven in Clijsen e.a hoofdstuk 1 &
2 van leerboek psychiatrie (Koenen & Van Pierre, 2015) en kan ervaringen, voorkennis
benoemen over psychiatrie binnen de werk-les.
verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een zorgvrager en kan
hierbij de verschillende domeinen benoemen voor observatie.
heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld en weet deze toe te passen
binnen casuïstiek (KBS) in de werk-les.
is in staat het ontstaan van afwijkend gedrag te verklaren vanuit het bio psychosociaal model
en kan dit vertalen naar het stress – kwetsbaarheidsmodel. Hierdoor kan de student het
ontstaan en voortduren van afhankelijk gedrag verklaren.
kent het verschil tussen classificeren (DSM) en diagnosticeren. De student kan aangeven wat
DSM classificatie is en wat het doel is van de DSM en wat de voor-en nadelen van de DSM
zijn ( classificatiesysteem voor psychische aandoeningen).
heeft kennis van ontwikkelingspsychologie volgens literatuur.
https://www.gezondheidsuniversiteit.nl/sites/gezondheidsuniversiteit/files/
lesmateriaal_avond_3.pdf
Daly’s
Disability adjusted life years= de uitdrukking van ziektelast door de som van
aantal verkorte levensjaren door ziekte (vroegtijdige sterfte)
ziektejaarequivalenten = verlies aan kwaliteit van leven door ziekte.
Diagnostiek psychiatrie
Klinische diagnostiek klinisch oordeel door onderzoek
Oordelen veranderen in de loop der jaren bijv multiculturele verandering, homofiliteit wordt
tegenwoordig als normaal gezien terwijl vorige eeuw werd het nog als afwijkend gedrag gezien.
Wanneer is gedrag normaal, wanneer afwijkend en wanneer pathologisch?
Automutilatie = verleggen van emotie naar fysieke pijn.
Psychiatrisch onderzoek
Anamnese, heteroanamnese, psychologische tests, neuropsychologisch onderzoek met gebruik van
psychiatrische meetinstrumenten.
Doelen:
vaststellen psychiatrische symptomen en hun beloop op zogenoemde statis mentalis.
Opsporen van oorzaken, lichamelijke oorzaken, erfelijke belasting, sociale factoren en
kwetsbaarheid. Die ertoe bij hebben gedragen dat een psychiatrisch ziektebeeld ontstond, of
die ertoe bijdragen dat het voort bestaat.
, Vaststellen van ernst vd gevolgen van psychiatrische symptomen: de beperkingen en
handicaps voor de patiënt.
Hoofdgroepen
Eerste indrukken
Uiterlijk, verzorgd, stank, gebit, stelt hij zich voor, ziektebesef, ziekte-inzicht, ziektegedrag,
gevoelens en reactie onderzoeker, leeftijd schatting
Cognitieve functies
Aandacht, concentratie, intellectuele functies (decorumverlies) , inprenting en geheugen,
waarneming, denken , zelfbeleving, agnosie.
Affectieve functies
Stemming en affect, expressie, somatische stemmings en angstequivalenten,
pseudoneurologische klachten (niet verklaarbare klachten).
Conatieve functies
Psychomotoriek , mimiek en gestiek (gebaren), spraak, driftleven, wilsleven,
persoonlijkheidstrekken (A vreemd, B dramatisch, C angstig), afweermechanismen (Humor,
alles weglachen), dissociëren ( Wegraken door een trigger uit het verleden, uit de situatie
treden en in een andere situatie stappen).
Persoonlijkheid
Klinisch redeneren psychiatrie
Kijkt verder dan klachten
Samenvoegen van factoren die wel/niet tot de ziektedrempel kunnen leiden.
Kwetsbaarheden worden in beeld gebracht.
,Structuurdiagnose
SSKK = stress , steun, kracht en kwetsbaarheid faliciterend of inhiberend
Balans draagkracht / draaglast.
Bio- psychosociaal model
, Biologische benadering
Psychologische benadering
Sociale benadering
Interacties tussen elkaar in de ontwikkeling van afwijkend gedrag.
Biologisch perspectief
Medisch model
Hersenziekte
Intrede pathologisch anatomisch onderzoek
Monocausaal denken ( psychiatrie uit een oorzaak)
Biologische grondslagen van afwijkend gedrag.
Stoornis heeft lichamelijke oorzaak
Zit in de genen
Lichamelijke oorzaak, behandeling en symptoombestrijding met medicatie.
Psychologisch perspectief
Kreaplin afscheiding psychiatrie en neurologie
Freud psychoanalyse , bewustmaken innerlijke conflicten
Psychodynamische modellen (onbewuste conflicten en motieven als oorzaak van afwijkend
gedrag).
Leer theoretische modellen (invloed van leerervaringen op de ontwikkelingen van afwijkend
gedrag). Bijv angst voor de tandarts, moeder vind het eng dus jij als kind ook.
Cognitieve modellen (verkeerd denken als oorzaak van afwijkend gedrag).
Fouten in bewustzijn en het denken
gebrekkige ontwikkeling als oorzaak afwijkende denkpatronen en gedragingen
bijvoorbeeld: ontstaan depressie door verkeerde hechting met je moeder.
Sociologisch perspectief
Maatschappelijke factoren (armoede, werkloosheid, racisme)
Oog voor resocialisatie de- institutionalisering (aangepast gedrag aan de omgeving, zo
snel mogelijk iemand de deuren uit en iemand thuis behandelen).