Juridische argumentatieleer
Inleiding
• Redeneren: aaneenschakelen van beweringen, waarbij één bewering (conclusie)
wordt afgeleid uit één of meerdere andere beweringen (premisse(n))
o Binnen 1 pers. (= monoloog)
o ‘goede’ redenering = geldige redenering
▪ Zuiver formeel criterium: op terechte manier van premissen tot
bepaalde conclusie komen
▪ !!! premissen moeten NIET gebaseerd zijn op waarheid om geldig te
redeneren
• Argumenteren: gericht op overtuigen
o Tussen min. 2 personen (= dialoog)
o ‘goed’ argument = deugdelijk argument
▪ Voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen
▪ Hebben geen absoluut waarheidsgehalte & er is geen vaststaand
formeel criterium voor ‘geldig’ argument (wel theorieën over welke
arg. inhoudelijk meest overtuigen)
• Redeneren ≠ argumenteren
o Redenering: geldig / ongeldig, argument: deugdelijk / ondeugdelijk
o Geldige redenering vaak basis voor deugdelijk argument!
• Juridisch argumenteren: argumenteren in specifieke context met eigen regels,
gebruiken & vakterminologie
,Deel 1: Redeneren
Titel 1: Cognitieve achtergrond
H1: De mens als dier met sterke cognitieve capaciteiten
• Evolutionaire wortels
o Triune brain (= drievuldig brein): opgebouwd uit 3 lagen, waarin je
ontstaansgeschiedenis ziet.
▪ Oudste laag = reptielachtig brein
➔ vroege evolutionaire tijden, bij primitieve diersoorten
➔ ‘slechte kant’ van mens (obsessief, paranoïde… gedrag)
▪ 2 laag = oude zoogdierenbrein
e
➔ meer geavanceerde functies, bij zoogdieren die het vroegst zijn
ontstaan
➔ emoties, drijfveren & motivatie, geur, tijdsbesef,
kennisverwerving en geheugen
▪ nieuwste laag = recente zoogdierenbrein
➔ bevat cognitieve functies waarover enkel mens beschikt
➔ bijzondere cognitieve functies (menselijke creativiteit & abstract
redeneervermogen)
➔ ong. 2/3 vd hersenmassa (mens)
➔ 2 helften (links: controleert rechterkant lichaam, rationeel &
verbaal. rechts: controleert linkerkant lichaam, abstract,
muzikaal & artistiek)
MAAR niet wetenschappelijk nauwkeurig!!!
Mens & dier verschillen niet zo veel van elkaar, dieren
soms zelfs ‘verstandiger’! (vb: chimpansees kunnen
beter samenwerken + beter kortetermijngeheugen)
‘Humans’ vs ‘Econs’
→ Humans: echte mensen met verschillende lagen, de
diepere lagen kunnen met ons op de loop gaan
→ Econs: in controle van gedrag, handelen altijd
rationeel (we denken graag dat we dit zijn)
Idee van mens als ‘Econ’ zeer invloedrijk in het recht: vb
contractenrecht
o Gevolg: mens neemt geen beslissingen ‘in het ijle’ → mens is
manipuleerbaar!
▪ er kan op onze emoties & basale behoeften worden ingespeeld
▪ mens wordt vaak gemanipuleerd (bv: reclames)
, ▪ niet altijd ten kwade, ook ten goede!
▪ ‘nudging’ = mens aansporen om bepaalde dingen te doen zonder zich
ervan bewust te zijn (vb: broodlucht verspreiden in bakkerijafdeling van
supermarkt)
H2: Systeem 1- en Systeem 2-denken
• Systeem 1: snel & intuïtief
o Automatische piloot
o Weinig tot geen inspanning
o vb: antwoorden op vraag ‘hoeveel is 2+2?’
o NIET emoties, je hebt het gedrag zo eigen gemaakt dat je automatisch gaat
stellen (door oefening / inslijting)
o mogelijks denkfouten
• Systeem 2: traag & rationeel
o Bewust activeren
o Vraagt inspanning
o vb: belastingbrief invullen
o NIET rede
• S2 → S1
o Inslijting (rol van ervaring)
▪ door studie, oefening & herhaling kan iets van S2 → S1.
▪ vb: jonge peuter moet focussen om stappen te zetten, terwijl dit bij
volwassene geen enkele cognitieve inspanning kost
▪ vb: huisarts in begin veel inspanning bij consultaties, maar na alles veel
gezien & gedaan, kosten de consultaties minder/geen inspanning meer
▪ nadeel: ‘curse of knowledge’ = wanneer kennis vanzelfsprekend is
(geworden), is deze vaak moeilijker over te dragen (want jij hebt dat in
S1 terwijl anderen S2 nog moeten activeren) → vb: ouders leren
kinderen autorijden
• Cognitieve vaardigheden lang ongewijzigd, maar nu meer behoefte om complexe
redeneertaken uit te voeren (SL: complexer, mensen raken verloren & activeren S2
minder)
o OPGELET: S1 neiging om willekeurige info in 1 coherent verhaal te plaatsen
(zonder dat S2 actief nadenkt of dat wel klopt)
▪ complottheorieën
o S2 activeren! (kritisch nadenken)
▪ Coherent verhaal S1 strookt niet altijd met waarheid → kritisch
nadenken belangrijk!
, H3: Het brein als verbandenleggende machine
• Brein legt verbanden in S1
o vb: pootafdruk in sneeuw → hond
o vb: vuur = rood en vuur = gevaarlijk → verbodsbord = rood → geassocieerd
met vuur en dus met gevaar
• S1: spontaan verbanden tussen allerlei soorten info (drang naar samenhang DUS
negeert toeval & logica)
o vb: Piet ging skiën. Hij brak een been.
▪ 90% ziet causaal verband tussen de 2 zinnen (S1 legt ze
automatisch in verband en maakt een coherent verhaal)
o Voordeel: coherent kader
o Nadeel: vaak niet correct (onjuiste verbanden + drang coherentie →
complottheorieën), vb: 5G maakt mensen vatbaar voor corona
o Conceptverruiming door verminderde blootstelling
▪ onderzoek: duizend stippen (tinten blauw & paars) getoond aan 2
groepen (moeten oordelen of elke stip blauw is of niet), iedereen
kreeg bij eerste 200 stippen even veel blauw als paars te zien, bij
groep 1 bleef de verhouding nadien gelijk, bij groep 2 werden het
aantal blauwe stippen verminderd. Op het einde werden aan beide
groepen dezelfde 200 stippen voorgelegd. Groep 1 was kritischer
over wat blauw was, aangezien ze al veel blauw hadden gezien. Bij
groep 2 was het concept van ‘blauw’ verruimd, en ze ook paarse
tinten als blauw benoemden, omdat ze weinig blauw hadden
gezien hiervoor.
▪ vb: gevaar
• S2: actieve controle verbanden
• 4 centrale verbanden
1) Voorwaardelijke verbanden (als… dan…): bepaalde zin of uitspraak
(= propositie) vormt voorwaarde voor andere propositie
→ als ene propositie waar is, de andere ook
→ vb: Als het 15u is, dan begint de les.
2) Metonymie (via-verbanden): een conceptuele entiteit (vehikelentiteit) wordt
gebruikt om mentale toegang te krijgen tot een andere conceptuele entiteit
(doelentiteit), die tot hetzelfde conceptueel domein behoren
= ‘mentale shortcut’
→ vb: Ik lees graag Shakespeare (‘Shakespeare’ wordt gebruikt om mentaal
toegang te krijgen tot ‘zijn werken’)
→ vaak voorkomend: deel staat voor geheel (de bel van je fiets is stuk, dus je
zegt dat je fiets stuk is), gevolg staat voor oorzaak (een warme trui, de trui is
niet warm, maar zorgt ervoor dat jij het warm krijgt)