(Boek: Inleiding in de Pedagogiek (Annemarie Becker)
Beantwoord de onderstaande stellingen met 'Waar' of 'Niet waar'. De
juiste antwoorden vind je achteraan in het document.
• Socialisatie is het proces waarbij een kind leert functioneren in de
samenleving.
• Een autoritaire opvoedingsstijl stimuleert zelfvertrouwen en zelfstandigheid
bij het kind.
• Een kluwengezin biedt veel ruimte voor het kind om zich los te maken van
het gezin.
• Draagkracht verwijst naar beschermende factoren zoals veerkracht en
sociale steun.
• In een bevelshuishouden is er veel ruimte voor discussie tussen ouder en
kind.
• Een verwaarlozende opvoedingsstijl gaat gepaard met weinig
betrokkenheid en toezicht.
• Zelfredzaamheid betekent dat een kind verantwoorde keuzes kan maken
en verantwoordelijkheid leert nemen.
• In een loszandgezin is sprake van sterke gezinscohesie en betrokkenheid.
• Pedagogisch besef houdt in dat een ouder weet wat het kind nodig heeft in
zijn ontwikkeling.
• Een onderhandelingshuishouden komt vooral voor in autoritaire gezinnen.
• Opvoeding is alleen het aanleren van regels en straffen van ongewenst
gedrag.
• Grenzen stellen is belangrijk voor het creëren van veiligheid en structuur in
de opvoeding.
• Een subjectief-individualistische oriëntatie houdt geen rekening met de
uniciteit van het kind.
• Een interactieve oriëntatie zoekt balans tussen de behoeften van ouder en
kind.
, • Bij een externe locus of control voelt een ouder zich vaak machteloos over
opvoedsituaties.
• Materiële opvoeding gaat over de emotionele steun die een kind ontvangt.
• Emotionele opvoeding draagt bij aan een positief zelfbeeld van het kind.
• Pedagogisch erfgoed verwijst naar de waarden en normen die ouders
vanuit hun opvoeding meenemen.
• In een verwaarlozend gezin ontbreekt toezicht, betrokkenheid en structuur.
• Sociale ontwikkeling houdt in dat een kind leert omgaan met zijn eigen
gevoelens.
• Een kind leert in het gezin de eerste omgangsvormen en waarden aan.
• De adolescentiefase is vooral gericht op het leren lopen en praten.
• In de schoolfase ontwikkelt het kind logica en leert het zaken in verband
brengen.
• Het balansmodel van Bakker is gericht op het evenwicht tussen controle en
autonomie.
• Restrictieve controle beperkt de autonomie van het kind.
• Een kind dat veilig gehecht is, durft de wereld te verkennen.
• De opvoedingsrelatie is alleen effectief als het kind gehoorzaamt aan de
ouder.
• Een harmonisch gezin biedt warmte, betrokkenheid en veiligheid.
• Technologische ontwikkelingen hebben zowel positieve als negatieve
invloed op opvoeding.
• Een opvoedingsdoel is bijvoorbeeld: het kind leren gehoorzamen aan elke
volwassene.
• Een identificatiefiguur speelt een belangrijke rol bij internalisatie.
• Bij internalisatie maakt het kind zich waarden en gedragingen eigen.
• Een verwaarlozende opvoedingsstijl leidt vaak tot impulsief en onzeker
gedrag.
• In een onderhandelingshuishouden leert het kind omgaan met conflicten.
• De school draagt bij aan het emancipatieproces van het kind.