Werk- les 5
Leerdoelen;
1. Benoemt de meest voorkomende patiëntencategorieën en
medicijngroepen op de IC.
2. Omschrijft de op een IC aanwezige apparatuur en metingen.
3. Kent de symptomen, risico’s en behandeling van MOF.
4. Kent indicaties voor intubatie en de verpleegkundige aandachtspunten bij
een geïntubeerde.
5. Beheerst de basis van het analyseren van een bloedgas.
Opdracht 1
1A. Er bestaan verschillende IC’s zowel in niveau als in specialisme.
Welke kun jij vinden?
• Niveau 1: basisvoorziening
• Niveau 2: gericht op ernstige ziekten waar continue beschikbaarheid/
aanwezigheid van
Gespecialiseerde verpleegkundige en intensivisten noodzakelijk is.
• Niveau 3: hooggespecialiseerde zorg → gericht op zeer gecompliceerde en
ernstige ziekten, bij wie tegelijkertijd meerdere vitale functies verstoord zijn,
waarvoor continue beschikbaarheid en/of aanwezigheid van gespecialiseerde
verpleegkundigen en intensivisten noodzakelijk is
Specialisaties;
• PICU: Pedicatrische ICU → kinder intensive care. Op deze afdeling worden
kinderen van 0 tot 16 jaar opgenomen die extra veel medische en
verpleegkundige zorg nodig hebben.
• NICU: Neonatologische ICU→ voor te vroeg geboren kinderen, gespecialiseerde
zorg die opgeleid tot kindermedici. Intensieve zorg voor vroeggeboren en ernstig
zieke pasgeborenen. De zorg voor deze kinderen kent 3 soorten: medium care,
high care en intensive care.
1B. Welke patiëntencategorieën komen in aanmerking voor de IC?
Categorie 1:
• Patiënten met een levensbedreigend, potentieel reversibel falen van vitale
functies.
, • Patiënten met 2 of meer acuut disfunctionerende orgaansystemen met risico
op het ontstaan van een levensbedreigende situatie.
Categorie 2:
• Patiënten met een manifest disfunctioneren of falen van één of meer
orgaansystemen die in een stabiele toestand elders in het ziekenhuis verblijven
op een plaats waar een adequate eerste behandeling kortdurend kan
plaatsvinden (eerstehulpafdeling, operatiekamer)
• Patiënten met een chronisch onderliggend lijden, hetgeen hen in de dagelijkse
activiteiten beperkt, met een dreigende stoornis van de vitale respiratoire of
circulatoire functie
• Patiënten die in een stabiele toestand verkeren waar deze toestand echter in
korte tijd kan overgaan in het falen/disfunctioneren van de respiratoire en of
circulatoire functie zoals bijvoorbeeld ten gevolge van een intoxicatie.
Categorie 3:
• Postoperatieve patiënten die ten gevolge van de aard en/of duur van de
ingreep mechanische beademing en/of intensieve bewaking en/of behandeling
behoeven
• Patiënten met stabiele disfunctie van twee of meer orgaansystemen
veroorzaakt door een niet preexistent lijden op een algemene verpleegafdeling
• Patiënten met een disfunctionerend orgaansysteem waarbij intensieve
(hemodynamische) bewaking een bijdrage levert aan de diagnostiek en
behandeling. Kan ook op de CCU indien primair cardiaal probleem.
• Patiënten die (circulatoir) geoptimaliseerd worden voor een electieve
chirurgische ingreep
1C. Op een IC zijn een aantal boxen met sluizen ingericht voor
isolatiemaatregelen. We onderscheiden verschillende vormen van
isolatie: Aerogene isolatie, beschermende isolatie, contactisolatie,
druppelisolatie, druppel-contact isolatie en strikte isolatie. Welke vorm
van isolatie is toegepast bij meneer Verstegen?
- Aerogene isolatie (met sluis): Om overdracht van micro-organismen tussen
patiënten zoveel mogelijk tegen te gaan als normale hygiëne niet voldoende is.
Het vindt dus plaats bij patiënten met ziekten en micro-organismen (bacteriën en
virussen) die zich via de lucht verspreiden. Voorbeeld is tuberculose.
- beschermende isolatie: wordt toegepast bij patiënten met een afweerstoornis
(neutropenie) of bij patiënten die door beschadigde huid barrière een grotere
kans op infectie hebben (bijvoorbeeld brandwonden). Naast de kleding- en
Leerdoelen;
1. Benoemt de meest voorkomende patiëntencategorieën en
medicijngroepen op de IC.
2. Omschrijft de op een IC aanwezige apparatuur en metingen.
3. Kent de symptomen, risico’s en behandeling van MOF.
4. Kent indicaties voor intubatie en de verpleegkundige aandachtspunten bij
een geïntubeerde.
5. Beheerst de basis van het analyseren van een bloedgas.
Opdracht 1
1A. Er bestaan verschillende IC’s zowel in niveau als in specialisme.
Welke kun jij vinden?
• Niveau 1: basisvoorziening
• Niveau 2: gericht op ernstige ziekten waar continue beschikbaarheid/
aanwezigheid van
Gespecialiseerde verpleegkundige en intensivisten noodzakelijk is.
• Niveau 3: hooggespecialiseerde zorg → gericht op zeer gecompliceerde en
ernstige ziekten, bij wie tegelijkertijd meerdere vitale functies verstoord zijn,
waarvoor continue beschikbaarheid en/of aanwezigheid van gespecialiseerde
verpleegkundigen en intensivisten noodzakelijk is
Specialisaties;
• PICU: Pedicatrische ICU → kinder intensive care. Op deze afdeling worden
kinderen van 0 tot 16 jaar opgenomen die extra veel medische en
verpleegkundige zorg nodig hebben.
• NICU: Neonatologische ICU→ voor te vroeg geboren kinderen, gespecialiseerde
zorg die opgeleid tot kindermedici. Intensieve zorg voor vroeggeboren en ernstig
zieke pasgeborenen. De zorg voor deze kinderen kent 3 soorten: medium care,
high care en intensive care.
1B. Welke patiëntencategorieën komen in aanmerking voor de IC?
Categorie 1:
• Patiënten met een levensbedreigend, potentieel reversibel falen van vitale
functies.
, • Patiënten met 2 of meer acuut disfunctionerende orgaansystemen met risico
op het ontstaan van een levensbedreigende situatie.
Categorie 2:
• Patiënten met een manifest disfunctioneren of falen van één of meer
orgaansystemen die in een stabiele toestand elders in het ziekenhuis verblijven
op een plaats waar een adequate eerste behandeling kortdurend kan
plaatsvinden (eerstehulpafdeling, operatiekamer)
• Patiënten met een chronisch onderliggend lijden, hetgeen hen in de dagelijkse
activiteiten beperkt, met een dreigende stoornis van de vitale respiratoire of
circulatoire functie
• Patiënten die in een stabiele toestand verkeren waar deze toestand echter in
korte tijd kan overgaan in het falen/disfunctioneren van de respiratoire en of
circulatoire functie zoals bijvoorbeeld ten gevolge van een intoxicatie.
Categorie 3:
• Postoperatieve patiënten die ten gevolge van de aard en/of duur van de
ingreep mechanische beademing en/of intensieve bewaking en/of behandeling
behoeven
• Patiënten met stabiele disfunctie van twee of meer orgaansystemen
veroorzaakt door een niet preexistent lijden op een algemene verpleegafdeling
• Patiënten met een disfunctionerend orgaansysteem waarbij intensieve
(hemodynamische) bewaking een bijdrage levert aan de diagnostiek en
behandeling. Kan ook op de CCU indien primair cardiaal probleem.
• Patiënten die (circulatoir) geoptimaliseerd worden voor een electieve
chirurgische ingreep
1C. Op een IC zijn een aantal boxen met sluizen ingericht voor
isolatiemaatregelen. We onderscheiden verschillende vormen van
isolatie: Aerogene isolatie, beschermende isolatie, contactisolatie,
druppelisolatie, druppel-contact isolatie en strikte isolatie. Welke vorm
van isolatie is toegepast bij meneer Verstegen?
- Aerogene isolatie (met sluis): Om overdracht van micro-organismen tussen
patiënten zoveel mogelijk tegen te gaan als normale hygiëne niet voldoende is.
Het vindt dus plaats bij patiënten met ziekten en micro-organismen (bacteriën en
virussen) die zich via de lucht verspreiden. Voorbeeld is tuberculose.
- beschermende isolatie: wordt toegepast bij patiënten met een afweerstoornis
(neutropenie) of bij patiënten die door beschadigde huid barrière een grotere
kans op infectie hebben (bijvoorbeeld brandwonden). Naast de kleding- en