Blok 1.2 Anatomie in Vivo
Os scapula
Tuberculum infraglenoidale – aanhechting m. triceps brachii caput longem
Tuberculum supraglenoidale – ***
Acromion – Laterale uitsteeksel van de spina scapula, aan de bovenkant van de schouder.
Gewricht met de clavicula.
Processus coracoideus – uitsteeksel te voelen aan de voorkant van de schouder, onder de
clavicula. Pijnlijk als het gepalpeerd wordt.
Margo superior – Bovenste rand scapula
Angulus superior – Hoek van de scapula aan de mediale bovenkant
Fossa subscapularis – botoppervlak aan de binnenkant van de scapula (kant die over de
ribben ligt)
Margo medialis – Mediale rand van de scapula
Angulus inferior – Onderste hoek van de scapula
Margo lateralis – Laterale rand van de scapula
Cavitas glenoidalis – Gewrichtsvlak met humerus
Spina scapula – Rand op de scapula, goed te voelen aan de achterkant schouder/rug, loopt
schuin van het acromion tot de margo medialis.
Fossa infraspinatus – Botoppervlak aan de onderkant van de spina scapula
Fossa supraspinatus – Botoppervlak aan de bovenkant van de spina scapula
Os sternum
Incisura jugularis – Kuiltje voor in de hals
Incisura clavicularis – Aanhechtingsplek/gewrichtsvlak clavicula
Manubrium sterni – ‘Handvat’ van het sternum, bovenste vierhoekige
deel, zitten de 1e ribben aan vast
Angulus sterni – Scheiding tussen heb manibrium en corpus,
gewrichtsvlak 2e ribben
Corpus sterni – Gewrichtsvlakken voor ribben 3 t/m 7
Processus xhipoideus – Zwaardvormig aanhangsel, onderste punt van het
sternum, kraakbeen
,Os clavicula
Extremitas acromialis – gewrichtsvlak met scapula
(acromion) AC-gewricht, lateraal uiteinde.
Corpus claviculae –
Extremitas sternalis – gewrichtsvlak met sternum, SC-gewricht mediaal uiteinde.
Os humerus
Tuberculum majus – lateraal
Tuberculum minus – mediaal
Sulcus intertubercularis – groeve, loopt de
pees van de lange kop van de biceps
doorheen.
Caput humeri – Kop van de humerus, valt in
de kom van de scapula, cavitas glenoidale
Tuberositas deltoidea – aanhechtingspunt m.
deltoideus
Epicondylus lateralis – zijkant elleboog
lateraal
Epicondylus medialis – zijkant elleboog
mediaal
Crista supracondylaris medialis
Os ulna en Os radius
Olecranon – elleboog punt
Caput radius – kop van de radius, gewrichtsvlak met ulna
Processus styloisdeus radii – bobbel op de pols, kant van de duim
Proccessus styloideus ulnae – bobbel op de pols, kant van de pink
Fossa olecrani
Tuberculum van Lister/doralis – bobbel in het midden van de pols
Ulna kun je helemaal voelen, radius een derde tot half
1e, 2e en 7e t/m 10e rib
***
, Os Occiput
Os occiputale – Ligt op het achterhoofd
Os Carpale
‘Some lovers try positions, that they cannot
handle’
Proximale rij :
Scaphoid – Zit in de diepte in de snuifdoos van de duim. Scaphoid kun je transleren ten
opzichte van het lunatum. Scaphoid beetpakken en lunatum en heen en weer bewegen.
Lunatum – Zie hierboven ^
Triquetum – Kun je niet zoveel mee
Pisiforme – Uitsteeksel in de pinkmuis net boven de pols
Distale rij :
Trapezoideum –
Trapezium – Zit tegen metacarpalen 1 van de duim
Capitatum – Middelvinger naar beneden volgen, over
metacarpalen, dan duik je in een kuiltje -> capitatum
Hamatum – Vanaf capitatum naar ulnair, net boven pisiforme,
hard in drukken en dan voelbaar
Metacarpalen kun je ten opzichte van elkaar bewegen, transleren.
Falanxen zitten in de vingers, vingers hebben er 3. PIP, proximaal interphalangiaal gewricht
en een DIP, distaal interphalangiaal gewricht. Duim heeft maar twee falanxen. Duim heeft
Os scapula
Tuberculum infraglenoidale – aanhechting m. triceps brachii caput longem
Tuberculum supraglenoidale – ***
Acromion – Laterale uitsteeksel van de spina scapula, aan de bovenkant van de schouder.
Gewricht met de clavicula.
Processus coracoideus – uitsteeksel te voelen aan de voorkant van de schouder, onder de
clavicula. Pijnlijk als het gepalpeerd wordt.
Margo superior – Bovenste rand scapula
Angulus superior – Hoek van de scapula aan de mediale bovenkant
Fossa subscapularis – botoppervlak aan de binnenkant van de scapula (kant die over de
ribben ligt)
Margo medialis – Mediale rand van de scapula
Angulus inferior – Onderste hoek van de scapula
Margo lateralis – Laterale rand van de scapula
Cavitas glenoidalis – Gewrichtsvlak met humerus
Spina scapula – Rand op de scapula, goed te voelen aan de achterkant schouder/rug, loopt
schuin van het acromion tot de margo medialis.
Fossa infraspinatus – Botoppervlak aan de onderkant van de spina scapula
Fossa supraspinatus – Botoppervlak aan de bovenkant van de spina scapula
Os sternum
Incisura jugularis – Kuiltje voor in de hals
Incisura clavicularis – Aanhechtingsplek/gewrichtsvlak clavicula
Manubrium sterni – ‘Handvat’ van het sternum, bovenste vierhoekige
deel, zitten de 1e ribben aan vast
Angulus sterni – Scheiding tussen heb manibrium en corpus,
gewrichtsvlak 2e ribben
Corpus sterni – Gewrichtsvlakken voor ribben 3 t/m 7
Processus xhipoideus – Zwaardvormig aanhangsel, onderste punt van het
sternum, kraakbeen
,Os clavicula
Extremitas acromialis – gewrichtsvlak met scapula
(acromion) AC-gewricht, lateraal uiteinde.
Corpus claviculae –
Extremitas sternalis – gewrichtsvlak met sternum, SC-gewricht mediaal uiteinde.
Os humerus
Tuberculum majus – lateraal
Tuberculum minus – mediaal
Sulcus intertubercularis – groeve, loopt de
pees van de lange kop van de biceps
doorheen.
Caput humeri – Kop van de humerus, valt in
de kom van de scapula, cavitas glenoidale
Tuberositas deltoidea – aanhechtingspunt m.
deltoideus
Epicondylus lateralis – zijkant elleboog
lateraal
Epicondylus medialis – zijkant elleboog
mediaal
Crista supracondylaris medialis
Os ulna en Os radius
Olecranon – elleboog punt
Caput radius – kop van de radius, gewrichtsvlak met ulna
Processus styloisdeus radii – bobbel op de pols, kant van de duim
Proccessus styloideus ulnae – bobbel op de pols, kant van de pink
Fossa olecrani
Tuberculum van Lister/doralis – bobbel in het midden van de pols
Ulna kun je helemaal voelen, radius een derde tot half
1e, 2e en 7e t/m 10e rib
***
, Os Occiput
Os occiputale – Ligt op het achterhoofd
Os Carpale
‘Some lovers try positions, that they cannot
handle’
Proximale rij :
Scaphoid – Zit in de diepte in de snuifdoos van de duim. Scaphoid kun je transleren ten
opzichte van het lunatum. Scaphoid beetpakken en lunatum en heen en weer bewegen.
Lunatum – Zie hierboven ^
Triquetum – Kun je niet zoveel mee
Pisiforme – Uitsteeksel in de pinkmuis net boven de pols
Distale rij :
Trapezoideum –
Trapezium – Zit tegen metacarpalen 1 van de duim
Capitatum – Middelvinger naar beneden volgen, over
metacarpalen, dan duik je in een kuiltje -> capitatum
Hamatum – Vanaf capitatum naar ulnair, net boven pisiforme,
hard in drukken en dan voelbaar
Metacarpalen kun je ten opzichte van elkaar bewegen, transleren.
Falanxen zitten in de vingers, vingers hebben er 3. PIP, proximaal interphalangiaal gewricht
en een DIP, distaal interphalangiaal gewricht. Duim heeft maar twee falanxen. Duim heeft