UITGEWERKTE CASUSSEN KINDEREN A+B
CASUS 1: MOTORISCHE ONTWIKKELINGSACHTERSTAND
Ouders komen bij de kinderfysiotherapeut met hun zoontje Hidde van 11 maanden oud. Hidde kan nog niet zelf
tot zit komen en los zitten. Hij kan wel zitten als hij steun krijgt bij zijn bekken. Hij verplaatst zich rollend door de
kamer. Ouders maken zich zorgen om zijn ontwikkeling. Het dochtertje van vrienden is even oud en kan al
loslopen. Ouders willen graag weten wat ze kunnen doen om de ontwikkeling te stimuleren. Hun zoontje is
geboren toen hij 36 weken oud was. Er waren verder geen complicaties, hij heeft een goede start gehad. Er zijn
geen andere kinderen in het gezin. Hidde slaapt veel en vraagt weinig om aandacht. Ouders geven aan dat hij
zichzelf goed kan vermaken. Vader is gediagnostiseerd met PDD-nos.
RPS-FORMULIER
Stoornis Activiteit Participatie
Perspectief: Spierkracht Los zitten Leeftijdsgenootjes
patiënt Balans in zit/stand Tot zit komen
Coordinatie Rollend bewegen door
Spiertonus de kamer -> niet
Motorische kunnen lopen
ontwikkeling
Persoonlijke factoren Externe factoren
Perspectief: Jongen, 11 maanden Wordt door ouders vergeleken met
patiënt Geboren met 36 weken andere kinderen
Geen broertjes of zusjes Vader gediognostiseerd met PDD-
Slaapt veel nos
Vraagt weinig om aandacht
ANAMNESE
- Gaat uw kind naar de kinderopvang?
- Zijn er veel prikkels in de thuisomgeving?
- Bewoog uw kind in de eerste maanden veel?
- Heeft u het idee dat het kindje ‘slap’ aanvoelt?
- Speelt het goed met andere kinderen?
,ONDERZOEK
Activiteiten
De activiteiten worden uitgevraagd door een inschatting te maken van de PSK. Aangezien het kind dit zelf niet
kan, vraag je dit aan de ouders. Daarnaast kan er een observatie van de activiteiten gedaan worden
(functionele inspectie).
Spiertonus
Als het kind last heeft van hypertonie (of een chaotische spiertonus) is het lastig om balans te handhaven. De
spieren bieden onvoldoende steun aan de gewrichten om die stabiel te houden. Je test de spiertonus door
passief te bewegen.
Grof motorische ontwikkeling
De balans en coördinatie kan in kaart worden gebracht met de AIMS of de BSID-III. De AIMS brengt de grof
motorische ontwikkeling in kaart, terwijl de BSID-III zich specifiek toespitst op het opsporen van een
ontwikkelingsachterstand.
Spierkracht
Als er sprake is van een verminderde spierkracht is het lastiger om balans/zwaartekracht te handhaven. Door
de Functionele Spierkracht Meting (FSM) kan je functioneel verschillende bewegingen uitvoeren om te kijken of
het kind zelf kracht genereert:
- Buikspieren: pak de baby bij de heupen vast en til hem omhoog. Als het lichaam rechtop blijft, kan je zeggen
dat de buikspieren voldoende kracht hebben.
- Rugspieren: leg de baby op zijn buik en geef hem een bal aan in zijn handen. Als het kind de bal van de grond
kan houden, kan je zeggen dat de rugspieren voldoende kracht hebben.
- Beenspieren: zet de baby recht op zijn voeten, houdt de handen vast en ga samen bukken. Als de baby met de
benen meebeweegt, kan je zeggen dat de beenspieren voldoende kracht hebben.
- Armspieren: leg de baby in rugligging en pak de handjes van de baby vast. Trek hem aan de vingers omhoog.
Als het kindje meewerkt, kan je zeggen dat de armspieren vol- doende kracht hebben.
SMART-BEHANDELDOELEN
Hoofddoel 1: Tot zit komen
Binnen vier maanden is Hidde in staat om tien minuten zelfstandig los te zitten op een vlakke ondergrond door
middel van oefentherapie, gemeten met een verbetering in de AIMS.
Subdoel 1A
Binnen zes weken kan Hidde zelfstandig tot zit komen door middel van oefentherapie, gemeten met een
verbetering in de score van de AIMS.
Hoofddoel 2: Kruipen
Binnen acht weken is Hidde in staat om door de kamer heen te kruipen op een gladde ondergrond door middel
van oefentherapie.
Subdoel 2A
Binnen vier weken is Hidde in staat om zelfstandig op handen en knieën te blijven staan op een vlakke
ondergrond door middel van oefentherapie.
,BEHANDELING
Oefenen van de zitbalans
- Oefenen met steeds minder ondersteuning (in een stoel, tegen de bank, in spreidzit achter de ouders).
- Oefenen met toenemende afleiding (speeltjes, ouders).
- Proberen met toenemende perioden zonder steun te zitten.
Oefenen van de spierkracht
- Hidde op handen en knieën zetten.
- Proberen zoveel mogelijk in zit te doen (bijvoorbeeld aankleden).
Oefenen van het kruipen
- Leg de baby met regelmaat op de buik als hij in de box of op een kleed ligt.
- Leg speeltjes net buiten bereik neer, bijvoorbeeld op een kleine hoogte. Ze worden dan gedwongen op hun
knieën te komen.
Leergesprek
Een leergesprek met daarin uitleg over de normale ontwikkeling en eventuele afwijkingen daarvan. Ook
moeten de ouders geadviseerd worden om Hidde zoveel mogelijk activiteiten te laten doen om hem te
stimuleren.
ACHTERGROND INFORMATIE MET BETREKKING OP DE CASUS
Het is gebruikelijk om de ontwikkeling van de diverse motorische
vaardigheden uit te drukken in mijlpalen. De mijlpalen suggereren
dat de ontwikkeling volgens een vast plan verloopt, dat wil zeggen
dat kinderen op precies dezelfde manier en op precies dezelfde
tijdstippen bepaalde vaardigheden ontwikkelen. Alleen het
basisprogramma van de ontwikkeling staat vast, een
basisprogramma dat bepaalt dat een kind gaat grijpen, rollen,
zitten, staan en lopen. De manier en het tijdstip waarop een kind
bepaalde vaardigheden ontwikkelt, vertoont echter zeer veel
variatie.
Vanaf 6 à 9 maanden leert het kind zich daadwerkelijk naar voren
te verplaatsen. De meeste kinderen gebruiken hiertoe eerst de
tijgersluipgang, waarbij de buik in contact blijft met de onderlaag, terwijl de armen en benen variabel, maar
voldoende gecoördineerd bewegen om een voortbeweging te bewerkstelligen (figuur 4.7). Geleidelijk wordt de
tijgersluipgang vervangen door het meer efficiënte kruipen op handen en knieën, waarbij de buik vrij is van de
onderlaag. Hoe snel het kind overgaat van tijgeren naar kruipen op handen en knieën hangt onder andere af
van de omgeving. Zo is bijvoorbeeld voortbewegen op handen en knieën in de situatie van glad parket minder
noodzakelijk en lastiger dan tijgerend voortbewegen met de buik op de onderlaag. Bij veel kinderen verloopt de
ontwikkeling van het kruipen volgens de standaard- volgorde van bui wriemelen, tijgeren en kruipen op handen
en knieën.
, MEETINSTRUMENTEN
PSK
De PSK wordt toegepast als meetinstrument om de functionele status van de individuele patiënt te bepalen. De
patiënt selecteert de 3 tot 5 belangrijkste klachten op het gebied van fysieke activiteiten. Deze activiteiten
moeten relevant (belangrijk) zijn, de patiënt moet hinder ondervinden bij de uitvoering en de uitvoering moet
regelmatig plaatsvinden (wekelijks).
AIMS (Alberta Infant Motor Scale)
de AIMS is een observatie-instrument waarmee de grof motorische ontwikkeling van zeer jonge kinderen van 0
tot en met 18 maanden kan worden onderzocht. De test bestaat uit 58 items, waarmee de spontane motoriek
in vier verschillende posities beoordeeld kan worden: rugligging, buikligging, zitten en staan. Hierbij wordt
onder andere gekeken naar gewichtsverdeling, houding en bewegingen tegen de zwaartekracht in. Het
belangrijkste doel is het vroegtijdig identificeren van baby’s en dreumesen met een vertraagde dan wel
verstoorde motorische ontwikkeling.
BSID-ll (Bayley Scales of Infant Development-second edition)
De BSID-ll is een norm-referenced test, bedoeld om kinderen (1 tot en met 42 maanden) met een
ontwikkelingsachterstand te identificeren. De BSID-ll bestaat uit drie schalen: een motorische schaal (111
items), een mentale schaal (178 items) en een gedrag observatie schaal (30 items).
CASUS 1: MOTORISCHE ONTWIKKELINGSACHTERSTAND
Ouders komen bij de kinderfysiotherapeut met hun zoontje Hidde van 11 maanden oud. Hidde kan nog niet zelf
tot zit komen en los zitten. Hij kan wel zitten als hij steun krijgt bij zijn bekken. Hij verplaatst zich rollend door de
kamer. Ouders maken zich zorgen om zijn ontwikkeling. Het dochtertje van vrienden is even oud en kan al
loslopen. Ouders willen graag weten wat ze kunnen doen om de ontwikkeling te stimuleren. Hun zoontje is
geboren toen hij 36 weken oud was. Er waren verder geen complicaties, hij heeft een goede start gehad. Er zijn
geen andere kinderen in het gezin. Hidde slaapt veel en vraagt weinig om aandacht. Ouders geven aan dat hij
zichzelf goed kan vermaken. Vader is gediagnostiseerd met PDD-nos.
RPS-FORMULIER
Stoornis Activiteit Participatie
Perspectief: Spierkracht Los zitten Leeftijdsgenootjes
patiënt Balans in zit/stand Tot zit komen
Coordinatie Rollend bewegen door
Spiertonus de kamer -> niet
Motorische kunnen lopen
ontwikkeling
Persoonlijke factoren Externe factoren
Perspectief: Jongen, 11 maanden Wordt door ouders vergeleken met
patiënt Geboren met 36 weken andere kinderen
Geen broertjes of zusjes Vader gediognostiseerd met PDD-
Slaapt veel nos
Vraagt weinig om aandacht
ANAMNESE
- Gaat uw kind naar de kinderopvang?
- Zijn er veel prikkels in de thuisomgeving?
- Bewoog uw kind in de eerste maanden veel?
- Heeft u het idee dat het kindje ‘slap’ aanvoelt?
- Speelt het goed met andere kinderen?
,ONDERZOEK
Activiteiten
De activiteiten worden uitgevraagd door een inschatting te maken van de PSK. Aangezien het kind dit zelf niet
kan, vraag je dit aan de ouders. Daarnaast kan er een observatie van de activiteiten gedaan worden
(functionele inspectie).
Spiertonus
Als het kind last heeft van hypertonie (of een chaotische spiertonus) is het lastig om balans te handhaven. De
spieren bieden onvoldoende steun aan de gewrichten om die stabiel te houden. Je test de spiertonus door
passief te bewegen.
Grof motorische ontwikkeling
De balans en coördinatie kan in kaart worden gebracht met de AIMS of de BSID-III. De AIMS brengt de grof
motorische ontwikkeling in kaart, terwijl de BSID-III zich specifiek toespitst op het opsporen van een
ontwikkelingsachterstand.
Spierkracht
Als er sprake is van een verminderde spierkracht is het lastiger om balans/zwaartekracht te handhaven. Door
de Functionele Spierkracht Meting (FSM) kan je functioneel verschillende bewegingen uitvoeren om te kijken of
het kind zelf kracht genereert:
- Buikspieren: pak de baby bij de heupen vast en til hem omhoog. Als het lichaam rechtop blijft, kan je zeggen
dat de buikspieren voldoende kracht hebben.
- Rugspieren: leg de baby op zijn buik en geef hem een bal aan in zijn handen. Als het kind de bal van de grond
kan houden, kan je zeggen dat de rugspieren voldoende kracht hebben.
- Beenspieren: zet de baby recht op zijn voeten, houdt de handen vast en ga samen bukken. Als de baby met de
benen meebeweegt, kan je zeggen dat de beenspieren voldoende kracht hebben.
- Armspieren: leg de baby in rugligging en pak de handjes van de baby vast. Trek hem aan de vingers omhoog.
Als het kindje meewerkt, kan je zeggen dat de armspieren vol- doende kracht hebben.
SMART-BEHANDELDOELEN
Hoofddoel 1: Tot zit komen
Binnen vier maanden is Hidde in staat om tien minuten zelfstandig los te zitten op een vlakke ondergrond door
middel van oefentherapie, gemeten met een verbetering in de AIMS.
Subdoel 1A
Binnen zes weken kan Hidde zelfstandig tot zit komen door middel van oefentherapie, gemeten met een
verbetering in de score van de AIMS.
Hoofddoel 2: Kruipen
Binnen acht weken is Hidde in staat om door de kamer heen te kruipen op een gladde ondergrond door middel
van oefentherapie.
Subdoel 2A
Binnen vier weken is Hidde in staat om zelfstandig op handen en knieën te blijven staan op een vlakke
ondergrond door middel van oefentherapie.
,BEHANDELING
Oefenen van de zitbalans
- Oefenen met steeds minder ondersteuning (in een stoel, tegen de bank, in spreidzit achter de ouders).
- Oefenen met toenemende afleiding (speeltjes, ouders).
- Proberen met toenemende perioden zonder steun te zitten.
Oefenen van de spierkracht
- Hidde op handen en knieën zetten.
- Proberen zoveel mogelijk in zit te doen (bijvoorbeeld aankleden).
Oefenen van het kruipen
- Leg de baby met regelmaat op de buik als hij in de box of op een kleed ligt.
- Leg speeltjes net buiten bereik neer, bijvoorbeeld op een kleine hoogte. Ze worden dan gedwongen op hun
knieën te komen.
Leergesprek
Een leergesprek met daarin uitleg over de normale ontwikkeling en eventuele afwijkingen daarvan. Ook
moeten de ouders geadviseerd worden om Hidde zoveel mogelijk activiteiten te laten doen om hem te
stimuleren.
ACHTERGROND INFORMATIE MET BETREKKING OP DE CASUS
Het is gebruikelijk om de ontwikkeling van de diverse motorische
vaardigheden uit te drukken in mijlpalen. De mijlpalen suggereren
dat de ontwikkeling volgens een vast plan verloopt, dat wil zeggen
dat kinderen op precies dezelfde manier en op precies dezelfde
tijdstippen bepaalde vaardigheden ontwikkelen. Alleen het
basisprogramma van de ontwikkeling staat vast, een
basisprogramma dat bepaalt dat een kind gaat grijpen, rollen,
zitten, staan en lopen. De manier en het tijdstip waarop een kind
bepaalde vaardigheden ontwikkelt, vertoont echter zeer veel
variatie.
Vanaf 6 à 9 maanden leert het kind zich daadwerkelijk naar voren
te verplaatsen. De meeste kinderen gebruiken hiertoe eerst de
tijgersluipgang, waarbij de buik in contact blijft met de onderlaag, terwijl de armen en benen variabel, maar
voldoende gecoördineerd bewegen om een voortbeweging te bewerkstelligen (figuur 4.7). Geleidelijk wordt de
tijgersluipgang vervangen door het meer efficiënte kruipen op handen en knieën, waarbij de buik vrij is van de
onderlaag. Hoe snel het kind overgaat van tijgeren naar kruipen op handen en knieën hangt onder andere af
van de omgeving. Zo is bijvoorbeeld voortbewegen op handen en knieën in de situatie van glad parket minder
noodzakelijk en lastiger dan tijgerend voortbewegen met de buik op de onderlaag. Bij veel kinderen verloopt de
ontwikkeling van het kruipen volgens de standaard- volgorde van bui wriemelen, tijgeren en kruipen op handen
en knieën.
, MEETINSTRUMENTEN
PSK
De PSK wordt toegepast als meetinstrument om de functionele status van de individuele patiënt te bepalen. De
patiënt selecteert de 3 tot 5 belangrijkste klachten op het gebied van fysieke activiteiten. Deze activiteiten
moeten relevant (belangrijk) zijn, de patiënt moet hinder ondervinden bij de uitvoering en de uitvoering moet
regelmatig plaatsvinden (wekelijks).
AIMS (Alberta Infant Motor Scale)
de AIMS is een observatie-instrument waarmee de grof motorische ontwikkeling van zeer jonge kinderen van 0
tot en met 18 maanden kan worden onderzocht. De test bestaat uit 58 items, waarmee de spontane motoriek
in vier verschillende posities beoordeeld kan worden: rugligging, buikligging, zitten en staan. Hierbij wordt
onder andere gekeken naar gewichtsverdeling, houding en bewegingen tegen de zwaartekracht in. Het
belangrijkste doel is het vroegtijdig identificeren van baby’s en dreumesen met een vertraagde dan wel
verstoorde motorische ontwikkeling.
BSID-ll (Bayley Scales of Infant Development-second edition)
De BSID-ll is een norm-referenced test, bedoeld om kinderen (1 tot en met 42 maanden) met een
ontwikkelingsachterstand te identificeren. De BSID-ll bestaat uit drie schalen: een motorische schaal (111
items), een mentale schaal (178 items) en een gedrag observatie schaal (30 items).