Samenvatting Hoofdstuk 2: Steden
Woordenlijst paragraaf 2.1: Steden worden steeds belangrijker
Hoofdstad Belangrijkste stad, waar meestal de regering zetelt
Landelijk gebied Gebied met een lage bevolkings- en bebouwingsdichtheid en
weinig variatie in voorzieningen.
Megastad Stad met meer dan 10 miljoen inwoners
Stedelijk gebied Gebied met een hoge bevolkings- en bebouwingsdichtheid en
een grote variatie in welvaart en voorzieningen.
Urbanisatie Verstedelijking, proces waarbij mensen vanuit het landelijk
gebied naar de stad verhuizen.
Verstedelijkingsgraad Percentage van de bevolking dat in steden woont.
Verstedelijkingstempo Percentage waarmee de bevolking in steden jaarlijks
toeneemt.
Wereldstad Stad die wereldwijd zeer belangrijk is.
Leerdoelen paragraaf 2.1: Steden worden steeds belangrijker
1. Verschillen tussen een stad of stedelijk gebied en landelijk gebied
Een stad of stedelijk gebied kenmerkt zich door:
• Hoge bevolkings- en bebouwingsdichtheid: Veel mensen wonen dicht op elkaar, vaak
in hoogbouw.
• Grote variatie in voorzieningen: Denk aan winkels, scholen, ziekenhuizen, cultuur, en
werkgelegenheid. Alles is compact en nabij.
• Diversiteit in welvaart en cultuur: In stedelijke gebieden zijn vaak zowel rijke als arme
wijken, en er zijn veel opleidingsmogelijkheden.
In tegenstelling hiermee is een landelijk gebied:
• Minder dicht bevolkt, met uitgestrekte landschappen en vaak meer ruimte.
• Het heeft beperkte voorzieningen, zoals kleinere scholen of dorpswinkels.
• Veel landelijke gebieden ervaren bevolkingskrimp door migratie naar steden, terwijl
andere delen verstedelijken door de groei van steden.
2. Het verband tussen welvaart en verstedelijking
• In rijke landen is de urbanisatie al grotendeels voltooid. Hier woont 80-90% van de
bevolking in steden. Dit komt doordat de industrialisatie, die verstedelijking stimuleert,
in deze landen al rond 1880 plaatsvond. Nu is het verstedelijkingstempo laag, omdat de
stedelijke bevolking nauwelijks meer groeit.
• In armere landen (Afrika en Azië) begon de industrialisatie veel later, rond 1970. Hier is
het verstedelijkingstempo hoog: steeds meer mensen trekken naar steden, vaak op zoek
Hoofdstuk 2: Steden
, BuiteNLand Leerjaar 2 HAVO/VWO
naar betere kansen. Dit komt deels door een vestigingsoverschot (migratie naar steden)
en deels door een geboorteoverschot in steden.
Conclusie: welvarender landen hebben een hogere urbanisatiegraad, maar hun groei in
stedelijke bevolking is minimaal. Minder welvarende landen hebben een lagere
urbanisatiegraad, maar een hoog verstedelijkingstempo.
3. Het verschil tussen wereld-, mega- en hoofdsteden
• Hoofdsteden: Dit zijn politieke centra waar de regering van een land zetelt. Ze zijn niet
altijd de grootste stad (bijvoorbeeld Canberra in Australië).
• Megasteden: Deze hebben meer dan 10 miljoen inwoners. Voorbeelden zijn Los
Angeles, Mumbai en Jakarta. Megasteden liggen vaak in sterk verstedelijkte gebieden
waar steden in elkaar overlopen.
• Wereldsteden (global cities): Dit zijn niet alleen grote steden, maar ze hebben ook
wereldwijde invloed op economie, politiek en cultuur. Voorbeelden zijn New York, Tokyo
en Londen. Wereldsteden functioneren als hubs voor transport, handel en informatie-
uitwisseling (zoals havens, luchthavens en internet).
Kortom, niet alle hoofdsteden zijn wereldsteden, en niet alle wereldsteden zijn megasteden.
Wereldsteden hebben echter een unieke economische en culturele impact op globaal niveau.
Hoofdstuk 2: Steden